
Commissie: Garantiewoningen
Categorie: Product voldoet niet aan verwachtingen(non-conformiteit)
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
118525
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft in zijn nieuwbouwwoning een gebarsten ruit. De ondernemer wil deze niet herstellen omdat er sprake zou zijn van een thermische breuk. De consument schakelt zelf een deskundige in. Deze wijst de consument erop dat de door de ondernemer geplaatste ruiten niet voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Er zijn volgens die deskundige nieuwe normen voor veiligheid en daaraan wordt niet voldaan. De commissie in eerste aanleg acht de klacht gegrond en veroordeelt de ondernemer tot herstel. De ondernemer gaat bij de Geschillencommissie in hoger beroep. De ondernemer voert gronden aan dat de beslissing niet klopt. De arbiters in hoger beroep gaan hierin mee. Zij concluderen dat er in de NEN-EN 1991 Eurocode reeks geen specifieke bepalingen zijn opgenomen voor ontoelaatbare letselschade bij glasbreuk, veroorzaakt door een stootbelasting. De ruiten – ook in de huidige toepassing – moesten altijd al aan specifieke en vergaande veiligheidseisen voldoen. Zij het – in deze uitvoering – niet aan verhoogde eisen met betrekking tot het deelpunt letselveiligheid voortvloeiend uit de – verderstrekkende – norm NEN 2608. De consument heeft geen recht op de plaatsing van ruiten die nóg (en in meer aspecten) veiliger zijn dan de ruiten die reeds in zijn woning zijn aangebracht. Men kan natuurlijk altijd méér, nog veiliger en nóg beter overeenkomen, maar dat is hier niet gebeurd.
Volledige uitspraak
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters tot beslechting van het geschil berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals opgenomen in de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst met toepasselijkheid van de SWK Garantie- en waarborgregeling 2014 en het bijbehorende Garantiesupplement, bestaande uit module I E en II P (hierna te noemen: de garantieregeling).
Hierin wordt bepaald dat “alle geschillen (…), welke ontstaan naar aanleiding van de aannemingsovereenkomst met toepasselijkheid van de Garantie- en Waarborgregeling van SWK ( …) worden beslecht door arbitrage conform het Geschillenreglement van de Geschillencommissie Garantiewoningen”.
Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De bevoegdheid van de arbiters om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. De arbiters dienen gelet op het bepaalde in artikel 16 lid 1 van het reglement van de Geschillencommissie Garantiewoningen (hierna: het reglement) te beslissen als goede personen naar billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen geldende voorwaarden.
Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.
Ontvankelijkheid
Partijen kunnen, zo volgt uit artikel 24 van het reglement, geschillen waarin door de commissie een arbitraal eindvonnis is gewezen binnen twee maanden na verzending nogmaals in volle omvang aan de commissie voorleggen, indien de beslissing meer beloopt dan € 35.000,– of in het geval van een beslissing van onbepaalde waarde, er naar het oordeel van de commissie duidelijke aanwijzingen bestaan dat de beslissing een hogere waarde vertegenwoordigt dan € 35.000,–. Daarnaast is, gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 24 van het reglement, hoger beroep mogelijk indien de uitspraak zo principieel is of met het oog op te verwachten repeteergeschillen een zodanig gewicht heeft, dat het daarmee gemoeide belang de grens van € 35.000,– met een factor 5 zal overschrijden.
De ondernemer stelt zich onder verwijzing naar genoemd artikel op het standpunt dat zij ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep. Er bestaan duidelijke aanwijzingen dat met het eindvonnis het voor de ondernemer gemoeide belang van € 35.000,– met een factor 5 wordt overschreden. Immers, het project waarvan de woning van de consument deel uit maakt bevat in totaal 36 identieke woningen. De bewoners van deze woningen zullen op basis van het vonnis ook aanspraak maken op vervanging van de ruiten in hun woningen, zodat de kosten voor de ondernemer een hoger bedrag zullen belopen dan 5 x € 35.000,–. Ten bewijze hiervan brengt de ondernemer een productie met kostenopgave in het geding. De uitzondering van artikel 24, tweede lid van het reglement doet zich dan ook voor.
De arbiters stellen vast dat de consument geen of onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de gronden die de ondernemer heeft aangevoerd met betrekking tot de ontvankelijkheid in hoger beroep. Het door ondernemer gestelde, dat het gemoeide belang met een factor 5 wordt overschreden, komt voorts niet onaannemelijk voor. Dientengevolge wordt bepaald dat de ondernemer kan worden ontvangen in dit hoger beroep.
De memorie van grieven is tevens binnen twee maanden na verzending van het beroepen vonnis binnen gekomen bij het secretariaat van de commissie en in zoverre is de ondernemer ook ontvankelijk in haar beroep.
Het geschil in eerste aanleg
In eerste aanleg vorderde de consument om voor alle ruiten van zijn woning een risicoanalyse te laten uitvoeren, waarbij alle ruiten afzonderlijk opnieuw worden beoordeeld en voor zover de ruit(-en) niet voldoet (voldoen) aan de risicoanalyse conform NEN 2608-2011 in verband met NEN 2569 – de ruit(-en) voor rekening van de ondernemer te laten vervangen conform de eis van goed en deugdelijk werk en voorts nadat eventuele ruiten zijn vervangen het hang- en sluitwerk van alle draai-/kiepramen te vervangen op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de ondernemer in de kosten van onderzoek, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
De arbiters in eerste aanleg hebben de klachten van de consument voorzover deze betrekking hebben op de ruiten in de raamkozijnen op begane grond niveau (met uitzondering van de ruit in de voordeur en de ruit direct naast deze deur) en de ruiten in de deuren (inclusief de ruiten in de deuren van de twee Franse balkons, op de eerste en tweede verdieping) gegrond verklaard.
Ondernemer is veroordeeld om de hiervoor vermelde ruiten te vervangen door ruiten die aan het vereiste veiligheidsniveau voldoen, te weten ruiten van isolatieglas met een binnenblad dat voldoet aan klasse 2(B) 2 conform NEN-EN 12600, waarbij ook het buitenblad in de hiervoor vermelde ruiten aan genoemde klasse dient te voldoen. Voorts is de ondernemer veroordeeld om na vervanging van bedoelde ruiten – indien nodig – het hang- en sluitwerk van de draai-/kiepramen te vervangen door hang- en sluitwerk met een zwaardere meerpuntssluiting. De veroordeling is versterkt met een dwangsom van maximaal € 5.000,- indien de ondernemer niet binnen twee maanden na verzending van het vonnis aan de veroordeling voldoet. De ondernemer dient het klachtengeld aan de consument terug te betalen.
