Commissie: Energie
Categorie: Betaling
Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-98-121
De uitspraak:
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.
Voor mijn werk heb ik de afgelopen jaren enige tijd in het buitenland doorgebracht en in deze periode heb ik mijn huis aan derden verhuurd. Ik ben nu weer in Nederland en wil weer van mijn huis gebruik maken. Het bedrijf weigert echter een gasaansluiting tot stand te brengen voordat ik een bankgarantie of waarborgsom van ƒ 1.000,– heb betaald. Ik acht deze eis niet redelijk en ben financieel niet in staat om daaraan te voldoen. Voordat ik het huis in mei 1997 verhuurde heb ik de meterstand opgenomen en op basis daarvan met het bedrijf afgerekend. Ook voordien ben ik nooit wanbetaler geweest. Het bedrijf baseert zijn eis op het (wan)betalingsgedrag van de huurder(s) maar daarvoor kan ik niet verantwoordelijk worden gesteld. Gedurende mijn afwezigheid stond het leveringscontract ten name van de huurder(s). Ik lijd schade doordat het huis zonder gasaansluiting niet bewoonbaar is; de centrale verwarming kan niet gestookt worden. Bovendien moet ik voor het leegstaande huis extra beheerskosten maken.
De consument verlangt aansluiting en een schadevergoeding.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.
Wij hebben aan de consument medegedeeld dat de nieuwe bewoner of degene die de gasaansluiting op naam wil hebben een bankgarantie of een waarborgsom dient te betalen van ƒ 1.000,–. De reden is dat over de periode van 1996 t/m 6 februari 1998 drie verschillende bewoners het pand hebben bewoond en aan onbetaalde rekeningen een bedrag van ƒ 4.310,– hebben laten ontstaan. De bewoners zijn vertrokken zonder een afrekeningadres achter te laten. Deze ervaringen hebben ons doen besluiten voor het pand, in verband met de levering van gas, een bankgarantie of waarborgsom te vragen die gebaseerd is op 3 maanden verbruik van de vorige bewoners.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Van de bevoegdheid tot het vragen van een borgstelling of waarborgsom dient het bedrijf slechts dan gebruik te maken wanneer de noodzaak daartoe vaststaat. Het gaat hier immers om een uitzondering op de normale manier van afrekenen door middel van verbruiks- en voorschotnota’s, waarvan in beginsel iedere consument gebruik moet kunnen maken. In het onderhavige geval heeft het bedrijf de noodzaak tot het vragen van een waarborgsom van de consument geenszins aannemelijk maakt. Doordat het bedrijf zich ter zitting niet heeft doen vertegenwoordigen heeft de commissie op dit punt ook geen nadere inlichtingen van het bedrijf kunnen verkrijgen. De noodzaak van het vragen van een waarborg zou kunnen bestaan in het feit dat de aanvrager of contractant ernstige betalingsproblemen heeft gehad maar daarvan is in casu niets gebleken. Integendeel, door de consument is onweersproken gesteld dat hij zijn energierekeningen in het verleden steeds correct heeft betaald.
Op deze gronden kan de commissie slechts concluderen dat het bedrijf, door van de consument een bankgarantie of waarborgsom te verlangen, kennelijk onredelijk heeft gehandeld. De klacht zal mitsdien gegrond worden verklaard.
Voor wat betreft de door de consument verlangde schadevergoeding overweegt de commissie dat de consument de beweerde schade onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Voorzover hij schade dreigde te lijden had de consument deze kunnen voorkomen door de gevraagde borgsom onder protest te betalen en vervolgens terug te vorderen. Wel acht de commissie termen aanwezig om op de voet van artikel 22 van haar Reglement aan de consument een vergoeding van ƒ 100,– toe te kennen voor de reis- en andere kosten die hij terzake van de behandeling van het geschil heeft moeten maken.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De ondernemer voert de volgende werkzaamheden uit.
Aan de consument dient door het bedrijf zonder berekening van kosten de verlangde aansluiting op het gasnet te worden verstrekt en een vergoeding van ƒ 100,– te worden betaald.
Een en ander dient te geschieden binnen een termijn van 2 weken na de verzenddatum van dit bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de consument een bedrag van verschuldigd ƒ 50,–.
Overeenkomstig het reglement van de commissie betaalt de ondernemer aan de commissie een bedrag van ƒ 50,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 8 december 1998.