Hulpvraag cliënt niet kunnen beantwoorden, betekent niet dat psycholoog zich onvoldoende heeft ingespannen

  • Home >>
  • Zorg Algemeen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: kosten/ bejegening    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 230288/244360

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De commissie verklaart een klacht over verergering van psychische klachten en tijdsverlies, omdat de zorgaanbieder de oorspronkelijk overeengekomen hulpvraag niet wilde beperken tot uitsluitend diagnostisch onderzoek naar ADHD ongegrond. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder door niet te willen afwijken van zorgstandaarden en richtlijnen professioneel en zorgvuldig heeft gehandeld.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Mentaal Beter Cure B.V., gevestigd te Hilversum
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De commissie verklaart een klacht over verergering van psychische klachten en tijdsverlies, omdat de zorgaanbieder de oorspronkelijk overeengekomen hulpvraag niet wilde beperken tot uitsluitend diagnostisch onderzoek naar ADHD ongegrond. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder door niet te willen afwijken van zorgstandaarden en richtlijnen professioneel en zorgvuldig heeft gehandeld.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw mr. [naam] (Legal counsel), de heer mr. [naam] ([naam advocatenkantoor]) en de heer [naam] (medisch adviseur kwaliteit en rechtmatigheid).

De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024 te Zwolle.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Het standpunt van cliënt
In januari 2021 is cliënt door de POH-GGZ van zijn huisarts verwezen naar de psychologiepraktijk [naam psycholoogpraktijk] ([psycholoog]) in Zwolle met de indicatie autisme. Aangezien bij [naam psychologiepraktijk] het vermoeden ontstond dat er meer speelde dan autisme, is cliënt vervolgens verwezen naar de zorgaanbieder omdat er bij de zorgaanbieder sprake is van meer (behandel)disciplines dan alleen autisme en de wachtlijst er relatief kort was. In augustus 2021 hebben er twee intakegesprekken van een uur plaatsgevonden bij de zorgaanbieder. Na die twee intakegesprekken is cliënt verzocht een behandelplan te ondertekenen. In het behandelplan was onder andere vermeld dat cliënt slecht is in plannen, hetgeen volgens cliënt niet het geval is. Cliënt heeft het behandelplan dan ook niet geretourneerd. Volgens cliënt werd feedback op het behandelplan niet verwerkt.

Volgens cliënt zou hij worden getest op autisme en ADHD. In september 2021 kwam cliënt in zodanige psychische nood dat hij de zorgaanbieder heeft verzocht hem op korte termijn medicatie voor te schrijven. Volgens cliënt zat hij thuis, huilde hij veel en maakte hij spullen kapot. Volgens cliënt had de zorgaanbieder lange tijd nodig voor overleg en is cliënt tenslotte medegedeeld dat de zorgaanbieder niet aan zijn verzoek kon voldoen. Volgens cliënt is de bereikbaarheid van de zorgaanbieder sowieso matig, nu patiënten eerst een bericht moeten sturen en vervolgens worden teruggebeld door een assistente, die vaak geen oplossing kan bieden.

In oktober 2021 is cliënt na eigen onderzoek tot de conclusie gekomen dat autisme niet (echt) kan worden behandeld en dat methylfenidaat (Ritalin) zijn klachten verminderde en zijn productiviteit verhoogde. Eind januari 2022 heeft de zorgaanbieder cliënt benaderd omdat er in maart 2022 diagnostiek kon plaatsvinden op de locatie Almere. Die diagnostiek zou vijf dagen van vier uur diagnostiek per dag in beslag nemen. Cliënt kon dat in verband met drukke werkzaamheden niet inplannen. Volgens cliënt is aan hem medegedeeld dat hij voor een nieuwe afspraak weer op de wachtlijst zou worden geplaatst. Het zou circa zes maanden duren voordat hij weer voor diagnostiek in aanmerking zou komen. Volgens cliënt is het proces van planning bij de zorgaanbieder inflexibel.

In februari 2022 is er opnieuw contact geweest met de zorgaanbieder. Cliënt heeft, omdat zijn eigen onderzoek had uitgewezen dat autisme niet kan worden behandeld en het gebruik van methylfenidaat zijn klachten vermindert, verzocht hem alleen te laten testen op ADHD. Volgens cliënt heeft de zorgaanbieder hem geadviseerd zich voor ADHD te laten testen bij ADHD Centraal.