Het geschil in hoger beroep
Grievenstelsel
In het reglement staat het volgende:
Beroep
Artikel 24. 1. Partijen kunnen de geschillen met betrekking tot de koop/aannemingsovereenkomst met toepassing van de Garantie en Waarborgregeling van SWK waarin door de commissie een arbitraal eindvonnis is gewezen binnen twee maanden na verzending nogmaals in volle omvang ter beoordeling aan de commissie voorleggen, tenzij de beslissing van het eindvonnis niet meer beloopt dan € 35.000,- of in geval van een beslissing van onbepaalde waarde, er naar het oordeel van de commissie duidelijke aanwijzingen bestaan dat de beslissing geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 35.000,-.
De arbiters zijn van oordeel dat de vetgedrukte passage aldus dient te worden opgevat dat de arbiters verzocht wordt niet alleen in te gaan op de grieven, doch de zaak in volle omvang te beoordelen.
Aangezien partijen in hun beide reacties wel zijn uitgegaan van een grievenstelsel, zal dit hieronder bij de standpunten worden aangehaald, doch in de beoordeling van de arbiters zullen zij oordelen conform het bovenstaande.
Standpunt ondernemer
Tegen het vonnis in eerste aanleg heeft ondernemer vier grieven aangevoerd. Voor het standpunt van de ondernemer verwijzen de arbiters naar de memorie van grieven en verdere overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Grief I
Ten onrechte hebben de arbiters in het vonnis nagelaten zich een oordeel te vormen over de toepasselijkheid van de relevante normen en hebben zij de conclusie van de door de commissie ingeschakelde deskundige [naam deskundige] overgenomen en gemeend daarop de beslissing te kunnen baseren. In de subgrieven volgen de bezwaren van de ondernemer tegen een aantal vaststellingen die in de subparagraaf van het vonnis ‘het rapport van de deskundige’ voorkomen en die aan de conclusie van de arbiters in eerste aanleg vooraf gaan.
Subgrief Ia
De arbiters in eerste aanleg overwegen ten onrechte dat “in het Bouwbesluit 2012 is vermeld dat het niet bezwijken van een bouwwerk wordt bepaald volgens NEN 2608 indien de constructie is vervaardigd van glas.”
Het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit) bevat niet de bepaling dat het niet bezwijken van een bouwwerk wordt bepaald volgens de NEN 2608 indien de constructie is vervaardigd van glas. NEN normen zijn immers alleen van toepassing als die tussen partijen zijn overeengekomen of in dwingende overheidsregelgeving van toepassing zijn verklaard.
In de garantie- en waarborgregeling zijn geen NEN normen met betrekking tot de beglazing van toepassing verklaard. Artikel 2.1 van het Bouwbesluit is het zogenaamde aansturingsartikel waarin een functionele eis wordt geformuleerd. In artikel 1.2 van de Regeling Bouwbesluit 2012 is bepaald dat waar bij het Besluit of de Regeling wordt verwezen naar normen waar bijlage I of waar het betreft de afdelingen 2.1 en 2.2 van het Besluit, bijlage II van toepassing is. Volgens Bijlage I, behorende bij artikel 1.2 van de Regeling Bouwbesluit is de NEN 2608 als volgt van toepassing verklaard: “NEN 2608:2011 Vlak glas voor gebouwen – Weerstand tegen windbelasting – Eisen en bepalingsmethode.” NEN 2608 is via artikel 2.2 Bouwbesluit 2012 dus alleen van toepassing voor wat betreft de bestandheid tegen windbelasting.
Artikel 2.2 van het bouwbesluit is van toepassing op de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Dit betekent dat windbelasting en eigen gewicht vormen van belastingen zijn en dat de beglazing dus moet voldoen aan de in artikel 2.2 benoemde eisen voor wat betreft de daarop werkende wind- en eigen gewichtsbelastingen.
Ook uit de uitleg van Helpdesk Bouwregelgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken volgt dat het Bouwbesluit 2012 behoudens in artikel 7.15 niet ziet op letselveilig glas. Het deel uit de NEN 2608 waar aan letselveiligheid wordt gerefereerd is volgens de Helpdesk niet aangestuurd door het Bouwbesluit.
De ondernemer verwijst voor wat betreft dit standpunt ook naar de uitspraken van de Raad van Arbitrage voor de Bouw (hierna: de Raad van Arbitrage) van 27 september 2017 en van 24 januari 2013.
Voorts wijst zij er op dat zij dit in eerste instantie ook onderbouwd heeft met een rapport van
7 november 2017 van de door haar ingeschakelde deskundige [naam deskundige].
De arbiters hebben in het vonnis dan ook ten onrechte geconcludeerd dat de sterkte-eisen die op grond van de NEN 2608:2011 voor glasconstructies gelden, in volle omvang gelden voor de ruiten waar het in deze zaak om gaat.
Subgrief Ib
In het vonnis is ten onrechte als uitgangspunt genomen dat partijen hebben verklaard dat NEN 2608:2011 van toepassing is op de woning van de consument. De ondernemer heeft slechts erkend dat deze norm geldt ten aanzien van de windbelasting.
Subgrief Ic
De arbiters in eerste aanleg hebben ten onrechte uitsluitend gevaren op het oordeel van [naam deskundige] met betrekking tot de juridische vraagstelling of de norm 2608:2011 integraal geldt voor de ruiten. Hierdoor is het vonnis niet dan wel onvoldoende gemotiveerd. De arbiters hebben niet zelf onderzoek gedaan en antwoord gegeven op deze juridische vraag. Zij zijn bijvoorbeeld niet ingegaan op de uitspraak van 27 september 2017 van de Raad van Arbitrage of op het verweer van de ondernemer op dit punt. [naam deskundige] heeft bovendien een onjuiste/onvolledige samenvatting van de overwegingen uit die uitspraak gegeven. In zijn rapport geeft [naam deskundige] zelf overigens ook aan dat de eis van letselschade in de NEN 2608 aanvullend is ten opzichte van het Bouwbesluit. Die aanvullende eis zijn partijen echter niet overeengekomen.
Grief II
Ten onrechte is in het vonnis gesteld dat partijen de deskundigheid van [naam deskundige] niet in twijfel hebben getrokken. Uit de brief en de notitie van respectievelijk 9 en 8 februari 2018 volgt immers dat de ondernemer van oordeel is dat [naam deskundige] de aan hem opgedragen werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. De deskundige had zijn oordeel al gevormd voordat de bespreking ter plaatse aanving en tijdens de bespreking bleek dat de deskundige geen kennis had genomen van de relevante stukken en wilde toetsen aan de verkeerde NEN norm, namelijk NEN 3569. De arbiters in eerste aanleg hadden hieraan dus gevolgen behoren te verbinden en door dat niet te doen is het vonnis onjuist of onvoldoende gemotiveerd.
