Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA Algemene Aannemings-, verkoop- en leveringsvoorwaarden
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
WAT03-0041
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil heeft betrekking op de schriftelijk tussen partijen gesloten overeenkomst tot (ver)koop van een gebruikt schip tegen een prijs van ƒ 99.000,–, welke overeenkomst is gesloten op 4 januari 2002. De consument heeft op 1 september 2003 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft een gebruikte boot gekocht bij de ondernemer. Deze boot werd verkocht met een taxatierapport. In de advertentie stond vermeld: “in nieuwstaat verkerend schip”. Bij het schuren en lakken in januari 2003 ontdekte de consument een verrotte plek in de houten mast. Bij reparatie werd geconstateerd dat de mast van binnen compleet verrot was en moest worden vervangen. De ondernemer is hiervan op de hoogte gesteld in januari 2003. Op 3 september 2003 heeft de consument de ondernemer schriftelijk verzocht een oplossing aan te dragen, omdat bij de koop van een gebruikt schip niet verwacht hoeft te worden dat na een jaar de mast zodanig verrot blijkt te zijn dat deze vervangen moet worden. De ondernemer heeft hierop niet gereageerd. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het taxatierapport van de ANWB was bepalend bij de koop van het schip. Daarbij is de consument uitgegaan van de status van de ANWB. De deskundige van de ANWB heeft de consument laten weten dat hij geen fout heeft gemaakt. De kosten van de nieuwe mast zoals door de deskundige van de commissie begroot moeten hoger zijn, namelijk € 5.700,– incl. BTW. De consument verlangt levering van een nieuwe mast door de ondernemer. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Op 27 september 2001 heeft de ondernemer opdracht gegeven tot de keuring van de door de consument gekochte boot. Uit het keuringsrapport blijkt dat de mast voldoende tot ruim voldoende in orde is. De ondernemer is derhalve van mening dat hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden, namelijk het (laten) plegen van een goede keuring. De ondernemer acht zich daarom niet aansprakelijk voor de verrotte mast en verwijst naar degene die de keuring heeft uitgevoerd. De ondernemer verzoekt de commissie de klacht van de consument ongegrond te verklaren. Deskundigenrapport De door de Commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld. De deskundige heeft geconstateerd dat de mast veel windscheuren vertoond. Deze scheuren zijn met een vulmateriaal, mogelijk epoxy, gevuld. Deze scheuren waren volgens de consument aanwezig toen hij de boot kocht. Op enkele plaatsen constateerde de deskundige dat er vrij gemakkelijk in het houtmateriaal geprikt kan worden. In de mast is verder een stukje hout verlijmd met de afmetingen van circa 25 X 5 cm. De slechte plek waar het stukje hout is verlijmd, bevindt zich op ooghoogte vanaf het dek van het schip gezien. Op de plaats waar het stukje hout is verlijmd, is door de deskundige niet vast te stellen in hoeverre het houtmateriaal inwendig verrot is. Hiervoor zal eerst een deel van het houtmateriaal weggehaald dienen te worden. Gezien de staat van de mast met de vele windscheuren, is de deskundige op voorhand wel van mening dat het niet verstandig is de mast te repareren. Verder merkt de deskundige op dat de zachte plek in het houtmateriaal zich op ooghoogte bevindt en dat het houtmateriaal volgens de consument verkleurd was. Redelijkerwijs had de door de ondernemer ingeschakelde expert dit moeten zien. De deskundige concludeert dat de staat van onderhoud van de mast zeer matig is en dat reparatie op voorhand af te raden is. De deskundige is verder van mening dat gezien de staat van de mast – de windscheuren welke volgens opgave van de consument destijds al aanwezig waren –, de door de ondernemer ingeschakelde expert hier bij de keuring meer aandacht aan had moeten besteden. De kosten voor het vervaardigen van een nieuwe mast inclusief het overzetten van de beslagen wordt door de deskundige begroot op € 3.600,– incl. BTW. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Onweersproken is dat de mast inwendig verrot is, zodat dit als vaststaand wordt aangenomen. De commissie acht het onwaarschijnlijk dat dit gebrek in de loop van ongeveer een jaar na aankoop is ontstaan, zodat de commissie er van uit gaat dat het gebrek aanwezig was ten tijde van de (af)levering van het schip. De verkoper dient ervoor in te staan dat de zaak de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dit volgt uit artikel 7:17 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Artikel 7:17 BW is bij een ‘consumentenkoop’, oftewel de koop van een roerend goed door een consument, van dwingend recht, zodat de rechten en de vorderingen van de koper ingeval van non-conformiteit (dat is: het niet voldoen aan art. 7:17 BW) niet mogen worden beperkt of uitgesloten, noch in algemene voorwaarden, noch anderszins (artikel 7:5 en 7:6 BW). De commissie is van oordeel dat de boot vanwege de interne verrotting van de mast niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Zulks impliceert dat de verkoper aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het gebrek. Hieraan kan niet afdoen dat de ondernemer een deskundigenrapport heeft laten opstellen, waarin de mast als “voldoende tot ruim voldoende” wordt gekwalificeerd. Gezien de interne verrotting van de mast moet deze kwalificatie als onvoldoende worden beschouwd, terwijl van de deskundige wel verwacht had mogen worden dat hij het gebrek had ontdekt. Dat het deskundigenrapport onvoldoende c.q. onjuiste informatie bevat omtrent de mast, dient naar het oordeel van de commissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor rekening en risico van de ondernemer te komen, daar het deskundigenrapport in zijn opdracht is geschied en door hem is gebruikt ten behoeve van de verkoop van het schip. De consument mocht daarom af gaan op de inhoud van het deskundigenrapport en behoefde daarnaast niet zelf een deskundigenonderzoek te laten verrichten. Omdat voor het ontdekken van het gebrek op zijn minst enige expertise nodig is, had van de consument ook niet verwacht mogen worden dat hij het gebrek zelf had ontdekt. Op grond van het bovenstaande acht de commissie de klacht van de consument gegrond. De ondernemer dient de schade aan de consument te vergoeden. De commissie stelt deze schade vast op een bedrag van € 2.600,–, waarbij de commissie uit gaat van het door de deskundige van de commissie begrootte bedrag – daar de deskundige na de zitting desgevraagd het begrootte bedrag heeft bevestigd en de commissie zodoende geen enkele aanleiding ziet om hiervan af te wijken – en daarbij rekening houdt met een vervanging van ‘oud door nieuw’, waarbij deze laatste correctie wordt vastgesteld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De commissie merkt ten overvloede op dat de ondernemer mogelijk wel een verhaalsmogelijkheid heeft op de door hem ingeschakelde deskundige, maar dit staat hier niet ter discussie en kan sowieso door commissie ook niet beoordeeld worden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 2.600,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 22 april 2004.