In mei 2022 heeft cliënt vervolgens bij de zorgaanbieder geïnformeerd naar de stand van zaken. Volgens cliënt blijkt zijn dossier dan te zijn gesloten, terwijl cliënt had verwacht dat hij op de wachtlijst zou staan. Volgens cliënt blijkt in het telefoongesprek in mei 2022 ook dat de zorgaanbieder weinig kennis heeft over autisme en geen diagnostiek voor ADHD kan doen.

Volgens cliënt heeft hij doordat uiteindelijk is gebleken dat de zorgaanbieder hem niet kan helpen een jaar kwijtgeraakt, waarin zijn klachten zijn verergerd. Volgens cliënt beweert de zorgaanbieder dat de wachttijd voor diagnostiek bij de zorgaanbieder twee à drie maanden is, maar duurt het in de praktijk veel langer voordat er diagnostiek kan plaatsvinden. In het geval van cliënt bedroeg de periode tussen de intake en de diagnostiek zelfs zeven maanden. Cliënt vermoedt dat de zorgaanbieder patiënten langdurig op een wachtlijst laat staan om – met name in de toekomst – te kunnen blijven declareren. Volgens cliënt is het tijdverlies erg schadelijk voor hem geweest.

Volgens cliënt was hij voor de verwijzing naar de zorgaanbieder al ontspoord en wilde hij hulp ontvangen om weer naar behoren te kunnen functioneren. Doordat hij die hulp niet heeft gekregen, is die ontsporing doorgegaan, hetgeen ingrijpende gevolgen heeft voor zijn leven; cliënt werkt nu in een fabriek waar iedereen lomp en luid is, cliënt leeft op een niet geïsoleerde zolder en er zijn allerlei spullen kapot gegaan.
Cliënt wenst dan ook dat onder andere de kosten van die spullen door de zorgaanbieder worden vergoed.

Daarnaast heeft de zorgaanbieder meer dan 400 minuten aan zorg gedeclareerd terwijl er volgens cliënt minder dan twee uur daadwerkelijk inhoudelijk op zijn problemen is ingegaan. De zorgaanbieder heeft volgens cliënt slechts het intaketraject verzorgd en daarna het dossier – tegen zijn zin – gesloten. Cliënt had willen worden behandeld. Cliënt stelt dat hij niet de zorg heeft ontvangen waarvoor hij zich heeft gemeld bij de zorgaanbieder, terwijl de zorgaanbieder wel een volledig behandeltraject in rekening heeft gebracht. De benodigde zorg heeft cliënt bij een andere zorgaanbieder gekregen, maar daar moest hij opnieuw betalen.
Cliënt wenst ook die kosten vergoed te krijgen van de zorgaanbieder.

Cliënt verzoek in totaal € 20.742,– aan schadevergoeding aan hem toe te kennen.

Het standpunt van de zorgaanbieder
Cliënt is door zijn huisarts naar de zorgaanbieder verwezen met de vraag: graag uw verdere diagnostiek en behandeling in verband met mogelijke autismespectrumstoornis. Op 10 augustus 2021 heeft op de locatie Almere van de zorgaanbieder triage plaatsgevonden en vond vervolgens op dezelfde dag en locatie een intakegesprek plaats. Tijdens de intake werd op basis van een met cliënt besproken hulpvraag, op grond waarvan sprake leek van bredere problematiek, besloten om te onderzoeken of er sprake is van een ontwikkelingsstoornis (ASS en/of ADHD). Voor het plaatsvinden van die diagnostiek bestond een wachtlijst. Cliënt stemde ermee in op de wachtlijst te worden geplaatst. Op 24 augustus 2021 is een behandelplan aan cliënt toegestuurd met het verzoek het ondertekend terug te sturen. De zorgaanbieder is niet gebleken dat cliënt contact heeft opgenomen over een fout in het behandelplan. Een behandelplan kan in overleg altijd worden aangepast volgens de zorgaanbieder.

Op vrijdag 17 september 2021 heeft cliënt telefonisch verzocht om hem iets voor te schrijven om ‘zijn focus’ terug te brengen. De behandelaar heeft de hulpvraag op maandag 20 september 2021 in het team en met de regiebehandelaar besproken. Op diezelfde maandag is aan cliënt bericht dat er eerst diagnostiek moest plaatsvinden voordat de psychiater van de zorgaanbieder medicatie mocht voorschrijven. De zorgaanbieder heeft zijn besluit onder meer gebaseerd op de zorgstandaard en de richtlijn ADHD.

