
Commissie: Notariaat
Categorie: Kosten
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117746
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het handelen van de notaris en de hoogte van de declaratie.
Klager heeft een bedrag van € 4.748,31 onbetaald gelaten en dit bedrag bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de klager
Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt de klacht, zoals ook ter zitting nader toegelicht, op het volgende neer.
Klager stelt dat de notaris geen inhoudelijke reactie geeft op gestelde vragen. Voorts beklaagt klager zich over de handelwijze van de notaris en over de te hoge declaratie. Daarnaast heeft klager geen opdracht aan de notaris gegeven de nalatenschap af te handelen.
De tweede echtgenote van de overledene was immers in het testament als executeur aangewezen. Verder is er door de notaris onjuiste informatie verstrekt met betrekking tot het depot bij de uitvaartverzekeraar en is een van de erfgenamen ten onrechte uit het kantoor van de notaris gezet. Klager houdt de notaris voor deze uitzetting verantwoordelijk. Tot slot stelt klager vraagtekens bij de wilsbekwaamheid van erflater (de vader) ten tijde van het opmaken van zijn testament in 2015 en de zorgplicht van de notaris ten tijde van dit opmaken.
Klager is het voorts niet eens met de door de notaris opgestelde factuur. Hij is van mening dat de notaris vooral in het belang van de tweede echtgenote van erflater heeft gehandeld en daarbij geen rekening heeft gehouden met de belangen van de erfgenamen. De notaris heeft dan ook niet als onafhankelijke en onpartijdige notaris gehandeld, is aantoonbaar vooringenomen geweest en heeft gehandeld als privé-notaris van de tweede echtgenote. De kosten moeten volgens klager worden toegerekend aan een ieder voor wie deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. Door de handelswijze van de notaris heeft de tweede echtgenote mede door onjuiste berekeningen van de notaris aantoonbaar voordeel genoten.
Klager wenst een antwoord op alle gestelde vragen in de brief van 9 april 2018, herziening van de declaratie, duidelijkheid over de positie van de notaris, een verklaring van de notaris over de uitzetting van een van de erfgenamen en een antwoord van de notaris met betrekking tot de vraag over de wilsbekwaamheid van erflater (de vader) en de zorgplicht van de notaris ten tijde van het opmaken van het testament in 2015. Klager vordert een schadevergoeding van € 3.152,–.
Ter zitting heeft klager nog het volgende aangevoerd. Door klager is de declaratie behorende bij het opstellen van het testament van erflater overgelegd. Uit deze declaratie kun je volgens klager afleiden met wie is gesproken bij het opstellen van het testament van erflater. De notaris stelt dat hij alles heeft afgehandeld binnen drie maanden, maar dit komt volgens klager omdat de gesprekken steeds op initiatief van de erfgenamen plaatsvonden en dat er pas schot in de zaak is gekomen na de beneficiaire aanvaarding en de tussenkomst van de advocaat. Klager meent dat de tweede echtgenote geen vordering op de erfgenamen heeft ingevolge een gestort depot bij de uitvaartverzekeraar. Uit de voorwaarden van de uitvaartverzekeraar blijkt dat in de situatie van de twee op de polis vermelde deposanten de langstlevende recht heeft op het resterende bedrag en derhalve niet op de helft van het totaal gestorte bedrag. In eerste instantie konden de erfgenamen niets doen. Eerst op 10 augustus 2017 werd bekend dat de tweede echtgenote de benoeming in het testament tot executeur in de nalatenschap van erflater niet zou aanvaarden. De overeenkomst van 15/21 september 2017 is onder druk getekend. De advocaat van de erfgenamen heeft daarin wel geadviseerd. De erfgenamen wilden vaart zetten, ook om emotionele redenen. Zij zijn in het ongewisse gelaten door de notaris, doordat zij niet op de hoogte zijn gebracht over de stand van zaken. Overwogen is nog naar een andere notaris te gaan, maar daarvan is afgezien. De notaris had volgens klager een financieel belang bij de trage afwikkeling van de nalatenschap. Door extra werkzaamheden uit te voeren heeft hij namelijk extra kunnen declareren.
Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer, zoals ook ter zitting nader toegelicht, op het volgende neer.
