Het regelen van nazorg in een zorghotel is niet de taak van een ziekenhuis, ziekenhuis noemde dit als optie, door de cliënt zelf te regelen. De overdracht was goed, klacht is ongegrond.

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Post-operatieve zorg    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 109811

De uitspraak:

In het geschil tussen

Cliënte en Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te Den Haag (verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 28 augustus 2017 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De consument kon, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschijnen. Het ziekenhuis werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam].

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de handelwijze van het ziekenhuis bij het ontslag uit het ziekenhuis na een enkeloperatie.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Op 29 april 2016 heeft de cliënte een gecompliceerde enkelbreuk opgelopen waaraan zij op 9 mei 2016 in het ziekenhuis is geopereerd. Bij de intake op 9 mei 2017 is uitvoerig gesproken over de thuissituatie die nazorg in een zorginstelling nodig maakte. Dit met name omdat de echtgenoot van de cliënte herstellend was van een zware operatie en in afwachting was van een chemokuur en vanwege de steile trap in huis. Op 10 mei 2017, de dag na de operatie, werd aan de cliënte medegedeeld dat ze naar huis mocht en geen indicatie had voor zorg in een zorginstelling. Op eigen initiatief is een plek gevonden in een zorghotel.

De klacht van de cliënte is als volgt samen te vatten:
1) Er werd geweigerd contact op te nemen met de transferverpleegkundige;
2) Er werd geweigerd om enige vorm van overdracht te regelen. Ook naar het zorghotel toe vond geen overdracht plaats;
3) De ontslagpapieren waren niet in orde. Bij het vertrek van de cliënte is aan haar echtgenoot een envelop meegegeven die de ontslagpapieren diende te bevatten, te weten een actueel medicatieoverzicht, een ontslagrecept en een ontslagbrief. Volgens de echtgenoot van de cliënte ontbrak het ontslagrecept. Ook ontbrak de verwijzing voor de fysiotherapeut.

Door het door de cliënte gekozen zorghotel werden wel mogelijkheden aangereikt om gaandeweg de stap naar huis te maken. Zo werden daartoe hulpmiddelen aangereikt. Dit had al vanaf het ziekenhuis moeten gebeuren.

De klachtencommissie van het ziekenhuis heeft de cliënte in het gelijk gesteld, maar de Raad van Bestuur heeft volgens de echtgenoot van de cliënte het oordeel van de eigen klachtencommissie niet overgenomen. De cliënte verlangt een ongeclausuleerde erkenning van de gemaakte fouten en vergoeding van de schade, bestaande uit de zorgkosten in de instelling. De cliënte begroot deze schade op € 2.000,–, bestaande uit onder meer de nota van de zorginstelling ten bedrage van € 1.950,–.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Tijdens het intakegesprek op 9 mei 2016 is met de cliënte gesproken over de zorg na de operatie. De cliënte heeft aangegeven dat zij in verband met een lastige thuissituatie niet naar huis wilde gaan maar elders wilde revalideren. Op 10 mei 2016, na de operatie, heeft de dienstdoende zaalarts op basis van haar bevindingen aangegeven dat de cliënte in principe naar huis kon gaan. Met het oog op de lastige thuissituatie heeft het ziekenhuis getracht de cliënte zo goed mogelijk te informeren over de mogelijkheden tot thuiszorg, een verpleeghuis of een zorghotel. De cliënte en haar echtgenoot stonden echter niet open voor deze informatie en gaven aan dat zij uitsluitend voor een verblijf in een zorghotel wilden kiezen. Het ziekenhuis heeft uitgelegd dat de cliënte en haar echtgenoot zelf een keuze voor het zorghotel moesten maken, waarna het transferteam ingeschakeld zou worden. In dit verband werd het zorghotel Residence Haganum genoemd, maar cliënte en haar echtgenoot gaven aan niet naar dit zorghotel te willen. Zij weigerden verder in gesprek te gaan. Vanwege het onaangename verloop van dit gesprek heeft de verpleegkundige de zaalarts gevraagd dit gesprek over te nemen. Omdat de cliënte en haar echtgenoot ontevreden waren over de gang van zaken, heeft de zaalarts haar uiterste best gedaan om het ontslag zo spoedig en zorgvuldig mogelijk te laten verlopen.