Op 28 januari 2022 heeft er contact plaatsgevonden met cliënt omdat er een plek beschikbaar was voor de overeengekomen bredere diagnostiek. Cliënt deelde echter mee in verband met zijn werkzaamheden niet veel tijd beschikbaar hebben en dat een onderzoek op de locatie Almere voor hem sowieso niet haalbaar was. Op 7 en op 11 februari 2022 vond er opnieuw telefonisch overleg plaats met cliënt. Uitkomst hiervan was dat cliënt toch deel wilde nemen aan een onderzoek op de locatie Almere maar dat hij enkel onderzoek naar ADHD wenste te laten plaatsvinden. De behandelaar achtte deze verenging van de hulpvraag op professionele gronden niet geïndiceerd en heeft cliënt geadviseerd zich tot ADHD Centraal te wenden voor een onderzoek naar uitsluitend ADHD. Op 24 mei 2022 informeerde cliënt vervolgens naar de status van zijn dossier. Cliënt stelde zich – mogelijk door het gebruik van antidepressiva – niet meer te kunnen herinneren wat er was afgesproken. De zorgaanbieder heeft cliënt medegedeeld dat was afgesproken om hem van de wachtlijst te halen en dat cliënt is geadviseerd zich bij ADHD Centraal te melden.

Volgens de zorgaanbieder heeft er veelvuldig overleg met cliënt plaatsgevonden over de aard en omvang van de in te zetten psychodiagnostiek. Het was de uiteindelijke wens van cliënt om uitsluitend psychodiagnostiek te verrichten naar mogelijke ADHD. Daarmee zou de scope van het met cliënt overeengekomen onderzoek echter ingrijpend wijzigen. De onderzoeksvraag was gericht op diagnostisch onderzoek naar een ontwikkelingsstoornis, zoals ASS of ADHD. Een onderzoek naar uitsluitend ADHD was naar het oordeel van de zorgaanbieder in dit dossier niet betrouwbaar en niet geïndiceerd.
Cliënt is daarom geadviseerd zich te laten onderzoeken door ADHD Centraal. In afwachting van de keuze die cliënt zou maken, is cliënt van de wachtlijst in Almere gehaald. Het dossier is – in tegenstelling tot hetgeen cliënt beweert – niet gesloten.

Van verwijtbaar handelen aan de zijde van de zorgaanbieder is volgens de zorgaanbieder geen sprake. Volgens het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ moet het zorgtraject worden afgebroken als in de intakefase geen overeenstemming wordt bereikt over het behandelplan.

De zorgaanbieder heeft verklaard dat een behandelaar op grond van zijn professionele verantwoordelijkheid niet altijd de behandeling kan aanbieden die een cliënt wenst en dat is hier het geval geweest. Volgens de behandelaar is bredere diagnostiek dan uitsluitend diagnostiek naar ADHD nodig, maar wilde cliënt daaraan niet meewerken. In een dergelijk geval wordt de gehele behandeling gestopt.

Wat betreft de wachttijd tussen de intake en de diagnostiek heeft de zorgaanbieder verklaard dat de wachttijd voor de intake aanzienlijk korter is dan voor de diagnostiek, omdat het diagnostisch onderzoek logistiek veel moeilijker is in te plannen. De groep werknemers die deze specifieke diagnostiek kan doen is veel kleiner dan de groep die de intakes kan uitvoeren.

De klacht moet volgens de zorgaanbieder ongegrond worden verklaard en de vordering tot betaling van schadevergoeding moet worden afgewezen.

Wat betreft de kosten die de zorgaanbieder heeft gedeclareerd heeft de zorgaanbieder aangevoerd dat het intakeproces volledig is doorlopen en afgerond. Het registreren van diverse acties in het kader van de zorgverlening die door de behandelaren gepast en noodzakelijk werden geacht, is gedaan in overeenstemming met de regels en tarieven die zijn vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De declaratie van de behandeling bestaat uit geregistreerde directe en indirecte tijd. De gedeclareerde werkzaamheden zijn daadwerkelijk verricht. Er is geen aanleiding om die zorgkosten aan cliënt te vergoeden. Dat geldt wat de zorgaanbieder betreft ook voor de gevorderde schadevergoeding voor overige kosten en gestelde geleden schade. De onderbouwing van de geëiste schadevergoeding ontbreekt.

Bovendien is er volgens de zorgaanbieder niet onzorgvuldig gehandeld.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst met cliënt. Bij de uitvoering van die overeenkomst heeft de zorgaanbieder een zorgplicht om die zorg te betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Er is geen sprake van een resultaatsverplichting, maar van een inspanningsverplichting.

