Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On)bevoegdheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bevoegdverklaring
Uitkomst: bevoegd
Referentiecode:
28926/62447
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klachten van de klaagster hebben betrekking op de door de zorgaanbieder verleende zorg voor haar in 2019 overleden broer, de cliënt. De klaagster vindt dat de zorgaanbieder ernstig tekort is geschoten in het verlenen van de zorg. De zorgaanbieder vindt dat de commissie niet bevoegd is om het geschil te behandelen, omdat partijen niet zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. Ook kan de klaagster volgens de zorgaanbieder niet in haar klacht worden ontvangen, omdat zij deze te laat heeft ingediend. De commissie wijst erop dat de zorgaanbieder is aangesloten bij de geschillencommissie, waardoor de commissie wel bevoegd is de klacht van de klaagster te beoordelen. Daarnaast verklaart de commissie de klaagster ontvankelijk in de klacht, omdat zij het geschil binnen de termijn van 12 maanden heeft ingediend. Dat de zorgaanbieder hiervan pas op een later moment op de hoogte is gebracht, maakt dit niet anders.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
Klaagster, wonende te [woonplaats], nabestaande van [naam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
De ZorgZaak Holding BV, gevestigd te Hoogeveen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen en klaagster ontvangen kan worden in haar klacht.
De Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021 te Den Haag.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van zorg voor de cliënt. De zorgaanbieder stelt dat de commissie niet bevoegd is om het geschil te behandelen nu partijen niet zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. Voorts stelt de zorgaanbieder dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht nu zij haar klacht te laat heeft ingediend.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klachten van klaagster hebben betrekking op de zorg voor haar in november 2019 overleden broer, de cliënt. Als gevolg van een CVA had de cliënt intensieve zorg nodig die sinds juni 2017 door de zorginstelling van de zorgaanbieder werd verleend. Klaagster is van mening dat de zorgaanbieder ernstig tekort is geschoten in het verlenen van die zorg.
Klaagster heeft kort samengevat zes klachten geformuleerd jegens de zorgaanbieder:
a. Onduidelijkheid en onvolledige informatie over (de verhuizing van de cliënt naar) de nieuwe locatie;
b. Afspraken uit het zorgplan werden niet nagekomen en ziekenhuisafspraken werden vergeten;
c. Men hield zich niet aan de wijze van toedienen en de tijden van inname van de medicatie van de cliënt;
d. De cliënt werd onheus bejegend door zorgmedewerkers;
e. Gebrek aan hygiëne en persoonlijke verzorging van de cliënt;
f. Gebrekkige communicatie. De verzorgers van de cliënt waren onvoldoende toegerust om in te kunnen schatten wat er bij zijn complexe ziektebeeld nodig was.
Klaagster verlangt erkenning van de zorgaanbieder dat de zorg voor de cliënt tekort is geschoten en excuses voor het leed dat hem en haar is aangedaan. Voorts verlangt klaagster een passende compensatie van de door haar geleden materiële en immateriële schade.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Primair stelt de zorgaanbieder dat de commissie niet bevoegd is om het geschil te behandelen aangezien op grond artikel 4 van het Reglement de commissie slechts bevoegd is indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. Van een dergelijke overeenkomst tussen partijen is geen sprake.
Subsidiair stelt de zorgaanbieder dat klaagster niet ontvankelijk kan worden verklaard in haar klacht nu die klacht te laat is ingediend. Op grond van artikel 6 lid 1 sub b van het Reglement dient een klacht binnen 12 maanden na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder heeft ingediend bij de commissie aanhangig te maken.
De eerste klacht van klaagster is bij de zorginstelling ingediend op 7 september 2017 en in der minne besproken en afgehandeld. De tweede klacht van klaagster is ingediend op 25 oktober 2018. De interne klachtenfunctionaris van de zorginstelling heeft deze klacht op 23 april 2019 beantwoord waarna de uitspraak door de externe klachtenfunctionaris op 24 oktober 2019 is gevolgd. Klaagster heeft de klacht op 20 april 2020 bij de commissie aanhangig gemaakt en de zorgaanbieder is pas op 16 december 2020 van het aanhangig maken van de klacht op de hoogte gebracht. De zorgaanbieder gaat ervan uit dat die laatste datum maatgevend is voor de termijnbepaling van 12 maanden.
Meer subsidiair stelt de zorgaanbieder dat, mocht de commissie overgaan tot inhoudelijke behandeling van de klacht, deze ongegrond dient te worden verklaard op dezelfde gronden en om dezelfde redenen als neergelegd in de uitspraak van de externe klachtenfunctionaris van 24 oktober 2019.
Beoordeling van het geschil
Voordat de commissie de klacht van klaagster inhoudelijk kan beoordelen dient zij te beslissen op de door de zorgaanbieder primair opgeworpen bevoegdheidsvraag en subsidiair op de vraag of klaagster ontvangen kan worden in haar klacht.
De commissie geeft het volgende overwogen.
Bevoegdheid
[Naam zorginstelling], de instelling die de zorg voor de cliënt verleende, is een dochteronderneming van de zorgaanbieder (de ZorgZaak Holding BV). De zorgaanbieder is aangesloten bij de Geschillencommissie waarmee de commissie bevoegd is de klacht van klaagster te beoordelen. Anders dan de zorgaanbieder meent is een nadere overeenkomst tussen partijen om zich aan het bindend advies te onderwerpen niet vereist. Met de aansluiting van de zorgaanbieder bij de Geschillencommissie is de gebondenheid tussen klaagster en de zorgaanbieder aan het bindend advies vastgelegd.
Ontvankelijkheid
Uit het dossier blijkt dat klaagster haar klacht op 15 augustus 2019, middels [naam] (cliëntvertegenwoordiger van Zorgbelang Groningen) heeft voorgelegd aan de zorgaanbieder. De externe klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder heeft op 24 oktober 2019 uitspraak gedaan met welke uitspraak klaagster zich niet heeft kunnen verenigen.
Zij heeft op 7 april 2020 het geschil voorgelegd aan de commissie, derhalve ruimschoots binnen de termijn van 12 maanden na 15 augustus 2019 zoals opgenomen in artikel 6 lid 1 sub b van het Reglement. De commissie verklaart klaagster dan ook ontvankelijk in haar klacht.
Dat de zorgaanbieder eerst op 16 december 2020 op de hoogte is gebracht van het aanhangig maken van het geschil doet aan die ontvankelijkheid niet af. De datum waarop de zorgaanbieder kennis heeft kunnen nemen van de klacht is voor de termijnbepaling niet van belang.
De commissie merkt op dat door omstandigheden rondom het Coronavirus de behandeling van klachten van de geschillencommissie vertraagd is geraakt. De commissie biedt partijen hiervoor haar excuses aan.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich bevoegd het geschil te behandelen en acht zij klaagster ontvankelijk in haar klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart zich bevoegd het geschil te behandelen;
– verklaart klaagster ontvankelijk in de klacht;
– houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, plaatsvervangend secretaris, op 20 mei 2021.