Commissie: Water
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
110680
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de in rekening gebrachte boete wegens het niet opgeven van de meterstanden.
De consument heeft een bedrag van € 112,50 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument maakt bezwaar tegen de opgelegde boete van € 112,50 omdat hij in de jaren 2014, 2015 en 2016 geen watermeterstanden zou hebben doorgegeven. Hij stelt daartoe dat hij niet op de hoogte is gebracht van deze voorwaarde en dat van hem ook niet kan worden verwacht daarvan op de hoogte te zijn. De consument vindt dat de ondernemer zich verschuilt achter zijn procedures en regels. De ondernemer legt eenzijdig een boete op waar hij als klant nimmer mee heeft ingestemd. Verder stelt de consument dat slechts gedurende een zeer beperkte periode per jaar de mogelijkheid bestaat om de meterstanden door te geven. De consument kon wegens omstandigheden geen gehoor geven aan het opgeven van de standen binnen deze beperkte periode. De ondernemer stelt zich niet beschikbaar om gedurende het hele jaar de standen door te geven.
De consument wenst dat de boete wordt geschrapt.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer verwijst voor de verschuldigdheid van de boete naar de Algemene Voorwaarden Drinkwater, de Aansluitvoorwaarden Drinkwater en de Tarievenregeling, die deel uitmaken van de gesloten leveringsovereenkomst. De toepassing van deze voorwaarden is door de consument nimmer betwist. Of de consument van deze voorwaarden en tarievenregeling heeft kennisgenomen is niet relevant.
De consument heeft in december 2016 ook nog een email ontvangen waarin hij nadrukkelijk is gewaarschuwd dat er een boete in rekening zou worden gebracht als hij niet tijdig de meterstand zou doorgeven. Daarna heeft hij begin januari nog een herinneringsmail ontvangen en medio januari nog eens een herinneringsbrief per gewone post.
Al met al heeft de consument ieder jaar (2014, 2015 en 2016) 2 maanden de gelegenheid gehad de meterstanden door te geven. Daarnaast kan de meterstand kosteloos het hele jaar door worden doorgegeven. Hij is ook herhaaldelijk gewaarschuwd voor de boete.
Wij vinden dat wij voldoende inspanningen hebben verricht om de consument ertoe te bewegen zijn meterstanden door te geven. De administratiekosten (boete) voor het niet tijdig aanleveren van de gevraagde meterstanden zijn dan ook op zijn plaats om al deze inspanningen te compenseren. Naast deze kosten leidt het niet doorgeven van de meterstanden veelal ook tot administratieve handelingen ter correctie van de jaarafrekening.
Wij hebben de boete ingevoerd omdat wij het grond van uitspraken van uw commissie niet verstandig vinden om de meterstanden meer dan drie jaren achtereen te schatten. Om die reden willen wij graag minimaal 1 keer per drie jaar een meterstand ontvangen van de klant. In de praktijk is het vaak moeilijk te bewerkstelligen door spontaan bij klanten langs te gaan of concreet een afspraak hiervoor te plannen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de toepasselijke Algemene Voorwaarden Drinkwater wordt de meterstand één keer per jaar door de verbruiker opgenomen en op een door de ondernemer te bepalen wijze en binnen een door de ondernemer aangegeven termijn aan de ondernemer doorgegeven. Daarnaast behoudt de ondernemer het recht om zelf de meterstand op te nemen.
Artikel 14, eerste lid, bepaalt dat de verbruiker voor het in standhouden, uitbreiden of wijzigen van de aansluiting en voor de levering bedragen verschuldigd is volgens de tarievenregeling. Daartoe kunnen ook administratiekosten behoren.
Verder is in artikel 20 een boetebeding opgenomen, waarin is bepaald dat de ondernemer bevoegd is om de verbruiker een boete op te leggen van ten hoogste € 350,– per overtreding, indien de verbruiker toerekenbaar in strijd met het bepaalde in artikel 17 en 18, lid 2, sub a en b en lid 3 van de Algemene Voorwaarden heeft gehandeld.
Artikel 10 van de Tarievenregeling bevat bepalingen over administratiekosten. In artikel 10.5 van die regeling is bepaald dat indien een verbruiker toerekenbaar voor het derde achtereenvolgende jaar geen meterstand heeft doorgegeven en de ondernemer de verbruiker hier via een huisbezoek en/of brief vergeefs op heeft gewezen, een boete van € 112,50 in rekening wordt gebracht.
