In principe is een distributieketting onderhoudsvrij.

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: (On)deugdelijke levering/reparatie/onderhoud    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 68951

De uitspraak:

Behandeling van het geschil

De Geschillencommissie Voertuigen (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies d.d. 6 november 2012 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd worden beschouwd.   De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken, waaronder een aanvullend rapport van [naam deskundige].   Partijen hebben niet te kennen gegeven prijs te stellen op een tweede behandeling ter zitting, zodat van een vervolgzitting is afgezien en partijen daar dus ook niet meer voor zijn opgeroepen.   De commissie heeft het geschil behandeld op 4 februari 2013.   De consument heeft een bedrag van € 1.775,96 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   Onderwerp van het geschil en standpunten van partijen   Hiervoor zij verwezen naar hetgeen dienaangaande is overwogen in het tussenadvies van 6 november 2012.   Aanvullend deskundigenrapport   De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven, het volgende vastgesteld.   Onderzoek van de deskundige heeft hem geleerd dat voor het vervangen van de plunjer geen recall-actie is gevoerd door de fabrikant van de auto.   De plunjer heeft een ingebouwde veer en wordt mede op werkdruk gehouden door de oliedruk. De eerste montageplunjer was korter, had een groter kanaal voor de olie, lager geplaatst op de plunjer, waardoor in de plunjer zelf minder olie aanwezig was, die makkelijker uit de plunjer gedrukt kon worden dan bij de tweede versie. De tweede plunjer heeft een grotere inhoud voor olie en een zwaardere veer, waardoor deze moeilijker in beweging is te krijgen en daardoor dus minder (snel) beweging in de ketting zal toelaten. Doordat de eerste plunjer zijn werk “te gemakkelijk” deed, was de ketting gevoeliger voor slijtage. De ketting is gebroken door een combinatie van de plunjer en slijtage, die versneld is opgetreden. De betrekkelijk lage kilometerstand en gebruiksomstandigheden spelen hierbij een rol.   In de kwaliteit van de gebruikte olie is geen oorzaak voor het breken van de ketting gelegen. De ketting van de distributie moet enige tijd hebben liggen “klapperen”, wat hoorbaar moet zijn geweest in de vorm van een licht ratelend, rauw geluid. Maar dat geluid is sluipend ontstaan, tijdens een proces dat vele duizenden kilometers kan hebben geduurd. Het is de deskundige niet duidelijk of de consument dit heeft opgemerkt.   Het onderhoud aan de auto is conform fabrieksvoorschriften uitgevoerd, waarbij de juiste materialen zijn gebruikt. Het laatste onderhoud was gepleegd in september 2010 bij een kilometerstand van 46.280. De ketting is gebroken in mei 2012 bij een kilometerstand van 64.233.   Het komt, aldus de deskundige tot slot, meer voor dat de gewraakte plunjers worden vervangen, maar het breken (vanwege het langdurig doorrijden met een versleten ketting) van een ketting komt bij dit type auto niet vaak voor. Wat nog wel eens wil gebeuren, is dat de ketting verspringt, in welk geval reparatie ook noodzakelijk is.   Nader standpunt van de consument   De consument heeft naar aanleiding van het tweede rapport nog opgemerkt dat hij nooit een bijgeluid in de auto heeft onderkend. De consument voelt zich min of meer het slachtoffer van het feit dat hij de auto altijd netjes heeft gereden, zonder de motor al te hoog in de toeren te jagen. Volgens de consument zou het niet nodig moeten zijn om een auto op een hoog toerental te laten rijden om de kettingspanner zijn werk goed te kunnen laten doen.   De consument merkt nog op dat dit ongeveer de zesde auto van dit merk is die hij de afgelopen 22 jaar heeft gereden. Alle auto’s zijn op identieke wijze gebruikt en met de vorige auto’s heeft zich nooit een probleem met de distributieketting voorgedaan.   Nader standpunt van de ondernemer   Naar aanleiding van het tweede deskundigenbericht heeft de ondernemer nog opgemerkt dat daaruit blijkt dat een terugroepactie niet heeft plaatsgevonden. De in de auto gemonteerde plunjer was op dat moment de best beschikbare. Dat later verbeterde plunjers zijn geproduceerd is voortschrijdende techniek.   De ondernemer wijst nog eens op de opmerking van de deskundige dat de rijstijl van invloed kan zijn op het functioneren van de plunjer. Voorts wijst hij er op dat volgens de deskundige al geruime tijd een hoorbaar geluid aanwezig moet zijn geweest. Wanneer de consument daar geen onderzoek naar laat doen, komen de gevolgen daarvan niet voor rekening en risico van de ondernemer.   De verdere beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De eerste vraag die de commissie zich in het tussenadvies heeft gesteld kan naar aanleiding van de vervolgrapportage worden beantwoord. Afdoende is gebleken dat een modificatie van de spanner (door het plaatsen van een nieuw model plunjer) niet van fabriekswege is voorgeschreven. Een terugroepactie voor een dergelijke vervanging heeft niet plaatsgevonden.   