Grief III
Ten onrechte is het commentaar d.d. 5 maart 2018 van de ondernemer op het deskundigenbericht in het vonnis niet besproken. Het vonnis is ook hierom onvoldoende gemotiveerd. De ondernemer verwijst naar de inhoud van de brief van 5 maart 2018 en geeft aan deze als herhaald en ingelast te beschouwen. De conclusie uit de brief van 5 maart 2018 is dat de deskundige niet op de hoogte was van recente rechtspraak en de van belang zijnde regelgeving niet of onjuist heeft toegepast. Het rapport is onvolledig (gemotiveerd) en onjuist.
Grief IV
Ten onrechte schuiven arbiters in eerste aanleg in het vonnis de subsidiair door de ondernemer naar voren gebrachte oplossing, te weten het aanbrengen van veiligheidsfolie, volledig terzijde. De hierbij door de arbiters in het vonnis gebruikte motivering (“het aanbrengen van veiligheidsfolie is geen goede optie omdat de consument ter zitting onbetwist heeft gesteld dat met het aanbrengen van de folie de garantie op die ruiten komt te vervallen”) is onjuist en te kort door de bocht.
Allereerst is de oplossing kwalitatief goed, en dat is ook bevestigd door [naam deskundige]. Bovendien is ter zitting in eerste aanleg uitgebreid over deze mogelijkheid gesproken en heeft de ondernemer naar voren gebracht bereid te zijn de gewone garantie, ook na het aanbrengen van de folie, gestand te doen. Die bereidheid heeft de ondernemer nog steeds. Gezien het voorgaande is dit onderdeel van het vonnis dan ook onjuist en dient vernietigd te worden. De ondernemer legt bij memorie van eis als productie 3 een specificatie van de kosten voor het aanbrengen van de folie over en merkt op dat deze oplossing ook aanzienlijk eenvoudiger is en eventuele verdere schade aan de woning voorkomt.
De ondernemer biedt voor zover nodig en onder protest van gehoudenheid hiertoe, bewijs aan van haar stellingen.
De ondernemer concludeert dat het vonnis in eerste aanleg vernietigd dient te worden en dat de vorderingen aan de consument ontzegd dienen te worden, met veroordeling van de consument in de kosten van de procedure(s) waaronder mede begrepen de buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand.
Ter zitting heeft de ondernemer in aanvulling nog gesteld dat het vaker voorkomt dat enkel delen van NEN-normen door het Bouwbesluit worden aangestuurd. Gezien het achterhalen van de bedoeling van de wetgever, is de visie van het ministerie van Binnenlandse zaken relevant. En de helpdesk van dit ministerie bevestigt het standpunt van de ondernemer. De deskundige en [naam bureau] kijken ten onrechte niet naar welk gedeelte van de norm wordt aangewezen door het Bouwbesluit, maar draaien de redenering om: er is een norm en die heeft als basis het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit is echter uitgangspunt en bepalend voor de vraag of en in hoeverre een norm dient te worden toegepast en niet de norm. Artikel 2.2 van het Bouwbesluit is van toepassing op fundamentele belastingcombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990.
Dat betekent dat windbelasting en eigen gewicht vormen van belasting zijn en dat de beglazing dus moet voldoen aan de in artikel 2.2 genoemde eisen voor wat betreft daarop werkende wind- en eigen gewichtsbelastingen. De wetgever heeft een keuze gemaakt, door overige belastingen niet aan te sturen, tot welk niveau het glas als voldoende veilig geldt. Een nog verder strekkende veiligheid mág wel, maar moet in een dergelijk geval aanvullend overeengekomen worden en volgt niet vanzelf door doorwerking van het zorgplichtartikel van artikel 1a Woningwet.
Letselveiligheid als gevolg van vallen behoort niet tot de wind- en eigen gewichtsbelasting. In bijlage A1 NEN 1990 staat letsel niet vermeld; je hebt fundamentele belastingcombinaties en los daarvan is weerstand genoemd.
Voor het aanbrengen van folie is het niet nodig het glas in zijn geheel uit de sponning te halen. Heel gebruikelijk is dat dat plakken van folie niet tot onder de glaslatten behoeft te worden gedaan. De inhoud van de risicoanalyse bepaalt dat, en de risicoanalyse hoeft niet op nul uit te komen.
Standpunt consument
Voor het standpunt van de consument verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, waaronder de memorie van antwoord in hoger beroep, en het verhandelde ter zitting. In de kern komt het standpunt van de consument op het volgende neer.
Ten aanzien van grief I
In de rapportage van [naam deskundige] en in de rapportage van [naam deskundige], de door de consument ingeschakelde deskundige, is het standpunt van de consument bevestigd. De consument verwijst allereerst naar de bevindingen van [naam deskundige]. “Een van de belangrijke doelen van het Bouwbesluit is het zorgdragen voor een veilig gebouw. Om deze veiligheid te waarborgen wordt verwezen naar de NEN-EN 1990 (Eurocode 0). …De ondernemer is op basis van de omgevingsvergunning van 11 juni 2013 verplicht de verwijzing vanuit de NEN 2608-2011 naar de NEN-EN 1990 en NEN 3569 te volgen. Uit de NEN 2608:2011 Artikel 5.1 (5) Vlakglas mag niet leiden tot een onevenredige mate van letselschade als gevolg van bezwijken. Opmerking 5: Van vlakglas mag worden verondersteld te voldoen aan de betrouwbaarheid met betrekking tot letselveiligheid door brekend en vallend glas als bedoeld in NEN-EN 1990 indien: enz. De beglazing van de woning dient te voldoen aan de NEN 2608-2011 Vlakglas voor gebouwen- eisen en bepalingsmethode, en de NEN 3569 risicobeperking van lichamelijk letsel door brekend of vallend glas. Alle ruiten op de begane grond zijn uitgevoerd als standaard isolatieglas HR++ en niet als letsel beperkend uitgevoerd conform de NEN 3569.”
[naam deskundige] deelt de visie van Van [naam deskundige].Terecht heeft de consument dan ook herstel gevorderd van de ruiten die niet voldoen aan de eisen die voortvloeien uit het Bouwbesluit en/of de eis van goed en deugdelijk werk. Er is geen enkele aanleiding om de bezwaren van de ondernemer tegen de inhoud van deze rapportages over te nemen en het vonnis vernietigen.
Ten aanzien van subgrief Ia
Dat, zoals de ondernemer stelt, de NEN 2608 enkel van toepassing is voor wat betreft de bestandheid tegen windbelasting is (dan ook) onjuist. De consument verwijst voor de onderbouwing van zijn standpunt terzake naar de bij memorie van antwoord overgelegde informatie van [naam bureau]aangaande “Letselveiligheid glas en het Bouwbesluit 2012”.
