Klaagster toont onvoldoende bewijs dat zorgaanbieder fout heeft gemaakt tijdens heupoperatie

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 46800/59082

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Volgens de klaagster is er een fout gemaakt tijdens een heupoperatie waarbij een kophalsprothese is geplaatst, waardoor de klaagster blijvend invalide is geworden. Na de revalidatie zijn pijnklachten blijven bestaan. De klaagster kan alleen met een rollator lopen. Volgens de zorgaanbieder is de positie van de prothese in het dijbeen en ten opzichte van de heupkom goed. Volgens de zorgaanbieder is er geen sprake van een verwijtbare complicatie. Daarnaast was er sprake van informed consent en zijn de belangrijkste complicaties en risico’s besproken. De commissie constateert dat de desbetreffende arts die de operatie heeft uitgevoerd, bevoegd was om de operatie zelfstandig uit te voeren. De commissie gaat er daarnaast vanuit dat de informed consent door de klaagster is gegeven. De commissie oordeelt dat de klaagster onvoldoende bewijs heeft geleverd om te concluderen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Spaarne Gasthuis, gevestigd te Haarlem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 maart 2021 te Zwolle.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Ter zitting zijn [naam] (zoon van klaagster) en [naam] ([naam rechtsbijstand) verschenen voor klaagster en werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] (chirurg) en door [naam] (jurist gezondheidsrecht).

Onderwerp van het geschil
Klaagster heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen en aan klaagster medegedeeld dat de klachtencommissie van de zorgaanbieder geen schadevergoeding kan toekennen. De zorgaanbieder heeft klaagster in verband hiermee doorverwezen naar de geschillencommissie zorg.

Het geschil betreft een fout die volgens klaagster is gemaakt tijdens een heupoperatie waarbij een kophalsprothese is geplaatst waardoor klaagster blijvend invalide is geworden.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klaagster is op 29 juli 2017 door dokter [naam] in het ziekenhuis van de zorgaanbieder geopereerd aan een breuk in de linkerheup (mediale collumfractuur). Tijdens de operatie is een kophalsprothese geplaatst. Na revalidatie zijn pijnklachten blijven bestaan en blijft klaagster ‘door de heup zakken’. Klaagster kan slechts lopen met een rollator.

[Naam ander ziekenhuis] in Nijmegen heeft op 27 maart 2019 een second opinion uitgevoerd en vastgesteld dat er door de operatie iatrogene schade (onvoorzien en ongewenst effect van de operatie) aan de gluteus medius (de middelste van de drie bilspieren) is ontstaan.

Klaagster klaagt in hoofdlijnen over het volgende:
– dokter [naam] was nog in opleiding tot specialist en was niet bekwaam deze operatie uit te voeren;
– er is vooraf geen informatie verstrekt over de ingreep en de risico’s;
– er is een fout gemaakt door de pen met de prothese niet recht te plaatsen;
– er is niet gekozen voor de minst invasieve benadering;
– het operatieverslag bevat geen duidelijke informatie over de gebruikte operatiemethode.

Klaagster heeft opgemerkt dat het litteken lijkt op een posterolaterale benadering, in welk geval er sprake is van een vermijdbare en verwijtbare fout, omdat de chirurg de spier niet heeft gehecht of dit over het hoofd heeft gezien. Ter zitting heeft de zoon van klaagster ([naam zoon]) verklaard dat op basis van het litteken en de positie daarvan, er, in tegenstelling tot wat er in het operatieverslag is vermeld, van de achterzijde lijkt te zijn benaderd waarvoor splijting van de gluteus nodig is. Er is ten onrechte niet gekozen voor de minst invasieve benadering, zijnde de anterieure benadering. Volgens [naam zoon] is zijn moeder na de operatie blijvend gehandicapt geworden. Volgens [naam zoon] is er iets misgegaan tijdens de operatie. Er is door [naam rechtsbijstand] advies ingewonnen bij [naam] (orthopedisch chirurg en onafhankelijk medisch adviseur) die volgens [naam zoon] betwijfelt of de operatie goed is gegaan.

Klaagster heeft om toekenning van € 25.000,– aan schadevergoeding verzocht, omdat er volgens haar niet conform de professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, is gehandeld door de zorgaanbieder. Het gaat om vergoeding van materiële schade (duurdere bestelauto moeten leasen, rolstoel moeten aanschaffen, vloerbedekking vervangen door laminaat) en om immateriële schadevergoeding omdat klaagster invalide is geraakt door een medische fout.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Volgens de zorgaanbieder is de positie van de prothese in het femur (dijbeen) en ten opzichte van het acetabulum (heupkom) goed.

Dokter [naam] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij heeft geopereerd met een direct laterale benadering waarbij de kop anterieur is benaderd. Dokter [naam] heeft verklaard dat er geen incisie door de gluteus medius heeft plaatsgevonden. Het gluteus medius complex is niet doorgenomen. De gluteus medius is naar voren gehecht. De hechting kan zijn gescheurd, waarbij het zenuwkapje kan zijn beschadigd. De gluteus medius is met retractors blootgelegd, waardoor ook iatrogene schade, waaronder zenuwschade, kan ontstaan. Dat is een calculated risk. Volgens dokter [naam] is er geen sprake van een verwijtbare complicatie. Dokter [naam] heeft erkend dat het operatieverslag te compact is.