De notaris stelt zich op het standpunt dat hij op correcte wijze zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd, klager keurig van informatie heeft voorzien en van advies heeft gediend. Tussen het eerste contact met de tweede echtgenote op 12 juni 2017 en de ondertekening van de overeenkomst medio september 2017 zitten drie maanden. Indien klager dit al een te lange periode vindt, dan zijn eerder slechte onderlinge verhoudingen met erflater, zijn nieuwe partner en klager daarvan de oorzaak, doch niet een disfunctioneren van de notaris.
Voorts stelt de notaris dat de beneficiaire aanvaarding een keuze van klager was. Uit niets bleek dat beneficiair aanvaarden nodig was. Het advies van de notaris luidde ook anders. De notaris kan zich niet voorstellen dat de contacten tussen hem en de door klager ingeschakelde advocaat een extra kostenpost van € 5.000,– / € 7.000,– heeft opgeleverd. Voor wat betreft de wilsbekwaamheid van de erflater stelt de notaris dat de erflater heel goed wist wat hij deed. Ook heeft de notaris over de situatie van de erflater contact gehad met de huisarts van de erflater. De in het testament getroffen regelingen zijn bovendien niet abnormaal. Over de uitzetting van een erfgenaam uit het kantoor van de notaris kan de notaris geen zinnig woord zeggen omdat hij daarbij niet aanwezig was en de medewerkster die de erfgenaam zou hebben uitgezet niet meer op zijn kantoor werkzaam is.
Ter zitting heeft de notaris nog het volgende aangevoerd. Het zou volgens de notaris zeer klachtwaardig zijn indien een testament zou zijn opgesteld zonder met de erflater te hebben gesproken. Daar is volgens hem geen sprake van. Volgens de notaris had de nalatenschap niet sneller kunnen worden afgehandeld. De erflater overleed op 24 mei 2017. Op 12 juni 2017 vond een eerste gesprek met de tweede echtgenote plaats en op 28 juni 2017 een eerste gesprek met de erfgenamen. Tijdens het gesprek op 28 juni 2017 is een kopie van het testament overhandigd en is uitleg over de inhoud daarvan gegeven. Vervolgens hebben partijen elkaar weer op 10 augustus 2017 gesproken en is op 15/21 september 2017 een overeenkomst getekend over de wijze van afwikkelen van de nalatenschap. Tijdens het gesprek op 28 juni 2017 is door de erfgenamen aangegeven dat zij al jarenlang geen contact meer met erflater hadden en is uitgebreid gesproken over wat zij van erflater vonden en over de omstandigheid dat erflater bij moeder begraven lag. Ook is besproken op welke manier de nalatenschap zou worden aanvaard, dat een verklaring van erfrecht moest worden afgegeven, dat wellicht erfbelasting verschuldigd was en is de WOZ problematiek ter sprake gebracht. De notaris is uitgebreid bezig geweest met het regelen van zaken die noodzakelijkerwijs geregeld moesten worden. Er is exact gedaan wat de erfgenamen wensten. Er is geen schriftelijke opdracht verleend, maar erflater was al jaren cliënt van het kantoor. Zo zijn ook de huwelijkse voorwaarden van erflater door de notaris opgesteld. Voor het overlijden van erflater is door de notaris al geadviseerd aan de erfgenamen. Zij mochten ervan uitgaan dat de notaris de nalatenschap zou afwikkelen. Daarom is het nooit vastgelegd. De beneficiaire aanvaarding, die voor de notaris meer werk kostte, is door de notaris niet in rekening gebracht. Dat betrof een vriendendienst. De overeenkomst van september 2017 was ook in het belang van de erfgenamen. De advocaat van de erfgenamen had hen ook voor de ondertekening van deze overeenkomst geïnformeerd en geadviseerd.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
Kern van het geschil is dat volgens klager door de notaris werkzaamheden zijn verricht, terwijl er geen sprake was van een door de erfgenamen aan de notaris verstrekte opdracht, de kwaliteit van zijn dienstverlening en dat de door de notaris verrichte werkzaamheden niet ten goede aan de erfgenamen zijn gekomen.
Op 17 april 2015 is door de vader van klager ten overstaan van de notaris een testament opgemaakt. De vader van klager is op 24 mei 2017 overleden.
Op 15/21 september 2017 zijn erfgenamen en de tweede echtgenote van erflater (de legataris) ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap, onder meer, uitdrukkelijk overeengekomen dat ingevolge een door erflater en de legataris bij de uitvaartverzekeraar gestort depot de erfgenamen aan de legataris een bedrag van € 3.152,03 verschuldigd zijn.
De commissie is van oordeel dat sprake is van een door de erfgenamen aan de notaris verstrekte opdracht.