Daarin staat onder meer opgenomen:
“ (….) omdat Eurocode NEN-EN 1990 door het Bouwbesluit is aangewezen, is ook het voldoen aan het betrouwbaarheidsniveau voor letsel een wettelijke verplichting geworden. (…) Doordat er nog geen Eurocode voor glas is, is in Nederland NEN 2608 van toepassing indien de constructie is vervaardigd van glas. Deze glasnorm is “opgehangen” aan NEN-EN 1990; dat wil zeggen dat de veiligheidsfilosofie om te komen tot een veilig gebouw of bouwwerk wordt gevolgd. (…) Om aan te kunnen tonen dat een constructie van glas betrouwbaar genoeg is, geeft NEN 2608 een bepalingsmethode in de vorm van een risicoanalyse. (…) Sinds begin 2016 wordt de NEN 2608 versie 2014 aangewezen in de Regeling Bouwbesluit 2012. Deze versie verwijst anders dan de voorgaande versie (…) niet langer naar de NEN 3569 (…). De reden voor het schrappen van deze verwijzing is dat er situaties denkbaar zijn waar volgens de NEN 3569 geen letselbeperkende beglazing nodig zou zijn, terwijl dit volgens een risicoanalyse volgens bijlage D van de NEN 2608 wel het geval zou kunnen zijn. Alhoewel de NEN 3569 niet is aangewezen als verplichte bepalingsmethode, is deze zeer wel bruikbaar als instrument voor het bepalen van de betrouwbaarheid (…).”
[naam bureau] heeft eveneens de “Richtlijn betrouwbaarheid glasconstructies” opgesteld. Deze richtlijn geeft oplossingen voor de wijze waarop met vlakglas kan worden voldaan aan de eisen van de betrouwbaarheid op basis van NEN 2608. Op basis van door het Bouwbesluit aangewezen NEN 2608 moet een inschatting worden gemaakt van de risico’s op mogelijke gevolgen als een glasconstructie bezwijkt. Die gevolgen kunnen ook bestaan uit persoonlijk letsel. Als de risico’s daarop te hoog worden, zal de constructie in het ontwerp moeten worden aangepast. Hoe dit kan is vastgelegd in NEN 3569. Daarmee is NEN 3569 een instrument om aan de eisen van het Bouwbesluit te voldoen.NEN 2608 is dan ook geenszins enkel en alleen van belang ten aanzien van windbelasting.
Tegen de door de ondernemer aangehaalde uitspraak van de Raad van Arbitrage van 27 september 2017 loopt hoger beroep. Of de uitspraak in stand blijft, is nog maar de vraag. [naam deskundige] heeft overigens in zijn rapport gemotiveerd uiteengezet waarom deze uitspraak onjuist is. De uitspraak van de Raad van Arbitrage van 24 januari 2013, waarnaar de ondernemer eveneens verwijst, leidt evenmin tot de door de ondernemer getrokken conclusies. In die uitspraak stond enkel de vraag ter discussie of het overeengekomen HR++ was aangebracht en met deze uitspraken kan dan ook niet worden onderbouwd dat NEN 2608 in de onderhavige zaak niet van toepassing zou zijn. Evenmin kan hiermee worden onderbouwd dat de stellingen van [naam deskundige] onjuist zouden zijn geweest. De consument betwist ook dat (hieruit blijkt dat) NEN 2608 enkel van toepassing is bij windbelasting.
[naam deskundige] heeft voorafgaand aan het opstellen van zijn onderzoek ook kennis genomen van de notitie van de ondernemer van 7 november 2017. Dit blijkt uit pagina 5 van zijn rapport. Ook is in het rapport van [naam deskundige] het standpunt van [naam deskundige] weergegeven. [naam deskundige] heeft echter een andere visie dan [naam deskundige] en de ondernemer. Dat daarmee vast zou staan dat het oordeel van [naam deskundige] ook onjuist zou zijn, staat daarmee geenszins vast. De consument betwist dan ook de juistheid van de bevindingen van de ondernemer en [naam deskundige].Ten aanzien van grief Ib
Tijdens het bezoek van de deskundige in de woning is dit (dat partijen hebben verklaard dat NEN 2608:2011 van toepassing was op de woning) wel als zodanig kort benoemd. In de memorie van antwoord in eerste aanleg heeft de ondernemer evenwel expliciet bezwaar gemaakt tegen de toepasselijkheid en het standpunt ingenomen dat deze norm enkel geldt ten aanzien van de windbelasting.
Ten aanzien van grief Ic
De consument is het niet eens met de grief dat de arbiters in het vonnis onvoldoende hebben gemotiveerd waarom de norm NEN 2608:2011 van toepassing is op het werk. De arbiters hebben in het vonnis gemotiveerd dat en waarom zij het rapport van [naam deskundige] buiten beschouwing laten en dat zij het oordeel van de door de commissie ingeschakelde deskundige [naam deskundige] volgen. In het rapport van [naam deskundige] is overigens eveneens het beroep op de uitspraak van de Raad van de Arbitrage van 27 september 2017 betrokken, naast overige informatie (ook van de zijde van de ondernemer). Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam deskundige] uitvoerig toegelicht dat en waarom hij de visie van [naam deskundige]/de ondernemer niet volgt. De stelling van de ondernemer dat de conclusie van [naam deskundige] aantoonbaar onjuist is, betwist de consument eveneens.
Ten aanzien van grief II
De consument volgt de ondernemer evenmin in het standpunt dat [naam deskundige] zijn werkzaamheden niet naar behoren zou hebben uitgevoerd. Dat [naam deskundige] niet de gehele memorie van eis en van antwoord zou hebben ontvangen/gelezen, maakt dat niet anders. Bij het onderzoek zijn de visies van de heer [naam deskundige] en van [naam deskundige], de deskundigen van partijen, betrokken alsmede de door de ondernemer genoemde uitspraak van de Raad van Arbitrage. Dat [naam deskundige] vooraf zou hebben aangekondigd dat de NEN 3569 zou worden gehanteerd als toetsingsbron, blijkt nergens uit. Dat [naam deskundige] een visie had/heeft over de uitleg van de NEN norm is, gezien zijn expertise, logisch en kan niet tot een ander oordeel leiden.
Ten aanzien van grief III
De consument bestrijdt dat de brief van 5 maart 2018 van de ondernemer niet zou zijn meegenomen door de arbiters in eerste aanleg. Dit is tijdens de mondelinge behandeling aan de orde gekomen, net als de reactie van de consument op het rapport van [naam deskundige].
Ten aanzien van grief IV
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de consument al opgemerkt de alternatieve oplossing, het aanbrengen van folie op de ruiten, niet wenselijk te vinden. Folie is mogelijk zichtbaar en heeft een negatieve invloed op de garantie. De fabrikant wil de garantie dan niet meer geven en de consument wil voor wat betreft de garantie niet afhankelijk zijn van de ondernemer. De consument betwist dat met dit alternatief voor herstel conform de eis van goed en deugdelijk werk kan worden zorggedragen.
