Commissie: Kinderopvang
Categorie: ruiluren
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
235427/243951
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft het ruilbeleid van de ondernemer. In de plaatsingsovereenkomst voor de dochters van de consument wordt de mogelijkheid geboden niet gebruikte opvanguren op een ander moment in te zetten. De consument verwijt de ondernemer een oncoöperatieve opstelling waardoor het inzetten van ruiluren feitelijk onmogelijk wordt gemaakt. Sinds maart 2023 geldt bij de ondernemer het beleid dat ruilen van dagen slechts mogelijk is voor opvangdagen die op een feestdag vallen. Dit betreft een service. De ondernemer heeft uitgelegd dat hij kampt met grote personeelstekorten waardoor er vaak geen ruimte is op een groep. Bovendien zijn de mogelijkheden voor ruilen voor de consument beperkt aangezien haar dochter al vier dagen per week wordt opgevangen. In lijn met eerdere uitspraken overweegt de commissie dat het inzetten van ruiluren een service is van de ondernemer waar de consument geen rechten aan kan ontlenen. Het staat de ondernemer vrij het ruilbeleid te wijzigen zoals hij dat in 2023 heeft gedaan. De voorwaarden van het inzetten van ruiluren waren bij de consument bekend, ook de voorwaarde dat voor het inzetten van ruiluren geen extra personeel zal worden ingezet. De commissie oordeelt de klacht dan ook ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het ruilbeleid van de ondernemer. In de plaatsingsovereenkomst voor de dochters van de consument wordt de mogelijkheid geboden niet gebruikte opvanguren op een ander moment in te zetten. De consument verwijt de ondernemer een oncoöperatieve opstelling waardoor het inzetten van ruiluren feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.
Standpunt van de consument
De dochters van de consument worden door de ondernemer opgevangen. Voor jongste dochter L. geldt dat zij vier dagen per week naar de dag -en peuteropvang van de ondernemer gaat. In de tarieven en voorwaarden van de dagopvang en Buiten Schoolse Opvang (BSO) van de ondernemer was sinds 2020 opgenomen dat het mogelijk is om dagen of dagdelen waarop een kind niet aanwezig is geweest of kan zijn op een ander moment in te zetten. Na een jaar vervallen de opgebouwde uren.
Voor dochter L. bedroeg het tegoed in september 2023 66 uren. Hoewel de consument vele malen heeft gevraagd of de opgebouwde uren konden worden ingezet was dit steeds niet mogelijk en werden alle voorstellen van de consument afgewezen. Steeds werd de consument te kennen gegeven dat er geen personeel beschikbaar was. De consument ervoer een oncoöperatieve en weigerachtige houding van de ondernemer. Tot frustratie van de consument verliepen de opgebouwde uren na een jaar. De consument is van mening dat sprake is van fraude nu de ondernemer geen (extra) personeel wil inzetten waardoor de consument met betaalde opvanguren is blijven zitten.
Sinds de consument zijn geschil aanhangig heeft gemaakt bij de commissie blijkt het inzetten van ruiluren opeens wel mogelijk. Dit heeft de consument gesterkt in zijn overtuiging dat er wel degelijk mogelijkheden waren om hem eerder ter wille te zijn en hij niet serieus werd genomen. De consument verlangt dat de ondernemer het inzetten van alle opgebouwde ruiluren mogelijk maakt waarmee het geschil is opgelost.
Standpunt van de ondernemer
De dochters van de consument worden door de ondernemer opgevangen in de dagopvang en de BSO. De ondernemer heeft de ouders tot maart 2023 een service aangeboden op grond waarvan ouders bij verhindering van een vaste opvangdag een verzoek konden doen om deze opvangdag op een ander dag in te halen, ook wel aangeduid als ruildag. In de voorwaarden van de ondernemer was opgenomen dat dit slechts mogelijk was indien de ruiluren binnen een bepaalde termijn werden aangevraagd, er plaats was in een groep vergelijkbaar met die van het kind en de personele bezetting van die groep het opvangen van een extra kind toeliet.
Sinds maart 2023 is het nog slechts mogelijk om opvangdagen die op een feestdag vallen (waarop de opvanglocatie gesloten is) te ruilen tegen een andere dag. Ook hiervoor geldt dat het een service betreft. De ondernemer heeft meerdere keren met de consument gesproken over het inzetten van het afwezigheidstegoed. De ondernemer heeft daarbij uitgelegd dat hij, net als veel andere kinderopvangorganisaties, kampt met grote personeelstekorten waardoor er vaak geen ruimte is op een groep. Daarbij zijn de mogelijkheden in het geval van de consument beperkt aangezien dochter L. vier dagen per week door de ondernemer wordt opgevangen. De mogelijkheid om de uren in te zetten zijn daardoor beperkt tot de vijfde dag, de woensdag.
De consument heeft de ondernemer op 30 augustus 2023 gesommeerd om het afwezigheidstegoed te verrekenen danwel een regeling te treffen voor alle uren. De opvang van jongste dochter L. eindigt op 26 juli 2024 van rechtswege. De consument heeft verzocht de opvang te verlengen met de afwezigheidsdagen maar de ondernemer heeft de consument op grond van artikel 3.2 en 3.3 van de voorwaarden laten weten dat dit niet mogelijk is. Hierin is opgenomen: “Het is niet mogelijk de plaatsingsovereenkomst eerder te beëindigen of te verlengen en daarvoor afwezigheidsdagen in te zetten“.
Om de consument tegemoet te komen heeft de ondernemer het verlopen tegoed met drie weken verlengd waarmee de consument in de gelegenheid wordt gesteld meer mogelijkheden te benutten om ruiluren in te zetten. Inmiddels is het de consument gelukt de afwezigheidstegoeden grotendeels op andere dagen in te zetten. De ondernemer is van mening dat hij heeft gedaan wat in zijn vermogen ligt om de consument ter wille te zijn. De consument kan echter geen rechten ontlenen aan de ruilservice. Dit is ook in lijn met eerdere uitspraken van de commissie.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In de overgelegde tarieven en voorwaarden van de ondernemer betreffende de dagopvang en BSO is sinds 2020 in de artikelen 3.2 en 3.3. in wisselende bewoordingen opgenomen dat het ruilen van opvanguren mogelijk is indien een kind afwezig is geweest. Opgenomen is dat het hier een service betreft en dat het ruilen van opvanguren alleen mogelijk is indien er plaats is op de groep van het kind en de personele bezetting dit toelaat, waarbij geen extra inzet van pedagogisch medewerkers nodig is. Ruiluren kunnen binnen een termijn van een jaar worden opgenomen, waarna ze komen te vervallen.
In 2023 heeft de ondernemer de voorwaarden gewijzigd en is de mogelijkheid van het inzetten van ruiluren beperkt tot opvanguren die vallen op nationale feestdagen waarop de locatie van de ondernemer gesloten is.
In lijn met eerdere uitspraken overweegt de commissie dat het inzetten van ruiluren een service is van de ondernemer waar de consument geen rechten aan kan ontlenen. Het staat de ondernemer vrij het ruilbeleid te wijzigen zoals hij dat in 2023 heeft gedaan. De voorwaarden van het inzetten van ruiluren waren bij de consument bekend, zo ook de voorwaarde dat voor het inzetten van ruiluren geen extra personeel zal worden ingezet. Voor de verwijten van de consument ten aanzien van de ondernemer heeft de commissie geen enkele grond gevonden laat staan voor het verwijt dat de ondernemer frauduleus zou hebben gehandeld.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 19 april 2024.