Klager gaat er geheel aan voorbij dat indien de executeur haar benoeming weigert, vervolgens de erfgenamen de nalatenschap moeten (doen)afwikkelen en al de daarmee gemoeide (notaris)kosten ten laste komen van de nalatenschap. Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht en hebben ingebracht stelt de commissie vast dat klager de notaris opdracht heeft gegeven voor genoemde afwikkeling. Desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling heeft klager ook nog expliciet aangegeven weliswaar te hebben overwogen een andere notaris in te schakelen, maar daar van te hebben afgezien. Daarnaast staat vast dat om te komen tot afwikkeling van deze nalatenschap de notaris ook een tot in detail geregelde overeenkomst heeft opgesteld tussen de erfgenamen en de legataris. Over en weer is bij ondertekening finale kwijting verleend. De erfgenamen hebben de overeenkomst eerst getekend, nadat hun advocaat hen daarover heeft geadviseerd. Dat de erfgenamen zich daarbij onder druk gezet voelden, kan de commissie dan ook niet plaatsen. Van enige druk door de notaris is ook overigens niet gebleken.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het evident dat de notaris al datgeen heeft gedaan wat in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap noodzakelijk was en dat de notaris juist ook in het belang van de erfgenamen heeft gehandeld.
Voor wat betreft het depot bij de uitvaartverzekeraar overweegt de commissie dat de erfgenamen en de legataris in voormelde overeenkomst zijn overeengekomen dit op de in die overeenkomst vermelde wijze af te wikkelen. Zij hebben dus ingestemd met de wijze waarop dit depot moet worden afgewikkeld. Thans kan daarover dan ook niet meer worden geklaagd. De in dit verband ingediende vordering te bepalen dat het bedrag van € 3.152,– aan klagers wordt uitgekeerd, zal dan ook worden afgewezen.
Voor wat betreft de klacht over de te hoge declaratie overweegt de commissie dat niet dan wel onvoldoende is onderbouwd waarom de declaratie te hoog zou zijn. Door klager is niet weersproken dat door de notaris werkzaamheden zijn verricht ter afwikkeling van de nalatenschap. Zo is er door de notaris een onderhandse akte opgesteld, die door alle partijen is ondertekend. Hetgeen de notaris voor die en zijn overige werkzaamheden in rekening heeft gebracht, komt de commissie niet bovenmatig voor.
De commissie heeft uit het verhandelde ter zitting begrepen dat, voor wat betreft de uitzetting uit het notariskantoor van een van de erfgenamen, het verwijt van klager is dat was verwacht dat de notaris daarover nog contact zou opnemen met de erfgenamen. Ter zitting heeft de notaris onweersproken gesteld dat hij daarover contact heeft opgenomen met de advocaat van klager en heeft gemeend daarmee te kunnen volstaan. De commissie is dan ook van oordeel dat van enig verwijtbaar gedrag van de notaris in dit verband niet is gebleken.
Het is de commissie voorts niet gebleken dat de notaris bij het opstellen in 2015 van het testament van erflater in 2015 niet gehandeld zou hebben zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
Een en ander nog afgezien van de omstandigheid dat door het sluiten van eerder genoemde overeenkomst impliciet hebben ingestemd met uitvoering van de wilsbeschikking zoals de erflater die in zijn testament door de notaris heeft doen vastleggen.
Het door klager meer of anders gestelde behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking omdat dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de notaris heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris. Van schade door toedoen van de notaris is op geen enkele wijze gebleken. Veeleer is naar het oordeel van de commissie door de notaris onder moeilijke relationele omstandigheden van bij de erfenis betrokkenen op een vakbekwame wijze en in het belang van alle betrokkenen, waaronder zeker niet in het minst klager, gehandeld.
De door de cliënt gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen. De commissie zal beslissen dat het depot, een bedrag van € 4.748,31, zijnde het aan de notaris in deze toekomende aan het kantoor van de notaris zal worden overgemaakt.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van klager op alle punten ongegrond en wijst het in dit verband gevorderde alsmede de gevorderde schadevergoeding af;
– bepaalt dat klager een bedrag van € 4.748,31 aan de notaris verschuldigd is;
– bepaalt dat het door klager betaalde depotbedrag aan de notaris wordt uitgekeerd.
Aldus beslist op 14 november 2018 door de Geschillencommissie Notariaat bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. G. Herwig en de mevrouw P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, plaatsvervangend secretaris.