Ten aanzien van de klachtonderdelen brengt het ziekenhuis het volgende naar voren:
1) Er is niet geweigerd contact op te nemen met de transferverpleegkundige. Uit de aantekeningen van de verpleegkundige van 10 mei 2017 blijkt dat dit wel is gedaan;
2) Er is evenmin geweigerd om enige vorm van overdracht te regelen. Er is juist geprobeerd de cliënte en haar echtgenoot zo goed mogelijk te informeren;
3) De verwijzing voor de fysiotherapeut was door een misverstand niet meegegeven. Voor het overige lopen de verklaringen van partijen over de gang van zaken omtrent de ontslaggegevens uiteen en is achteraf is niet meer vast te stellen welke gegevens in de envelop zaten. Wel staat vast dat de dienstdoende arts, toen de echtgenoot van de cliënte dezelfde avond contact opnam met het ziekenhuis en aangaf dat er gegevens ontbraken, meteen actie heeft ondernomen om de gevraagde gegevens alsnog aan te leveren, zodat deze eventuele omissie direct is rechtgezet.

Het ziekenhuis merkt op dat het niet aan het ziekenhuis is om een zorgindicatie op te stellen. Dit dient te gebeuren door de zorgverzekeraar c.q. het zorghotel.

Nadat de echtgenoot van de cliënte zijn onvrede over de gang van zaken heeft geuit heeft de klachtenfunctionaris getracht te bemiddelen. Nadien heeft de echtgenoot van de cliënte zich meerdere malen gewend tot de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Daarop heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de cliënte en haar echtgenote, de klachtenfunctionaris en een lid van de Raad van Bestuur, dat in goede harmonie is afgesloten. Niettemin liet de echtgenoot van de cliënte nadien weten dat het gesprek voor hem niet had geleid tot het beoogde doel en diende hij een klacht in bij de klachtencommissie van het ziekenhuis. Deze heeft in haar uitspraak van 22 februari 2017 de klachten gegrond geacht, waarop het ziekenhuis de nodige maatregelen heeft getroffen. Omdat de echtgenoot van de cliënte ook daarmee niet tevreden was, is deze procedure aanhangig gemaakt.

Het ziekenhuis acht de klacht van de cliënte niet terecht en daarmee ongegrond. Ten aanzien van de verlangde vergoeding van de kosten van het zorghotel brengt het ziekenhuis naar voren dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen nu de echtgenoot van de cliënte zelf een overeenkomst met het zorghotel heeft gesloten en het ziekenhuis daarbij geen partij is.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de communicatie en overdracht door het ziekenhuis op 10 mei 2016, nadat de cliënte na een enkeloperatie op 9 mei 2016 uit het ziekenhuis werd ontslagen. De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. Verder is vereist dat de tekortkoming aan het ziekenhuis kan worden verweten en dat de cliënte door deze tekortkoming schade is toegebracht.

De klacht behelst met name dat volgens de echtgenoot van cliënte op 9 mei 2017 is toegezegd dat via de transferverpleegkundige een herstelplek geregeld kon worden, maar dat hij dit de dag na de operatie zelf heeft moeten regelen. Uit de stukken komt de commissie echter tot de conclusie dat er op 9 mei weliswaar over de mogelijkheden na de operatie is gesproken – thuis herstellen, al dan niet met thuiszorg, of in een verpleegtehuis of zorghotel – maar niet dat is toegezegd dat het ziekenhuis dit zou gaan regelen. In het algemeen geldt dat het ziekenhuis wel de contacten met thuiszorg of een verpleegtehuis kan regelen, maar niet met een zorghotel omdat het op de weg van de patiënt ligt om zelf de overeenkomst met het zorghotel te sluiten. De achtergrond daarvan is dat de kosten van een zorghotel in de regel niet door de zorgverzekering vergoed worden, zodat het ziekenhuis daar verder buiten staat. In het algemeen wordt een zorghotel door de patiënten die daarvoor kiezen, zelf geregeld voordat de operatie heeft plaatsgevonden. Vast staat in dit geval dat de cliënte heeft aangegeven dat zij niet thuis kon revalideren en dat de voorkeur uitging naar een zorghotel. Op grond van hetgeen door partijen naar voren is gebracht kan naar het oordeel van de commissie niet worden vastgesteld dat het ziekenhuis heeft toegezegd overplaatsing naar het zorghotel te regelen. De commissie acht het aannemelijk dat het ziekenhuis deze mogelijkheid heeft genoemd en dat dit door de cliënte als een toezegging is opgevat.

