In beginsel geen restitutie liggeld bij verlaten ligplaats tijdens lopende huurperiode.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/of Bergplaatsen    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT04-0073

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de overeenkomst tot de huur van een jaarligplaats voor de periode 1 april 2004 tot 1 april 2005.   De consument heeft op 17 oktober 2004 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft de huurovereenkomst om onder meer de hierna volgende redenen tussentijds per 1 oktober 2004 beëindigd.   Door de houding van de ondernemer kon er van ongedwongen recreëren in de haven absoluut geen sprake meer zijn. Als ligplaatshouders met elkaar een gesprek aangingen dan vond de ondernemer dat er groepjes werden gevormd en dat deze ligplaatshouders dan maar moesten vertrekken, zodat er weer rust in de haven kwam. Men werd door de ondernemer in storende mate geobserveerd. Als een ligplaatshouder te kennen gaf te willen vertrekken dan werd er door de ondernemer te kennen gegeven dat hem dat geen zorg was. In de winterperiode werd het sanitair afgesloten, zodat men zich bij een bezoek aan de boot in die periode maar moest zien te redden. In het voorseizoen ging er 1 toilet open in het damesgedeelte, zodat de dames en de heren van 1 toilet en 1 douche gebruik moesten maken. Hierdoor ontstonden onplezierige momenten van aantreffen. De ondernemer gaf te kennen geen zin te hebben om meer toiletten schoon te maken. Na herhaaldelijk aandringen van medeligplaatshouders ging er 1 damestoilet en 1 herentoilet open (van de in totaal 4 toiletten), zodat wachttijden bij het toiletbezoek gebruikelijk waren. Het werd niet meer toegestaan dat er een dag voor de aankomst van een bootbezitter door een medeligplaatshouder de stroom op de boot werd aangesloten, zodat de koelkast bij aankomst op temperatuur was. Voor deze voorziening werd wel betaald en het verbod is in strijd met het havenreglement. De ondernemer schroomde niet om dwars voor de 10-meter boxen schepen van 15 meter af te laten meren, zodat de kleinere schepen knel kwamen te liggen. De eigenaren van deze schepen moesten te kennen geven of zij al dan niet nog van plan waren om uit te varen. Maar die grote schepen lagen er dan al wel. Bij terugkomst in de haven was het afmeren in de gehuurde box periodiek moeilijk tot onmogelijk, omdat er een flinke boot in de weg lag. Bij vertrek met de boot moest kenbaar worden gemaakt wanneer men van plan was om terug te komen. Het werd niet op prijs gesteld als men eerder terugkeerde. Als men scheepsafval in de container wou deponeren, werd er te verstaan gegeven dat het afval ook wel thuis in de container kon. Ook voor deze voorziening werd betaald. De ondernemer verleende geen toestemming aan de consument om het kajuitdak licht te mogen opschuren. Zelfs het gebruik van een schuurmachine met een stofzak werd geweigerd. Schuren met de hand werd ook niet toegestaan. Echter, tot verbazing en verontwaardiging van de consument kreeg een eigenaar van een grotere boot wel toestemming om de gehele railing van zijn boot te verhogen. De werkzaamheden daarvoor bestonden uit het slijpen, lassen, plamuren, schuren etc., hetgeen enkele dagen duurde.   Vanwege bovenstaande punten is de consument van mening dat restitutie van het liggeld over periode 1 oktober 2004 tot 1 april 2005 redelijk is.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. Deze wordt stilzwijgend verlengd, tenzij de overeenkomst uiterlijk 3 maanden voor het begin van de nieuwe huurperiode schriftelijk door één der partijen is opgezegd. In het onderhavige geschil is de huurovereenkomst door de consument tijdig opgezegd, zodat de huurovereenkomst per einde van de lopende huurperiode niet wordt verlengd.   