Dokter [naam] was ten tijde van de operatie differentiant traumachirurg (in de laatste fase van de opleiding) en had een D-beoordeling gehad op de kophalsprothese-operatie, hetgeen betekende dat zijn opleiders hem bekwaam achtten de ingreep zelfstandig uit te voeren.

Volgens de zorgaanbieder is in het medisch dossier vermeld dat er op 28 juli 2017 een informed consent is gegeven. De belangrijkste complicaties en risico’s zijn besproken. Dokter [naam] heeft er ter zitting op gewezen dat er sprake was van een informed consent, maar ook dat de operatie noodzakelijk was.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

Voordat de commissie overgaat tot beoordeling van de klacht, biedt zij partijen, en in het bijzonder [naam klaagster], excuses aan voor de uitzonderlijk lange periode dat zij na de behandeling ter zitting en de indiening van alle door de commissie opgevraagde stukken, op een besluit van de commissie hebben moeten wachten. De oorzaken van deze vertraging lagen buiten de invloedssfeer van de kamer die nu over deze zaak oordeelt. De commissie heeft inmiddels maatregelen getroffen om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich opnieuw voordoet, maar deze maatregelen hebben partijen helaas niet meer kunnen baten.

Wat betreft de beoordeling van de klacht overweegt de commissie als volgt. Bij die beoordeling geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen klaagster en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting

De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met klaagster.

De commissie overweegt dat de stel- en bewijsplicht bij klaagster ligt, maar dat verweerder uitvoerig feiten moet stellen om klaagster in de gelegenheid te stellen aan die stel- en bewijsplicht te voldoen.
De commissie stelt vast dat nu dokter [naam] een D-classificatie had op de kophalsprothese-operatie in de differentiatie traumachirurgie, hij naar de normen van de traumatologie, die hier van toepassing zijn, bevoegd was de operatie zelfstandig uit te voeren.
Ten aanzien van het al dan niet aanwezig zijn van een informed consent concludeert de commissie dat het informed consent zich niet bij de ingediende stukken bevindt. De commissie acht echter aannemelijk dat dit informed consent wel aanwezig was, onder andere omdat de keuze om niet te opereren, gelet op de noodzaak van de operatie, geen reële optie was.
Door het feit dat het operatieverslag summier is, zijn de details van de operatie lastig of niet vast te stellen. De huidsnede (het litteken) ligt iets verder naar achteren dan gebruikelijk, maar dit kan het gevolg zijn van het feit dat een patiënt gezet is. Het is aannemelijk dat de anterieure benadering is gevolgd, maar uit het operatieverslag valt niet op te maken of de gluteus medius is ingesneden en na de aanbrenging van de kophalsprothese is teruggehecht, of dat de gluteus medius niet is ingenomen. Ook is er geen melding gemaakt van schade aan spieren of zenuwen door het gebruik van retractoren, maar er kan ook sprake zijn van niet tijdens de operatie merkbare schade.
Ten aanzien van de plaatsing van de prothese concludeert de commissie dat die voldoende adequaat was. De commissie overweegt dat er geen officiële richtlijn bestaat over wat er in een operatieverslag behoord te staan, echter als er tijdens de operatie vast te stellen complicaties waren opgetreden, behoren deze in het operatieverslag te zijn vermeld. De commissie heeft geen reden aan te nemen dat dit hier, in strijd met hetgeen behoort, niet is gebeurd. De commissie concludeert dat als er al sprake was van complicaties tijdens de operatie, deze niet konden worden opgemerkt.

De commissie is op grond van vorenstaande van oordeel dat klaagster door de zorgaanbieder voldoende, zij het met de spreekwoordelijke hakken over de sloot, in de gelegenheid is gesteld om aan de stel- en bewijsplicht te voldoen. Klaagster heeft echter onvoldoende bewijs geleverd om te concluderen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. De commissie heeft ook bij haar oordeel betrokken dat klaagster ten tijde van de operatie aan haar linkerheup revaliderende was van een knie-operatie (er was een knieprothese aangebracht) en dat klaagster reeds leed aan de ziekte van Parkinson, welke ziekte ook instabiliteit veroorzaakt. De reeds bestaande instabiliteit zou door een volledig geslaagde heupoperatie niet zijn weggenomen.
De commissie zal de klacht ongegrond verklaren.

Vordering tot schadevergoeding

Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de schuldenaar – de zorgaanbieder – in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst. Nu de commissie geen tekortkomingen in de nakoming van de behandelovereenkomst heeft vastgesteld, kan er niet van tekortschieten dat heeft geleid tot schade worden gesproken. De vordering tot vergoeding van schade zal dan ook worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst de vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mr. P.O.H. Gevaerts en dr. W.P. Zuidema, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 26 maart 2021.