In het licht van gegeven omstandigheden van dit geval is ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd.

  • Home >>
  • Elektro >>
De Geschillencommissie




Commissie: Elektro    Categorie: Ontbinding    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 71625

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 27 maart 2010 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de ondernemer zich heeft verplicht tot het leveren van [een navigatiesysteem] tegen een daarvoor door de consument te betalen prijs van € 132,–. De levering heeft op dezelfde datum plaatsgevonden.   De consument heeft de klacht voor de eerste keer in februari 2011 voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Van meet af aan heb ik problemen gehad met [het] door mij aangeschafte [navigatiesysteem], alsmede met het door de ondernemer aan mij verschafte vervangende exemplaar. [Het navigatiesysteem] liep telkenmale vast en ik had problemen met de GPS weergave; die werkte namelijk niet. Uiteindelijk heb ik op 22 oktober 2011 een nieuw vervangend apparaat gekregen, doch ik hield dezelfde klachten. Vervolgens heb ik ook dit apparaat in augustus 2012 ter reparatie bij de ondernemer aangeboden. Na wederom weken niets te hebben vernomen kreeg ik in oktober 2012 te horen dat ook dat apparaat niet meer te repareren was en dat ik wederom een nieuw vervangend apparaat kon krijgen. Daar had ik toen geen vertrouwen meer in. Met name had ik een discussie met de ondernemer over de garantie die ik op het vervangende toestel zou moeten krijgen. Bij het eerste door mij verkregen vervangende toestel in oktober 2011 kreeg ik van de ondernemer te horen dat ik gewoon recht had op twee jaar garantie op [dat] verkregen [navigatiesysteem]. In oktober 2012 kreeg ik te horen dat ik niet meer in aanmerking kwam voor een nieuwe garantie omdat het zou gaan om een vervangend toestel. Ik heb steeds wisselende informatie van de zijde van de ondernemer gekregen, de ondernemer heeft mij slecht behandeld en ik heb verder geen vertrouwen meer in de ondernemer en in het apparaat.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik heb het laatstelijk aan mij aangeboden derde vervangende apparaat niet meer opgehaald. Ik zou daar geen garantie meer op krijgen en daar ben ik niet mee akkoord. Ik heb gewoon recht op een wettelijke garantie van twee jaar. Ik kreeg te horen dat ik die garantie niet meer kreeg als het apparaat stuk zou zijn en dan zou ik maar naar de fabrikant moeten. Ik ben het daar niet mee eens want ik heb het apparaat toch bij de ondernemer gekocht en die dient daarvoor in te staan. Bovendien heb ik ook geen vertrouwen meer in het apparaat omdat de twee eerdere exemplaren steeds niet goed werkten. Ik ben inmiddels al vele malen bij de ondernemer teruggeweest en heb er schoon genoeg van. Ik wil gewoon mijn geld terug en geen zaken meer doen met de ondernemer.   De consument verlangt ontbinding van de overeenkomst waarbij aan haar het aankoopbedrag van € 132,–, alsmede extra gemaakte kosten van in totaal € 17,– (reis-, parkeer- en telefoonkosten) zullen worden vergoed.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Het gaat hier om een kosteloze omruiling van [een navigatiesysteem], oorspronkelijk aangeschaft op 27 maart 2010. De wettelijke garantie van 24 maanden gaat niet opnieuw in. De fabrieksgarantie van 24 maanden gaat wel opnieuw in.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De consument maakte aanvankelijk terecht aanspraak op herstel c.q. vervanging van [het navigatiesysteem] nu duidelijk is geworden dat het door de consument aangeschafte apparaat (alsmede het aan haar verschafte vervangende apparaat) telkenmale defecten vertoonden (geen goede GPS weergave) waardoor de apparaten tot tweemaal toe klaarblijkelijk niet te repareren waren. Aldus staat volgens de commissie vast dat de geleverde [navigatiesystemen] niet de eigenschappen bezaten die de consument op grond van de koopovereenkomst met de ondernemer mocht verwachten en dat [de navigatiesystemen] niet aan de overeenkomst hebben beantwoord. Gelet op die vastgestelde non-conformiteit diende herstel/vervanging door de ondernemer kosteloos plaats te vinden, hetgeen ook dwingend rechtelijk is bepaald voor een consumentenkoop (en zoals is neergelegd in artikel 7:21 BW). In dat opzicht heeft de ondernemer aanvankelijk aan zijn verplichtingen voldaan, door ook laatstelijk in oktober 2012 voor de derde maal een kosteloze vervanging van het apparaat voor te stellen. Dat er zoals de consument stelt alsdan een afzonderlijke nieuwe wettelijke garantietermijn moet worden gegeven aan het vervangen apparaat voert te ver. Waar het om gaat is dat de consument aanspraak kan maken op herstel c.q. vervanging op basis van artikel 7:21 BW waarmee de vastgestelde non-conformiteit kon worden gecorrigeerd. In principe is de ondernemer tot meer dan dat niet gehouden. Desalniettemin kan gesteld worden dat de ondernemer in deze zaak niet bepaald adequaat jegens de consument heeft gehandeld, door toch – zoals door de consument is gesteld en zoals ook blijkt uit de zich in het dossier bevindende reacties van de ondernemer – aanvankelijk wisselende standpunten over die door de consument gewenste wettelijke garantie in te nemen. Zo blijkt in ieder geval dat in oktober 2011 die garantie wel is gegeven, terwijl thans in oktober 2012 uiteindelijk (na eerdere onduidelijkheid daarover) is aangegeven dat de consument daarop geen aanspraak meer kan maken. Daarbij komt dat het eerste apparaat en ook het vervangende apparaat meerdere malen ter reparatie aan de ondernemer is aangeboden en dat de ondernemer niet in staat is geweest om het apparaat deugdelijk te repareren zodat laatstelijk wederom vervanging van het gehele apparaat is voorgesteld. In het licht van de gegeven omstandigheden waarbij de consument tot op heden nauwelijks profijt van de aan haar geleverde apparaten heeft gehad, de vele weken waarin het apparaat voor de consument niet beschikbaar is geweest, de aanvankelijk onduidelijke communicatie/informatie van de zijde van de ondernemer jegens de consument en het feit dat de consument geen enkel vertrouwen meer heeft in zowel de ondernemer als het apparaat en ten slotte dat het apparaat thans voor de derde keer dient te worden vervangen in een vrij kort tijdsbestek, maakt dat de consument volgens de commissie thans terecht aanspraak maakt op ontbinding van de overeenkomst. Ontbinding houdt in dat partijen de wederzijds gedane prestaties ongedaan zullen moeten maken, hetgeen betekent dat het apparaat eigendom is en blijft van de ondernemer en de ondernemer op zijn beurt het volledige aankoopbedrag van € 132,– aan de consument zal moeten terugbetalen. Op basis van artikel 22 van het reglement van de commissie bepaalt de commissie verder dat de door de consument zelf gemaakte kosten, die overigens verder ook niet zijn aangetoond, voor haar eigen rekening komen. Nu de klacht van de consument gegrond zal worden bevonden, is de ondernemer tevens gehouden om het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De overeenkomst van 27 maart 2010 wordt ontbonden verklaard. De ondernemer betaalt aan de consument een bedrag van € 132,– terug, waarbij het (vervangende) apparaat eigendom blijft van de ondernemer. De betaling van het bedrag dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien de betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,84 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 50,–.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektro, op 16 januari 2013.