Tot slot biedt de consument, voor zover op hem enige bewijslast rust, bewijs aan van zijn stellingen. Verder wijst de consument op het ontbreken bij de ondernemer van aandacht en voorlichting over de (letsel)veiligheid van bewoners/gebruikers bij de toepassing van het glas van vloer tot plafond.
De grieven van de ondernemer dienen te worden afgewezen.
Geen grief is ingebracht, zo merkt de consument op, tegen de beslissing in het vonnis dat de ondernemer tekort is geschoten in de nakoming van de door haar gegeven garantie.
Ter zitting heeft de consument nog het volgende naar voren gebracht. De complete NEN norm 2608:2011 wordt aangestuurd door het Bouwbesluit. Weerstand behoort ook tot fundamentele belastingcombinaties. Voor wat betreft de oplossing van het plakken van folie, stelt de consument dat het glas er dan helemaal uit moet (glaslatten er uit, opnieuw kitten en verven), met risico’s op lekkage en dus een hoger prijskaartje voor de ondernemer. Ter zitting heeft [naam deskundige] gesteld dat de algemene voorwaarden in de regel een bepaling bevatten dat bij wijzigingen in/op het glas de garantie van de fabrikant vervalt. Waarschijnlijk zal dat dus ook in onderhavig geval aan de orde zijn. De deskundige heeft hierop gesteld dat lijmen van folie kan leiden tot het aantasten van het glas.
Deskundigenonderzoek
De commissie heeft een onderzoek laten uitvoeren door de [naam deskundige], hierna te noemen: de deskundige, die daarover op 19 november 2018 schriftelijk heeft gerapporteerd aan de commissie. De inhoud van dit rapport geldt – voor zover hierna niet aangehaald – als hier herhaald en ingelast.
Beide partijen zijn van de inhoud van dit rapport op de hoogte gebracht en zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De deskundige heeft ter zitting zijn rapport toegelicht.
De ondernemer heeft de volgende reactie naar voren gebracht. De deskundige heeft op haar website een brochure staan waarin zij hetzelfde standpunt inneemt als in het uitgebrachte rapport. De ingeschakelde deskundige heeft niet onbevangen en objectief, maar bevooroordeeld, naar de zaak gekeken. Deze deskundige heeft zijn mening over de uitleg van NEN normen overal verkondigd en heeft een consument bijgestaan bij een zitting van de Raad van Arbitrage met een gelijkluidend betoog als nu in zijn rapport is vermeld. Het rapport kan dan ook niet worden gebruikt.
Ter zitting heeft de ondernemer dit standpunt nog nader uitgewerkt. De ondernemer maakt formeel bezwaar tegen de inschakeling van de – niet onbevooroordeelde/onafhankelijke – deskundige en tegen de wijze waarop deze deskundige is ingeschakeld. Dit is in strijd met artikel 194, tweede lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) en artikel 198 Rv.
Pas na ontvangst van het rapport wist de ondernemer dat deze deskundige was ingeschakeld; partijen hebben zich niet kunnen uitlaten over de te benoemen deskundige. De deskundige heeft alleen processtukken gezien en op die basis het rapport geschreven. Anders dan in eerste aanleg kregen partijen niet de gelegenheid om opmerkingen te maken en konden partijen niet in de aanwezigheid van de deskundige hun visie mededelen.
Daarnaast benadrukt de ondernemer dat zij helpdeskvragen heeft gesteld aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De beantwoording ondersteunt het standpunt van de ondernemer (en van de Raad van Arbitrage): de NEN 2608 wordt niet aangestuurd door het Bouwbesluit. Dat letselveiligheid in het kader van de zorgplicht van artikel 1a van de Woningwet betekenis kan hebben, heeft niet tot gevolg dat NEN 2608 integraal toegepast moet worden.
De consument heeft de volgende reactie naar voren gebracht. De consument kan zich in beginsel vinden in de inhoud en de conclusie van het rapport van de deskundige. Hij acht de aangedragen oplossing 1 de enige juiste en acceptabele oplossing voor het benodigde herstel naar de eis van goed en deugdelijk werk. De draai-/kiepramen moeten dan wel opgewassen zijn tegen het vermoedelijk zwaardere gewicht van de nieuwe beglazing.
Oplossing 2, met alle haken en ogen die daaraan zitten, komt grosso modo op hetzelfde bedrag uit als oplossing 1.
Oplossing 3, het plaatsen van een hekwerk, zal de functionaliteit en het thans onbelemmerde zicht ernstig in de weg staan. Het is uit esthetisch oogpunt niet acceptabel en doet afbreuk aan het oorspronkelijke ontwerp en de functionaliteit van de ruimtes.
Ter zitting heeft de consument als volgt gereageerd op de stellingen van de ondernemer met betrekking tot de gestelde strijd met artikel 194, tweede lid Rv. In eerste aanleg en in hoger beroep heeft de commissie dezelfde weg bewandeld bij het inschakelen van de deskundige en in eerste aanleg heeft de ondernemer daar geen bezwaar tegen gemaakt. Dat [naam bureau]een bepaalde visie zou hebben, maakt niet dat de deskundige bevooroordeeld of niet onafhankelijk zou zijn. De ondernemer heeft voorts geen ander rapport ingebracht.
De deskundige heeft ter zitting nog de tijdlijn geschetst vanaf de Woningwet tot aan de uitgebreide NEN 2608:2011.
Uitgangspunten
Voor de beoordeling van het geschil nemen de arbiters – naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en met inachtneming van het gestelde in de overgelegde stukken – het navolgende als uitgangspunt.
In de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst heeft de ondernemer zich jegens de consument onder meer verbonden op het perceel grond, plaatselijk bekend als [kadastrale aanduiding], de daarop geprojecteerde/in aanbouw zijnde woning (af) te bouwen conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) en voor zover aanwezig staten van wijziging, zulks naar de eis van goed en deugdelijk werk en met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven. De woning is op [datum] opgeleverd.
Tevens is op genoemde aannemingsovereenkomst de SWK Garantie- en Waarborgregeling, versie
1 januari 2014, van toepassing verklaard. Op grond van de van toepassing zijnde artikelen van de garantieregeling heeft de ondernemer aan de consument gegarandeerd dat de toegepaste constructies, materialen, onderdelen en installaties onder redelijkerwijs te voorziene externe omstandigheden deugdelijk zijn en bruikbaar zijn voor het doel waarvoor zij zijn bestemd, een en ander voor zover ter zake geen beperkingen zijn opgenomen. Op grond hiervan heeft de ondernemer tevens gegarandeerd dat de woning voldoet aan de toepasselijke eisen van het Bouwbesluit, dat van toepassing is op de verkregen bouwvergunning. Deze normen worden hierna gezamenlijk aangeduid als de garantienormen. De consument is in het bezit gesteld van een waarborgcertificaat onder nummer [nummer].