Conform de door beide partijen ondertekende huurovereenkomst behoeft voor de nog resterende huurperiode het liggeld niet te worden terugbetaald. Overigens maken de huurders in het algemeen de huurperiode tot het einde van de overeengekomen huurperiode vol. Wanneer partijen overeenkomen om een lagere huurprijs te hanteren dan wel een deel van de jaarhuurlasten bij opzegging aan de huurder te retourneren, dan is dit conform wederzijds goedvinden. Dat gebeurt echter bij hoge uitzondering en is in dit geval niet geschied.   De ondernemer is verder van mening dat op al de aantijgingen aan zijn adres door de consument alleen maar gereageerd kan worden met de mededeling dat wellicht 10% de waarheid betreft. Uiteraard zal er wel eens iets plaatsvinden wat niet naar volle tevredenheid is van één der partijen. Het staat een ieder echter vrij om al dan niet een huurovereenkomst aan te gaan bij de ondernemer.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Voorafgaand aan de opzegging van de overeenkomst door de consument heeft deze nooit eerder bij de ondernemer geklaagd. Eerst twee maanden na het vertrek uit de haven komt de consument met allerlei klachten. De toiletten zijn inderdaad dicht in de winter. Daarvoor is de consument echter bij het aangaan het contract gewaarschuwd. Voor het schip van de consument kon geen ander schip gelegd worden. Voorzover dat bij andere schepen wel gebeurt, geschiedt dat alleen in overleg met de eigenaar van het schip, tenzij deze niet aanwezig is. Het gaat overigens uitsluitend om schepen van passanten. De vuilcontainer in de haven mag niet gebruikt worden voor grof vuil. Machinaal schuren mag niet; nat met de hand schuren wordt getolereerd, maar niet op het water.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Tussen partijen staat vast dat de huurovereenkomst is opgezegd, zodat de huurovereenkomst na ommekomst van de huurperiode op 31 maart 2005 niet verlengd wordt. Ten aanzien van de lopende huurperiode is in geschil of het liggeld aan de consument terugbetaald dient te worden voor de periode dat de consument geen gebruik heeft gemaakt van de ligplaats.   Partijen zijn een huurovereenkomst voor een bepaalde tijd aangegaan. Indien een huurder vervolgens gedurende de huurperiode besluit om geen gebruik te maken van het gehuurde, staat hem dat vrij, doch geeft dat op zichzelf geen recht op restitutie van een deel van de huurprijs. De toepasselijke algemene voorwaarden bieden daarvoor ook geen steun. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden kan wel aanspraak gemaakt worden op vergoeding van eventuele schade indien de huurovereenkomst ontbonden wordt vanwege een wezenlijke wanprestatie of toerekenbare tekortkoming van de verhuurder in de nakoming van de huurovereenkomst. De commissie stelt vast dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de consument eerst na opzegging van de huurovereenkomst klachten heeft geuit over de jachthaven. De consument was toen ook reeds uit de jachthaven vertrokken en maakte geen gebruik meer van de ligplaats. De ondernemer is aldus niet eerst in de gelegenheid gesteld de klachten, voor zover deze op zichzelf al gegrond zouden zijn, te verhelpen. Onder deze omstandigheden acht de commissie een beroep op ontbinding van de huurovereenkomst niet aanvaardbaar, althans kan de consument naar het oordeel van de commissie geen recht doen gelden op restitutie van een deel van de huurprijs.   Ten overvloede overweegt de commissie dan ook dat de klachten van de consument voor een deel geen betrekking (lijken te) hebben op de ligplaats van de consument, maar op die van anderen. Met betrekking tot een aantal andere klachten acht de commissie het bovendien aannemelijk geworden dat consument van tevoren gewaarschuwd is. Sowieso kan de commissie uit de klachten niet op maken dat deze zo ernstig zijn dat de haven van de ondernemer op stel en sprong zou moeten worden verlaten.   Wat hier verder ook van zij, op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 13 januari 2005.