De commissie concludeert dat cliënt zich via [naam psycholoog] en de (POH-GGZ van de) huisarts bij de zorgaanbieder heeft gemeld met het verzoek te onderzoeken of er naast een autismespectrumstoornis, sprake is van een andere stoornis. Na de intake en gesprekken met cliënt over zijn hulpvraag, is besloten diagnostiek te verrichten naar een ontwikkelingsstoornis (ASS en/of ADHD). De commissie acht aannemelijk dat de hulpvraag in gezamenlijk overleg tot stand is gekomen. Cliënt heeft dit ook niet bestreden. Ook het feit dat cliënt het behandelplan niet heeft ondertekend, heeft niet te maken met een verschil van mening over de hulpvraag. Cliënt heeft het behandelplan immers niet ondertekend omdat er volgens hem ten onrechte in was vermeld dat hij niet kan plannen.

De commissie concludeert dat cliënt in de loop van het traject bij de zorgaanbieder zijn hulpvraag (eenzijdig) heeft aangepast, maar dit eerst in een laat stadium aan de zorgaanbieder bekend heeft gemaakt. Het kan de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie niet worden verweten het zorgtraject met de gewijzigde hulpvraag niet te willen voortzetten. De zorgaanbieder is bij de diagnostiek en behandeling gebonden aan zorgstandaarden en richtlijnen, waarvan de zorgaanbieder op grond van professionele overwegingen niet heeft willen afwijken. Dat maakt naar het oordeel van de commissie dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld wat betreft de weigering om het zorgtraject op de voorwaarden van cliënt te willen voortzetten. Dat geldt naar het oordeel van de commissie ook voor het niet tegemoetkomen aan het dringende verzoek van cliënt om hem medicatie voor te schrijven. De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de commissie zorgvuldig gehandeld door zonder diagnose geen medicatie voor te schrijven.

Hetgeen de cliënt heeft aangevoerd over dat de zorgaanbieder geen diagnose voor ADHD zou kunnen stellen en weinig kennis heeft over autisme is naar het oordeel van de commissie niet aannemelijk geworden. De commissie concludeert dat de zorgaanbieder op grond van professionele overwegingen slechts bereid is tot bredere diagnostiek dan de door cliënt gewenste focus op ADHD. Die bredere diagnostiek kan onder meer voorkomen dat er onjuiste (onbetrouwbare) diagnoses worden gesteld.

Wat betreft het feit dat het lang heeft geduurd voordat duidelijk werd dat de zorgaanbieder het zorgtraject met cliënt op de door hem gestelde gewijzigde voorwaarden niet wilde voortzetten, is de commissie van oordeel dat cliënt hierin zelf een belangrijk aandeel heeft gehad, nu hij terwijl de intake reeds in augustus 2021 had plaatsgevonden, eerst in februari 2022 aan de zorgaanbieder te kennen heeft gegeven zijn hulpvraag te willen wijzigen. Dat cliënt zich vervolgens niet kon herinneren wat er in februari 2022 is afgesproken over het al dan niet voortzetten van het zorgtraject bij de zorgaanbieder, kan de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie niet worden verweten. Ten aanzien van het feit dat als het zorgtraject wel doorgang had gevonden bij de zorgaanbieder de periode tussen de intake en de diagnostiek minimaal zeven maanden was geweest, is de commissie van oordeel dat dit, gelet op de complexiteit van de hulpvraag en de daarbij behorende specialistische diagnostiek, niet buitensporig lang is.

De commissie is op grond van vorenstaande van oordeel dat de zorgaanbieder zich naar behoren heeft ingespannen om aan de hulpvraag van cliënt tegemoet te komen. Dat dit niet is gelukt, maakt naar het oordeel van de commissie niet dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst.

Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding merkt de commissie op dat voor een aanspraak op schadevergoeding is vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst. Nu de commissie heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten, zal de vordering tot vergoeding van schade worden afgewezen. Ten overvloede overweegt de commissie nog dat het aannemelijk is dat de werkzaamheden die de zorgaanbieder heeft gedeclareerd daadwerkelijk zijn verricht en dat de aan die werkzaamheden verbonden kosten volgens de regels en tarieven van de NZa zijn berekend en gedeclareerd.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond en
– wijst de vordering af.

Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, drs. T. Knap, dr. J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 15 maart 2024.