Overeenkomstig artikel 16 lid 2 sub g van het reglement bevat het arbitrale vonnis, naast de beslissing, in elk geval vaststelling welk gedeelte van het arbitrale vonnis betrekking heeft op die onderdelen van het geschil die vallen onder de SWK Garantie- en Waarborgregeling en welk gedeelte van het vonnis betrekking heeft op die onderdelen van het geschil die geen betrekking hebben op de SWK Garantie- en Waarborgregeling.
Analyse wetgeving
Arbiters hebben ambtshalve onderzoek verricht naar de wetgeving zoals vastgelegd in het Bouwbesluit, alsmede de aansturing van de relevante normen. De volgende voor de beoordeling van belang zijnde onderdelen/artikelen worden aangehaald:
Bouwbesluit
Afdeling 2.1. van het Bouwbesluit is getiteld: Algemene sterkte van de bouwconstructie. Paragraaf 2.1.1. ‘Nieuwbouw’ bevat o.a. de navolgende vier artikelen (relevante delen zijn geciteerd):
Artikel 2.1. ‘Aansturingsartikel’ lid. 1 bepaalt: ‘Een te bouwen bouwwerk is voldoende bestand tegen de daarop werkende krachten.’
Artikel 2.2. bepaalt: ‘Fundamentele belastingscombinaties’: ‘Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde levensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990.’
In de nota van toelichting bij dit artikel staat:
‘Het doel van dit artikel is te waarborgen dat een bouwconstructie gedurende de ontwerplevensduur (duurzaam) bestand is tegen de krachten die op die bouwconstructie werken. De ontwerplevensduur, zoals beschreven in NEN-EN 1990, is de periode gedurende welke een constructie of een deel ervan te gebruiken is voor het beoogde doel, rekening houdend met het voorziene onderhoud, maar zonder dat ingrijpend herstel nodig is. De hoofdregel is dat een gebouw, zoals in NEN-EN 1990 is aangegeven, 50 jaar moet meegaan.
De fundamentele belastingcombinaties zijn combinaties van nader aangegeven gelijktijdig optredende permanente en veranderlijke belastingen. Permanente belastingen zijn bijvoorbeeld het eigen gewicht van een constructie. Voorbeelden van veranderlijke belastingen zijn belastingen door meubilair, machines en personen. …
Bij het bepalen of een constructieonderdeel van een bouwwerk niet zal bezwijken moeten de op een bouwwerk werkzame belastingsoorten worden bepaald met behulp van NEN-EN 1990 in samenhang met de relevante norm uit de belastingsserie NEN-EN 1991.’
Artikel 2.3. ‘Buitengewone belastingscombinaties’ bepaalt:
1.‘Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990, als dit leidt tot het bezwijken van een andere bouwconstructie die niet in de directe nabijheid ligt van die bouwconstructie. Daarbij wordt uitgegaan van de bekende buitengewone belastingen als bedoeld in NEN-EN 1991.’
2. ‘Een dak of een vloerafscheiding bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van stootbelastingen als bedoeld in NEN-EN 1991.’
In de nota van toelichting bij dit artikel staat:
‘Het eerste lid stelt een eis aan de sterkte en stabiliteit van een bouwwerk of een gedeelte daarvan bij buitengewone belastingscombinaties. Uitgangspunt hierbij is dat een bouwconstructie die direct wordt belast zelf wel mag bezwijken zolang dit maar niet leidt tot het bezwijken van andere bouwconstructies dan bouwconstructies die in de directe nabijheid liggen. Als een constructieonderdeel bezwijkt mogen direct in de nabijheid gelegen constructieonderdelen bezwijken. Dit mag echter niet bij verderop gelegen bouwconstructies gebeuren omdat dat zou kunnen leiden tot een voortschrijdende instorting. Vergeleken met artikel 2.2 uit het Bouwbesluit 2003 is het voorschrift niet inhoudelijk gewijzigd. In de nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1 tot en met NEN-EN 1991-7 zijn de bekende buitengewone (bijzondere) belastingen opgenomen die bij de beoordeling van een ontwerp een rol spelen. Dit betreft stootbelastingen door voertuigen, treinen en schepen, belastingen door binnengasexplosies, belastingen door extreem toegenomen (grond)waterstanden, het effect van storm bij geopende ramen en deuren, en het effect van het verlies van een stabiliteitsvoorziening van een ander gebouw.’
In het tweede lid worden de voorschriften gegeven voor het niet bezwijken van een dak of van een vloerafscheiding als gevolg van een calamiteit (bijvoorbeeld iemand die op het dak struikelt of hard tegen een vloerafscheiding valt of geduwd wordt). Deze stootbelasting is opgenomen in de nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-1.’
Artikel 2.4. ‘Bepalingsmethode’ lid 1. Bepaalt: ‘Het niet bezwijken als bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 wordt bepaald volgens
…
e. NEN 2608, indien de constructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm
…
NEN-EN 1990
In de NEN-EN 1990+A1+A1/C2 staat in het voorwoord omschreven: ‘Met de normreeks NEN-EN 1990 t/m NEN-EN 1999 en de bij elk deel daarvan behorende nationale bijlage kan worden aangetoond dat een bouwwerk op het gebied van constructieve veiligheid voldoet aan de eisen van de Nederlandse regelgeving’.
NEN 2608
Hoofdstuk 5.1.1. van NEN 2608:2011 versie 2012 vermeldt bij:
…
(3) ‘Er wordt voor constructies van glas geacht aan de basiseisen volgens hoofdstuk 2 van NEN-EN-1990 te zijn voldaan, wanneer het volgende tezamen is toegepast:
…
– weerstand, daaronder mede begrepen de hoeveelheid te verwachten schade in relatie tot de kans op letsel, duurzaamheid en bruikbaarheid volgens de norm.’
Hoofdstuk 5.1.2. van NEN 2608:2011 versie 2012 vermeldt bij (3): ‘Tot de bepaling van het overschrijden van een uiterste grenstoestand behoort ook een beoordeling van de kans op niet-toelaatbare letselschade. De kwetsbaarheid van vlakglas moet in relatie met de te verwachten bedreiging en de kans op letsel worden geëvalueerd.’
Hoofdstuk 5.1.3. van NEN 2608:2011 versie 2012 vermeldt bij (5): ‘Vlakglas mag niet leiden tot een onevenredige mate van letselschade als gevolg van bezwijken.’
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overwegen de arbiters het volgende.
