
Commissie: Advocatuur
Categorie: Interne klachtprocedure
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV04-0018
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de onbetaalde declaraties van de advocaat voor zijn bijstand bij het trachten te vinden van verhaalsmogelijkheden van de cliënt opeen in het buitenland woonachtige persoon aan wie (de vrouw van) de cliënt een geldsom had geleend.
De cliënt heeft de declaratie ter grootte van € 1.636,86 niet voldaan en dit bedrag overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.
Standpunt van de cliënt
Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak als volgt.
De cliënt verwijt de advocaat niet of niet adequaat te hebben gereageerd op zijn opdrachten. De advocaat heeft in opdracht van de cliënt uitgezocht of verhaal kon worden gevorderd op eventuele fondsen in Nederland van een in Australië woonachtige persoon aan wie (de vrouw van) de cliënt een geldsom had geleend, welke persoon in staat van faillissement was geraakt.
Toen uitstel van een ‘meeting of creditors’ d.d. 3 juli 2003 om een aanbod van de schuldenaar te bespreken niet mogelijk bleek, heeft de cliënt de advocaat op 23 juni 2003 direct en overeenkomstig diens suggestie een concept sommatiebrief gestuurd teneinde de schuldenaar een beter aanbod te laten doen. Hierbij heeft de cliënt verzocht deze brief zowel (aangetekend) per post als per fax te verzenden. De cliënt heeft hierbij tevens met de advocaat de noodzaak van telefonisch contact met de schuldenaar besproken voor het geval de fax niet tijdig – gezien de in de brief gestelde uiterste termijn en de aanstaande ‘meeting of creditors’ – zou aankomen.
De advocaat heeft in strijd met de opdracht pas na twee dagen vergeefs te hebben getracht de brief per fax te versturen de brief per post verzonden. Ook heeft de advocaat nagelaten de cliënt hiervan op de hoogte te stellen. Verder heeft de advocaat nagelaten te melden dat hij wegens vakantie verder afwezig was. Hierdoor heeft de spoed e-mail van 29 juni 2003 waarin de cliënt overeenkomstig de gemaakte afspraak aandrong op telefonisch contact met de schuldenaar op 30 juni 2003 geen effect gehad.
Eerst nadat de cliënt op 1 juli 2003 contact opnam met het kantoor van de advocaat hoorde hij van diens afwezigheid en de gang van zaken tot dan toe. De opdracht van de spoed e-mail van 29 juni 2003 bleek nog niet te zijn uitgevoerd en de zaakwaarnemer was gezien het tijdsverschil pas op 2 juli 2003 in de gelegenheid telefonisch contact te zoeken met de schuldenaar, waar hij uiteindelijk niet in is geslaagd. Hierdoor was de cliënt genoodzaakt de kennis van eventuele fondsen in Nederland te delen met de overige schuldeisers.
Voorts beklaagt de cliënt zich over de declaratie die de advocaat heeft verzonden en betwist hij de juistheid ervan. Ook meent de cliënt dat de advocaat c.q. het kantoor ten onrechte niet, althans niet volledig inhoudelijk is ingegaan op de klachten die hij over de dienstverlening en de declaratie heeft kenbaar gemaakt en dat de advocaat voortijdig de Deken heeft ingeschakeld.
Door de onzorgvuldige wijze van handelen c.q. nalaten van de advocaat is de cliënt de kans ontnomen om een substantieel deel van de lening terug te krijgen heeft. Ook zijn de kosten die de cliënt heeft moeten maken om de advocaat een en ander te laten uitzoeken achteraf nutteloos gebleken. Op grond van het bovenstaande stelt de cliënt ter oplossing van het geschil voor dat de advocaat een bedrag restitueert en verzoekt de cliënt de commissie een vergoeding naar redelijkheid en billijkheid ten laste van de advocaat vast te stellen.
Standpunt van de advocaat
Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt.
De klacht van de cliënt ziet niet op de opdrachten aan de advocaat om feiten- en/of juridisch onderzoek te plegen naar de mogelijkheden van beslagleggen maar uitsluitend op de opdracht van de cliënt van 23 juni 2003.
De cliënt heeft de advocaat na zijn laatste brief van 27 mei 2003 en pas nadat de zaak half juni in een stroomversnelling zou zijn geraakt bij e-mail van 23 juni 2003 opdracht gegeven een door hem opgestelde brief aan de schuldenaar te zenden. De advocaat heeft hierop telefonisch contact opgenomen met de cliënt waarbij is afgesproken dat indien verzending per fax niet zou lukken de brief per gewone post zou worden verzonden. De noodzaak om de schuldenaar te bellen indien de fax niet zou aankomen is niet besproken. Bovendien heeft de advocaat in dit gesprek aangegeven dat hij met vakantie zou gaan en de zaak zou worden waargenomen door een kantoorgenoot.
Hoewel uit het e-mail bericht van zondag 29 juni 2003 geen spoedeisendheid blijkt, heeft de waarnemer zich ingelezen in het dossier en op 1 juli 2003 telefonisch contact gehad met de cliënt. De waarnemer heeft adequaat gehandeld door op 2 juli 2003 diverse malen te trachten telefonisch contact te krijgen met de schuldenaar.