De commissie stelt vast dat de ondernemer in zijn verweer wisselend spreekt van administratiekosten en van een boete. In de betwiste factuur wordt met zoveel woorden een boete opgelegd. De commissie is echter van oordeel dat voor het vaststellen en opleggen van een boete als bedoeld in artikel 10.5 van de Tarievenregeling geen grondslag kan worden gevonden in de Algemene Voorwaarden. In het boetebeding van artikel 20 van die voorwaarden zijn de overtredingen waarvoor een boete kan worden opgelegd limitatief opgenomen. Het gedurende drie achtereenvolgende jaren toerekenbaar niet doorgeven van de meterstanden behoort daar niet toe. Het opleggen van een boete kan dan ook reeds om die reden geen stand houden wegens strijd met de Algemene Voorwaarden.
Daarenboven overweegt de commissie het navolgende. De ondernemer vindt dat het opleggen van een boete dan wel het in rekening brengen van administratiekosten gerechtvaardigd is om de inspanningen te compenseren voor het tijdig aanleveren van de meterstanden door de consument. Blijkens het verweerschrift doelt de ondernemer daarbij op de kosten die al de verzoeken en herinneringen om de meterstand door te geven met zich brengen, alsmede dat dit veelal leidt tot administratieve handelingen ter correctie van de jaarlijkse afrekening.
Verder wordt aangegeven dat de boete is ingevoerd vanwege het feit dat het voor de ondernemer op grond van uitspraken van de commissie niet verstandig is om de meterstanden meer dan drie jaar achtereenvolgens te schatten. Om die reden wil de ondernemer graag minimaal één keer per drie jaar een meterstand ontvangen van de klant. Daarbij wordt opgemerkt dat dit in de praktijk vaak moeilijk te bewerkstelligen is door spontaan bij klanten langs te gaan of concreet een afspraak hiervoor met hen te plannen.
De ondernemer doelt hier op de vaste jurisprudentie van de commissie met betrekking tot de methode Vink. Die jurisprudentie komt er –in de kern weergegeven- op neer dat gelet op de ongewenste effecten die het gevolg kunnen zijn als de consument door nalatigheid of onzorgvuldigheid niet, niet tijdig of niet correct de meterstanden doorgeeft, de zorgplicht welke de ondernemer ten opzichte van zijn afnemers heeft –het gaat hier om als primaire levensbehoefte te beschouwen nutsvoorziening- met zich mee brengt dat minstens eenmaal per drie jaar de standen daadwerkelijk door de ondernemer worden opgenomen.
Zoals de commissie eerder heeft overwogen hoeft deze zorgplicht er niet toe te leiden dat de ondernemer gehouden is om jaarlijks de meterstanden op te nemen. Ook een beleid dat er op is gericht dat consumenten zelf de meterstanden doorgeven is daarmee niet in strijd. Door de administratie zo in te richten dat het de consument voldoende duidelijk is dat hij de meterstanden dient door te geven en hij optimaal wordt gefaciliteerd om meterstanden op makkelijke en toegankelijke wijze door te geven kan dit worden bevorderd. Daar hoort ook bij, zoals de commissie in zijn uitspraak van 5 april 2016 in zaaknummer 98401 heeft overwogen, dat de ondernemer in zijn administratieve systemen de mogelijkheid opneemt om te detecteren of consumenten meerdere jaren verzuimen meterstanden door te geven en vervolgens daarop te acteren door contact op te nemen met de consument en te informeren wat er waarom is misgegaan. Zoals uit een andere uitspraak van 17 april 2014 van de commissie in zaaknummer 84118 blijkt, kan in bijzondere omstandigheden worden aangenomen dat de ondernemer aan de zorgplicht heeft voldaan als de ondernemer voldoende inspanningen heeft getroost met als gevolg dat een beroep op toepassing van de methode Vink kan worden afgewezen.
De commissie acht echter niet verenigbaar met de zorgplicht dat de administratieve kosten verbonden aan instandhouding van administratieve systemen en het uitvoeren van administratieve handelingen die ingevolge die zorgplicht bij de ondernemer liggen in rekening te brengen bij de consument door middel van administratiekosten of een boete.
De commissie komt dan ook tot het oordeel dat de klacht gegrond is en de opgelegde boete dient te vervallen.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond en bepaalt dat de opgelegde boete dient te vervallen.
Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de ondernemer aan de consument het klachtengeld ad € 27,50 te vergoeden.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het door de consument in depot gestorte bedrag van € 112,50 wordt aan hem terugbetaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water op 25 augustus 2017.