Voorop wordt gesteld dat arbiters bij hun beoordeling het rapport van de deskundige niet hebben betrokken, maar zich in staat hebben geacht om gelet op het juridische karakter van het geschil zich eigenstandig een oordeel te vormen. Arbiters zullen om deze reden niet nader ingaan op het beroep van de ondernemer dat de deskundige niet onafhankelijk was of dat de procedure rondom het totstandkomen van het deskundigenrapport vormfouten zou hebben bevat.
In dit hoger beroep hebben arbiters te oordelen over de vraag of arbiters in eerste aanleg op juiste gronden tot het oordeel zijn gekomen dat de ondernemer jegens de consument tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst door te overwegen dat de ruiten in de raamkozijnen op begane grond niveau (met uitzondering van de ruit in de voordeur en de ruit direct naast deze deur) en de ruiten in de deuren van de Franse balkons niet voldoen aan de eisen met betrekking tot letselwerendheid en dat deze ruiten als ondeugdelijk moeten worden aangemerkt en daarom niet voldoen aan de eis van goed en deugdelijk werk. En voorts of arbiters in eerste aanleg ten onrechte tot het oordeel zijn gekomen dat de ondernemer daarmee niet heeft voldaan aan de toepasselijke garantienormen, in casu het voldoen aan het Bouwbesluit 2012.
Arbiters overwegen dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting moet worden opgemaakt dat de kern van het debat tussen partijen de vraag betreft of het ‘letselschade’ deel van de norm 2608:2011, deel uitmaakt van de aansturing van deze norm door het Bouwbesluit 2012.
Bouwbesluit/aansturingsartikel/fundamentele belastingscombinaties
Niet in geschil is dat de bouw van de onderhavige woning diende te geschieden overeenkomstig de voorschriften van de overheid en nutsbedrijven. Niet in geschil is voorts dat ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning, zijnde 14 april 2013, op de bouw van de woning het Bouwbesluit 2012 van toepassing was.
De arbiters overwegen het volgende. Ten tijde van het aanvragen van de omgevingsvergunning voor de onderhavige woning werd de NEN 2608:2011 versie 2012 aangestuurd door afdeling 2.1., artikel 2.1 e.v. van het Bouwbesluit. De vraag doet zich voor of het Bouwbesluit, de NEN-EN 1990, NEN-EN 1991 en de NEN 2608:2011 versie 2012 in onderling verband en samenhang bezien, met zich brengen dat bij een constructie van glas als de onderhavige de consument een beroep kan doen op de aanvulling in de NEN 2608 in 2011 betreffende de bepalingen met betrekking tot letselschade door breuk van beglazing.
Er bestaat een normatieve koppeling tussen het Bouwbesluit en de NEN-EN 1990, NEN-EN 1991 en NEN 2608, alsmede tussen de normen onderling. In artikel 2.2 en 2.3 van het Bouwbesluit worden belastingscombinaties genoemd, namelijk fundamentele en buitengewone.
Zoals omschreven in de NEN-EN 1990 en NEN-EN 1991 vallen onder de genoemde fundamentale- en buitengewone belastingscombinaties:
belasting door
– … gewicht bouwwerk
– … wind
– … sneeuw
– … meubels
– … mensen
– … brand
– … thermische werking
– … explosie of botsing
Artikel 2.4 van het bouwbesluit verwijst naar deze belastingcombinaties door het aanhalen van de artikelnummers 2.2 en 2.3 en bepaalt vervolgens dat in dat geval voldaan moet worden aan de NEN 2608, indien de constructie is vervaardigd van glas.
De NEN 1990 en 1991 geven een invulling aan wat wordt bedoeld met fundamentele en buitengewone belastingscombinaties. De NEN-EN 1990 spreekt over veiligheid, letsel in algemene termen en de invulling hiervan wordt gegeven door de NEN-EN 1991 Eurocode reeks.
De betreffende NEN-EN 1991 gaat uitvoerig in op de verschillende belastingsoorten die deel uitmaken van de fundamentele- en buitengewone belastingscombinaties. De uitvoerigheid van deze wetgeving is aanzienlijk. Dat is verklaarbaar aangezien het om de veiligheid gaat. De term ‘letselschade’ komt echter in geen van de NEN-EN 1991 normen voor. Het zou de arbiters logisch hebben geleken dat in deze reeks het onderwerp ‘glas’ in relatie tot ‘letselveiligheid’ zou zijn toegevoegd. Dit zou in algemene zin ook bijdragen aan de duidelijkheid van de regelingen.
Er staat bij het onderdeel ‘belasting door mensen’ evenwel niet toegelicht dat bij normaal gebruik ook het mogelijk vallen of stoten tegen een gebouwonderdeel wordt bedoeld. Nergens, ook niet uit de diverse beschouwde toelichtingen, blijkt de arbiters dat letselveiligheid onder óf fundamentele óf buitengewone belastingscombinaties valt. Daarmee ontbreekt dan ook naar hun oordeel de verbinding naar en met artikel 2.4 van het Bouwbesluit.
Ter toelichting daarop dient het volgende.
Er wordt in de NEN-EN 1991-1-1+C1 wel gesproken over stootbelasting, hetgeen in relatie staat tot het niet bezwijken van een dak of vloerafscheiding bij een calamiteit. Deze wetgeving heeft betrekking op het tegengaan van vallen van hoogte (Bouwbesluit artikel 2.17). Bij de ruiten waar in het onderhavige geval discussie over bestaat kan niet van hoogte worden gevallen (begane grond situaties en verdiepingssituaties met Frans balkon hekwerk).
In de NEN-EN 1991-1-1+C1 is omschreven tegen welke belastingen een bouwwerk bestand dient te zijn. Er is een onderscheid gemaakt tussen het eigen gewicht van bouwwerken en opgelegde belastingen bij gebouwen. Het normaal gebruik door personen maakt deel uit van de opgelegde belastingen. Deze belastingen zijn bepalend bij de dimensionering van de draagconstructie.
Er zijn geen andere bepalingen met betrekking tot stootbelastingen opgenomen, anders dan de bepaling zoals omschreven in de vorige alinea.
Arbiters concluderen dan ook op grond van al het voorgaande dat er in de NEN-EN 1991 Eurocode reeks geen specifieke bepalingen zijn opgenomen voor ontoelaatbare letselschade bij glasbreuk, veroorzaakt door een stootbelasting.
Wellicht had de ondernemer kennis moeten en kunnen nemen van de veranderingen in de onderliggende wetgeving van het Bouwbesluit 2012. Het was voor de ondernemer in die zin wel bekend dat door het Bouwbesluit aangestuurde normen steeds aan aanpassing onderhevig waren. In 2012 is de aan het Bouwbesluit gekoppelde NEN norm 6708 uitgewisseld door de NEN EN 1990 en de NEN EN 1991 reeks alsmede een wijziging in de daaronder gekoppelde NEN 2608. Uit deze reeks van wijzigingen in de genoemde normen lijkt uitgegaan te worden van een toevoeging in die zin dat (óók) aan letselveiligheid vanuit de onderliggende normering specifieke eisen worden gesteld.