De advocaat betwist dat de cliënt enige troeven in handen had die thans waardeloos zijn geworden aangezien nog immer niet vaststaat dat de schuldenaar enige vermogensbestanddelen in Nederland heeft en/of daarop beslag kan worden gelegd. Van schade in de zin van een waardevermindering van deze troeven kan dan ook geen sprake zijn.
Naar aanleiding van de klacht van de cliënt over de declaratie is besloten de nota te matigen zodat in plaats van 15,3 uur uiteindelijk 14 uur in rekening is gebracht. Het kantoor is uitgebreid ingegaan op de klachten van de cliënt en heeft toen de cliënt zijn klachten handhaafde hem gewezen op de mogelijkheid schriftelijk een klacht in te dienen bij de Deken.
Op grond van het bovenstaande dient het verzoek van de cliënt om toekenning van een schadevergoeding en teruggave van geld te worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat de essentie van de klacht van de cliënt tegen de advocaat c.q. het advocatenkantoor is dat niet dan wel onvoldoende tijdig uitvoering is gegeven aan de instructies van de cliënt om een (sommatie-)brief aan de crediteur te doen toekomen, althans om hem telefonisch van de inhoud daarvan te verwittigen.
Ter zitting heeft de cliënt desgevraagd uiteengezet dat het doel van vorenstaande actie(‘s) was zich een betere positie te verwerven ten opzichte van de overige crediteuren in plaats van de gang van zaken op de ‘meeting of creditors’ af te wachten. De cliënt heeft ter zitting verklaard te onderkennen dat deze handelwijze, in elk geval tegenover de overige crediteuren, niet geheel zuiver was.
In verband met het vorenstaande maakt de commissie onderscheid tussen de instructie per e-mail van 23 juni 2003 en de daarop volgende van 29 juni 2003. Ten aanzien van de instructie in de e-mail van 23 juni 2003 is de commissie van oordeel dat de advocaat voldoende zorgvuldig en adequaat heeft gehandeld door eerst te trachten de brief per telefax te verzenden en vervolgens bij uitblijven van een succesvolle transmissie deze alsnog per gewone post te verzenden.
De commissie heeft hierbij laten meewegen dat uit de instructie van 23 juni 2003 niet ondubbelzinnig en duidelijk blijkt dat de advocaat tevens telefonisch contact met de crediteur diende op te nemen, terwijl ook de omstandigheden op dat moment niet daartoe noopten. Dit geldt echter niet voor het expliciete verzoek van 29 juni 2003 om telefonisch contact op te nemen met de crediteur.
Gelet op het kennelijke en kenbare belang dat de cliënt daaraan hechtte, heeft de advocaat c.q. bij zijn afwezigheid diens waarnemer naar het oordeel van de commissie onvoldoende adequaat gereageerd, daargelaten wat het resultaat van de verlangde actie zou zijn geweest. De commissie is dan ook van oordeel dat de advocaat in die zin niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. In zoverre acht de commissie de klacht van de cliënt dan ook gegrond.
Niettegenstaande het vorenstaande acht de commissie de juistheid van de declaratie, althans de juistheid van de hoogte c.q. het aantal in rekening gebrachte uren als zodanig op grond van de toelichting van de advocaat ter zitting en met in achtneming van de reeds gepleegde aanpassingen voldoende aannemelijk.
De commissie kan de cliënt niet volgen in zijn klachten over de klachtafhandeling door de advocaat c.q. de klachtbehandelaar. Hoewel de commissie de cliënt toegeeft dat de advocaat c.q. de klachtbehandelaar niet altijd even uitvoerig op elk klachtonderdeel heeft gereageerd, de reacties zijn naar het oordeel van de commissie zodanig dat de cliënt heeft (moeten) kunnen begrijpen wat het inhoudelijke standpunt van de advocaat te dier zake was.
De commissie stelt in dit verband tevens vast dat de advocaat c.q. diens kantoor van het uiteindelijk inschakelen van de Deken van de Orde van Advocaten geen enkel verwijt kan worden gemaakt omdat de advocaat daarmee juist in overeenstemming met de door hem geldende (Gedrags-)regels heeft gehandeld.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Hierin ziet de commissie aanleiding de openstaande declaratie naar redelijkheid en billijkheid te verminderen en de totale resterende betalingsverplichting van de cliënt vast te stellen op een bedrag van
€ 1.400,– inclusief BTW en kantoorkosten.
De door de cliënt gevorderde schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking nu hij deze schade niet heeft aangetoond en de cliënt ook geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat de beweerdelijk geleden schade door toedoen van de advocaat is veroorzaakt.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie stelt de betalingsverplichting van de cliënt vast op € 1.400,– (inclusief BTW en kantoorkosten).
Overeenkomstig het reglement van de commissie wordt het klachtengeld over partijen verdeeld zodat de advocaat aan de cliënt, die deze kosten heeft voldaan, een bedrag van € 45,– dient te vergoeden.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten een bedrag verschuldigd van € 115,–.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Aan de cliënt wordt een bedrag van € 281,86 (€ 1.636,86 minus € 1.400,– plus € 45,–) gerestitueerd.
Aan de advocaat wordt een bedrag van € 1.240,– (€ 1.400,– minus € 45,– minus € 115,–) overgemaakt.
Het restant van € 115,– verblijft aan de commissie.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist op 5 juli 2004 door de Geschillencommissie Advocatuur.