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel is naar het oordeel van de commissie uit de stukken niet gebleken dat er geweigerd is contact op te nemen met de transferverpleegkundige. Uit de door het ziekenhuis overgelegde rapportage blijkt van het tegendeel, de zaalarts wel degelijk telefonisch contact heeft opgenomen met het transferteam om de mogelijkheid van een zorghotel te bespreken en de uitslag van dat gesprek aan de cliënte en haar echtgenoot heeft besproken. De zaalarts heeft het contact met het transferteam echter niet kunnen doorzetten en de begeleiding kunnen overdragen aangezien de echtgenoot van de cliënt in de tussentijd aangaf dat hij zelf een zorghotel ging regelen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel geldt dat het niet op de weg van het ziekenhuis ligt om een zorghotel te regelen en dat de commissie het op grond van de stukken voldoende aannemelijk acht dat het ziekenhuis heeft geprobeerd om de cliënte en haar echtgenoot zo goed mogelijk te informeren. Omdat het ziekenhuis alleen bekend is met het zorghotel Residence Haganum heeft het ziekenhuis dit zorghotel genoemd, waarop de cliënte en haar echtgenoot aangaven dat zij niet voor dat zorghotel wilden kiezen. Voordat het ziekenhuis verder nog iets heeft kunnen regelen, hebben de cliënte en haar echtgenoot aangegeven dat zij zelf het zorghotel zouden gaan regelen en het ziekenhuis wilden verlaten. Dat brengt mee dat aan het ziekenhuis niet te verwijten is dat niet meer aan de overdracht bijgedragen kon worden dan de zaalarts heeft gedaan. Daarbij geldt dat, ook indien meteen in eerste instantie voor Residence Haganum was gekozen, de patiënt zelf voor de overeenkomst met het zorghotel dient zorg te dragen. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.

Ten aanzien van het derde klachtonderdeel heeft de zaalarts aangegeven dat zij zelf heeft gecontroleerd of het medicatieoverzicht, het ontslagrecept en de ontslagbrief in de envelop met de ontslagpapieren zat en deze envelop vervolgens zelf aan de echtgenoot van de cliënte heeft overhandigd. Volgens de echtgenoot van de cliënte ontbrak achteraf het ontslagrecept. Nu de lezingen van partijen uiteen lopen is achteraf niet meer vast te stellen of alle gegevens in de envelop zaten. Nu de lezing van de cliënte niet is komen vast te staan, kan dit klachtonderdeel evenmin gegrond worden geacht. Daarbij is voorts van belang dat de ontbrekende gegevens diezelfde avond zijn nagezonden.

Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van het ziekenhuis is er geen grondslag voor het opleggen van schadevergoeding. De commissie merkt daarbij op dat de kosten van het zorghotel niet als schade kunnen worden aangemerkt nu deze kosten in alle gevallen voor rekening van de cliënte waren gekomen.

Terzijde merkt de commissie op dat zij het positief acht dat de Raad van Bestuur het traject onder de loep heeft genomen en verbeterpunten heeft vastgesteld ten aanzien van het vastleggen van de gesprekken en de communicatie met de patiënt.

Op grond van het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing

Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 28 augustus 2017.