Commissie: Water
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119244
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft afschaffing van de alleenstaandenkorting en invoering vastrecht bij niet bemeterde woningen.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Mijn huis heeft op eigen verzoek geen watermeter in verband met privacy. Tot 2019 kreeg ik een alleenstaandenkorting op mijn waterrekening. Bovendien zijn de tarieven veranderd waardoor ik nu veel meer voor mijn water moet betalen. De kosten stijgen met 20% zonder dat er een prestatie tegenover staat. Er is sprake van ongelijke behandeling in de zin van de algemene wet gelijke behandeling en artikel 14 EVRM. Ook is er strijd met artikel 8 EVRM, omdat een beroep op privacy financieel onaantrekkelijk wordt gemaakt. Prijsvaststelling mag niet ontaarden in belasting.
Standpunt van de waterleverancier
Het standpunt van de warmteleverancier luidt in hoofdzaak als volgt.
Het huis van de consument heeft geen watermeter en daarom wordt zijn watergebruik forfaitair, volgens een abonnement-eenhedentarief afgerekend. Tot 2018 ontving hij een alleenwonendenkorting van 16,7% over zijn drinkwaterverrekening. Met de invoering van de nieuwe drinkwatertarieven in 2018 is deze korting echter komen te vervallen.
De drinkwatertarieven zijn op een andere wijze tot stand gekomen dan in voorgaande jaren. Aanleiding hiervoor was een richtlijn van de minister voor alle waterleidingbedrijven om zich strikter aan de Drinkwaterwet te houden. Geëist wordt dat nieuwe tarieven kostendekkend, transparant en niet dis-criminerend zijn. De nieuwe regeling is vastgesteld op 20 november 2017. In de oude tariefstructuur betaalden huishoudens zonder watermeter een tarief van € 38,06 per eenheid per jaar. In het nieuwe systeem is overgestapt op een vastrecht en een variabel tarief, net zoals geldt bij bemeterde huishou-dens. Een korting op het vastrecht voor alleenwonenden heeft geen bedrijfseconomische grondslag, aangezien de kosten die gemaakt worden per aansluiting niet afhankelijk zijn van het aantal inwoners achter de voordeur. De korting is dan ook uit te leggen als een discriminerende maatregel. De afge-schafte regeling betreft een alleenwonendenkorting en niet een alleenstaandenkorting. Een onderscheid naar burgerlijke staat is nooit aan de orde geweest, het drinkwatertarief is uitsluitend gebaseerd op een kostprijsmodel, ongeacht wat voor godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, was, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid of burgerlijke staat de klantengroep heeft. Ieder huishouden zonder watermeter wordt gelijk behandeld. Wij eerbiedigen het privé familie-en gezinsleven van de consument getuige de beslissing om af te zien van het plaatsen van een watermeter in zijn woning. Het logische gevolg hiervan is dat wij zijn watergebruik forfaitair hebben en zullen moeten vaststellen volgens het eenhedenstelsel. Tussen de consument en ons bestaat een privaatrechtelijke rechtsverhouding in de vorm van een leveringsovereenkomst. Op de drinkwaterfacturen van de consument is burgerlijk recht van toepassing. Er is geen sprake van belastingheffing.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie in grote lijnen het standpunt van de ondernemer. De commissie stelt voorop dat het niet tot haar taak behoort een oordeel uit te spreken over een tarievenstelsel zoals zij ook de tussen partijen gelden de algemene voorwaarden als maatstaf heeft te hanteren. De consument heeft bezwaren tegen de nieuwe regeling, omdat deze regeling in ieder geval voor hem tot hogere kosten van waterlevering leidt, maar op zich is dit vooral een gevolg van het invoeren van vastrecht waar dat vroeger niet het geval was, hetgeen in de oude situatie een vorm van discriminatie opleverde. Datzelfde geldt voor de inmiddels vervallen alleenwonendenkorting. Aan de consument kan worden toegegeven dat tariefdifferentiatie op een andere manier en nuttig doel kan dienen, maar de gemaakte keuzes voor de nieuwe tariefstructuur zijn verdedigbaar en de commissie ziet niet in op welke wijze discriminatie daaraan inherent zou kunnen zijn. De klacht treft geen doel. Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht, kan niet tot een andere beslissing leiden en behoeft derhalve geen afzonderlijke bespreking.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, mr. A.G. Vermaat en mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, op 21 januari 2019.