Uit de aanvullende rapportage volgt naar het oordeel van de commissie dat het gebrekkig functioneren van de spanner, in combinatie met de wijze waarop de consument van de auto gebruik maakte (korte ritten, gematigd toerental), als oorzaak voor de slijtage van de distributieriem kan worden aangenomen. De deskundige heeft zich niet expliciet uitgelaten over de vraag of vervanging van de plunjer behoorde tot het normale, periodieke onderhoud. Maar hij heeft wel aangegeven dat het onderhoud conform fabrieksvoorschriften is uitgevoerd met gebruikmaking van deugdelijke materialen. Impliciet volgt daaruit dat de vervanging van de plunjer/kettingspanner geen onderdeel heeft uitgemaakt van het reguliere onderhoud.   Dit alles voert de commissie tot de navolgende overwegingen. In tegenstelling tot een distributieriem mag een consument er in beginsel van uitgaan dat een distributieketting onderhoudsvrij is, zeker wanneer een consument het door de fabrikant voorgeschreven onderhoud deugdelijk laat uitvoeren. Dat laatste heeft de consument ook laten doen. In dat geval zal een consument slechts een verwijt kunnen worden gemaakt, wanneer hij had moeten bemerken dat er mechanisch iets mis was onder de motorkap en hij daar geen onderzoek naar heeft laten instellen door een ter zake kundig monteur.   In dit geval is de commissie niet gebleken dat de consument een dergelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de aanvullende rapportage blijkt dat de consument weliswaar mogelijk een iets rauwer geluid van onder de motorkap had kunnen waarnemen, maar evenzeer volgt uit die rapportage dat sprake is geweest van een sluipend proces, gedurende meerdere duizenden kilometers. In dat geval is het niet aannemelijk dat het de consument is opgevallen dat de motor van zijn auto ineens een ander geluid was gaan maken.   Het had een ter zake kundig monteur kunnen zijn, die dit had kunnen bemerken, maar redenen om tussen september 2010 en mei 2012 een monteur naar de auto te laten kijken waren er voor de consument niet. De fabrikant van de auto hanteert tegenwoordig een onderhoudsinterval dat dermate ruim van aard is, dat voor een consument die een beperkt aantal kilometers per jaar rijdt geen aanleiding meer bestaat – anders dan in verband met de verplichte APK – om jaarlijks de auto naar een garage te brengen.   Ook in de wijze waarop de consument gebruik heeft gemaakt van de auto kan de commissie geen aanleiding vinden om te oordelen dat de reparatie voor rekening van de consument dient te komen. Zoals hiervoor al is overwogen, mag een consument er in beginsel van uitgaan dat een distributieketting onderhoudsvrij is en in elk geval langer meegaat (zonder noodzaak tot vervanging) dan een distributieriem, ongeacht of de auto wordt gebruikt voor langere ritten, dan wel voor veel korte ritjes en ongeacht het toerental waarmee de consument de motor belast. Er zijn nu eenmaal voorzichtige rijders en sportieve en beide typen rijders moeten erop kunnen vertrouwen dat een distributieketting niet na ongeveer 65.000 kilometer breekt, tenzij uit bij de auto meegegeven documentatie blijkt dat de levensduur van een distributieketting enkel en alleen wordt gegarandeerd bij een bepaalde rijstijl. Dat de fabrikant een dergelijke waarschuwing bij aankoop meegeeft, is niet gebleken en komt de commissie ook niet aannemelijk voor.   De commissie is dan ook van oordeel dat de ketting het heeft begeven doordat deze in onvoldoende mate op spanning is gehouden door de kettingspanner en, meer in het bijzonder, doordat de daarin opgenomen plunjer zijn werk in onvoldoende mate heeft gedaan. Dat de rijstijl en/of wijze van gebruik door de consument in dit geval dusdanig afwijkend is geweest van hetgeen als “normaal” kan worden betiteld, is niet gebleken. In dat geval kan daarin dan ook geen reden worden gevonden om een deel van de gevolgen van het breken van de riem aan de consument toe te rekenen. De slotsom luidt dan dat de geleverde auto niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, doordat deze was voorzien van een plunjer die niet heeft voorkomen dat de distributieketting onvoldoende op spanning werd gehouden. De consument kan in dat geval aanspraak maken op kosteloos herstel van het gebrek. Terecht en op goede gronden beklaagt de consument zich dan ook over het feit dat hem hiervoor door de ondernemer een vergoeding in rekening is gebracht.   Het voorgaande voert de commissie dan ook tot de navolgende beslissing.   Beslissing   De commissie stelt vast dat de ondernemer de consument voor de uitgevoerde reparatie ter vervanging van de distributieketting en tot herstel van als gevolg van het breken daarvan ontstane schade [factuurnummer] d.d. 21 mei 2012) geen kosten in rekening had mogen brengen, zodat deze factuur dient te worden gecrediteerd.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het in depot gestorte bedrag ad € 1.775,96 wordt terugbetaald aan de consument.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 125,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 445,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, op 4 februari 2013.