Zoals hiervoor opgemerkt kan bij de NEN EN 1990 slechts in algemene bewoordingen worden afgeleid dat veiligheid onderdeel uitmaakt van de norm. De NEN-EN 1990 spreekt immers over veiligheid en letsel in algemene termen. In de tekst van het daarboven liggende Bouwbesluit 2012 is, zoals hierboven aangehaald, echter op geen enkele wijze terug te herleiden dat letselveiligheid specifiek deel uitmaakt van de eisen die voor de ondernemer vanuit het Bouwbesluit worden gesteld. Daarom moet de eindconclusie van de arbiters zijn dat niet kan worden gezegd dat het deelpunt letselveiligheid van de NEN 2608 tussen partijen geldend was vanuit het Bouwbesluit zelf.
Het voorgaande brengt met zich dat er derhalve voor de ondernemer geen verplichting bestond op grond van het toepasselijke Bouwbesluit om de letselveiligheid van de onderhavige glasconstructies te bepalen dan wel letselveilig glas toe te passen conform NEN 2608.
Toetsing aan de algemene bepaling van de garantieregeling en de overeenkomst
Al eerder in dit vonnis stelden de arbiters vast dat de klacht van de consument opnieuw dient te worden getoetst en wel in volle omvang. De arbiters dienen de klacht van de consument aldus opnieuw te toetsen aan hetgeen partijen zijn overeengekomen, hetgeen kort gezegd inhoudt de algemene bepaling van de garantieregeling, namelijk of de ruiten “onder redelijkerwijs te voorziene externe omstandigheden deugdelijk en bruikbaar zijn voor het doel waarvoor zij zijn bestemd” alsmede een toets aan de contractuele verplichting van de ondernemer dat er sprake dient te zijn van goed en deugdelijk werk. Als hoofdregel geldt daarbij dat ondanks dat het deelpunt letselveiligheid van de NEN 2608 niet van toepassing is, er wel dient te worden voldaan aan de veiligheidsnormen in algemene zin.
In casu betreft het ruiten die zich bevinden aan de buitenkant van de woning. Hiervoor gelden al sinds jaar en dag normeringen onder meer vanuit constructief oogpunt en voor windbelasting. Met andere woorden, deze ruiten – ook in de huidige toepassing – moesten altijd al aan specifieke en vergaande veiligheidseisen voldoen. Zij het – in deze uitvoering – niet aan verhoogde eisen met betrekking tot het deelpunt letselveiligheid voortvloeiend uit de – verderstrekkende – norm NEN 2608.
Door de consument is er geen beroep op gedaan dat de ruiten (levens)gevaarlijk zouden zijn en er is voor de arbiters geen enkele grond om dit aan te nemen. In zoverre is de klacht meer een opgeworpen interpretatie vraagstuk van regelgeving dan dat er gronden zouden zijn om uit te gaan van een onveilige situatie. Ook ten aanzien van de in dit geval gebarsten ruit die de aanleiding vormde voor de klacht, is niet gesteld noch gebleken dat de oorzaak daarvan is gelegen in onvoldoende veiligheid van het glas.
De arbiters hechten eraan in dit verband nog het volgende op te merken. Dat de consument in zijn verhouding tot de ondernemer in het onderhavige geval en onder de op de zaak toepasselijke overeenkomsten en regelgeving geen aanspraak kan maken op toepassing van het deelpunt letselveiligheid van de NEN 2608, betekent slechts dat hij geen recht kan doen gelden op de plaatsing van ruiten die nóg (en in meer aspecten) veiliger zijn dan de ruiten die reeds in zijn woning zijn aangebracht.
Met andere woorden zijn de arbiters van oordeel dat de toepasselijke overeenkomst en regels en de omstandigheden van dit geval de consument geen vérdergaande aanspraak geeft dan het reeds overeengekomen en de ontvangen (veilige) ruiten. Men kan natuurlijk altijd méér, nog veiliger en nóg beter overeenkomen, maar dat is hier niet gebeurd. Ten overvloede zij opgemerkt dat arbiters zo nu en dan wel voorbij zien komen in – andere – zaken dat ondernemers nog verdergaande functies van ruiten als optie (tegen bijbetalen) op de overeenkomst aanbieden (zoals letselveilig glas, glas met een alarmfunctie en dergelijken). Daarvan is in deze zaak echter geen sprake.
De arbiters zijn van oordeel dat de hier aan de orde zijnde ruiten in zijn algemeenheid voldoen aan de eis van goed en deugdelijk werk in de zin van de overeenkomst en voorts deugdelijk en bruikbaar zijn voor het doel waarvoor deze zijn bestemd in de zin van de garantieregeling.
Ten overvloede merken de arbiters nog op dat hun gebleken is dat er onduidelijkheid bestaat binnen de bouwwereld of de letselveiligheid bij glas nu wel of juist niet wordt aangestuurd door het Bouwbesluit. In algemene zin is het niet aan de arbiters om hier uitsluitsel over te geven. In dit vonnis is getoetst aan wat partijen in dit geval zijn overeengekomen, de op deze overeenkomst toepasselijke regels en de specifieke omstandigheden van dit geval. De arbiters kunnen zich echter voorstellen dat het wenselijk is voor de bouwwereld en de rechtspraktijk dat de wetgever zich ten aanzien van dit vraagstuk nader uitlaat dan wel tot een verduidelijking komt in de bouwregelgeving.
Slotsom
Nu reeds de eerste grief terecht is voorgesteld, behoeven de overige grieven geen behandeling meer. Arbiters oordelen dan ook dat het vonnis in eerste aanleg niet in stand kan blijven en dient te worden vernietigd. De arbiters zijn van oordeel dat de klacht zoals door de consument in eerste aanleg is aangebracht, alsnog om voormelde gronden dient te worden afgewezen.
Klachtengeld
Het door de ondernemer in hoger beroep betaalde klachtengeld wordt conform het Reglement niet geretourneerd.
Beslissing
De arbiters, opnieuw oordelende in volle omvang inzake het ingestelde hoger beroep als goede personen naar billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen geldende voorwaarden:
- bepalen dat de ondernemer kan worden ontvangen in dit hoger beroep;
- vernietigen het arbitraal vonnis van 17 april 2018;
- wijzen de klacht van de consument af;
- bepalen dat het klachtengeld aan de ondernemer niet wordt geretourneerd.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 30 oktober 2019 door arbiters van de Geschillencommissie Garantiewoningen.