Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
212117/248142
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt (zoon van de klager) stond vanwege een diagnose schizofrenie onder behandeling bij de zorgaanbieder. Volgens de klager heeft de zorgaanbieder niet juist gehandeld: depotmedicatie is zonder zorgmachtiging toegediend en de zorgaanbieder heeft niet gereageerd op informatieverzoeken van de klager.
De zorgaanbieder zegt wel degelijk zorgvuldig te hebben gehandeld, in overeenstemming met de richtlijn en in voortdurende afstemming met het behandelteam en de familie van de cliënt. De zorgaanbieder is van mening dat de commissie het geschil niet kan behandelen.
Naar het oordeel van de commissie is de Wet verplichte ggz van toepassing op dit geschil en een deel van de klacht ziet niet op de cliënt, maar op de klager zelf. De commissie verklaart zich daarom onbevoegd het geschil te behandelen.
De uitspraak
In het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Pro Persona GGZ, gevestigd te Renkum
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De cliënt (zoon van de klager) stond vanwege een diagnose schizofrenie onder behandeling bij de zorgaanbieder. Volgens de klager heeft de zorgaanbieder niet juist gehandeld: depotmedicatie is zonder zorgmachtiging toegediend en de zorgaanbieder heeft niet gereageerd op informatieverzoeken van de klager.
De zorgaanbieder zegt wel degelijk zorgvuldig te hebben gehandeld, in overeenstemming met de richtlijn en in voortdurende afstemming met het behandelteam en de familie van de cliënt. De zorgaanbieder is van mening dat de commissie het geschil niet kan behandelen.
Naar het oordeel van de commissie is de Wet verplichte ggz van toepassing op dit geschil en een deel van de klacht ziet niet op de cliënt, maar op de klager zelf. De commissie verklaart zich daarom onbevoegd het geschil te behandelen.
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024 te Utrecht. Namens de cliënt waren de heer [naam] (vader, hierna te noemen: klager), mevrouw [naam] (moeder) en mevrouw [naam] (zus) aanwezig.
Namens de zorgaanbieder waren aanwezig de heer [naam] (senior zorgmanager), mevrouw mr. [naam] (jurist) en mevrouw [naam] (klinisch psycholoog).
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht klager
De cliënt (zoon van de klager) heeft de diagnose schizofrenie en stond onder behandeling bij de heer [naam], psychiater van de zorgaanbieder. Volgens de klager heeft de zorgaanbieder niet op de juiste manier gehandeld.
Ter zitting heeft de klager zijn klacht nader toegelicht. Samengevat valt de klacht van de klager in twee onderdelen uiteen. Allereerst ziet de klacht van de klager op het toedienen van depotmedicatie aan de cliënt in 2020 zonder zorgmachtiging. Volgens de klager had de depotmedicatie niet zonder zorgmachtiging toegediend mogen worden. Daarnaast is de situatie van de cliënt verslechterd na de depotmedicatie. De klager vermoedt dat deze verslechtering het gevolg is van de toegediende medicatie.
Ten tweede ziet de klacht van de klager op de communicatie en informatieverstrekking door de zorgaanbieder aan hem en zijn familie. De klager is van mening dat hij onvoldoende antwoord heeft gekregen op de door hem gestelde vragen en dat hem geen duidelijkheid is verschaft over de situatie van de cliënt.
Verweer zorgaanbieder
De zoon van de klager is begin december 2019 door zijn huisarts verwezen naar het Vroege Interventie Psychose (VIP) team van de zorgaanbieder. Daar heeft op 19 december 2019 een intakegesprek plaatsgevonden. Vanaf de intake is de heer [naam] de psychiater en regiebehandelaar geweest van de cliënt tot 29 december 2022. De cliënt is van 29 april 2022 tot 8 juni 2022 en van 23 augustus 2022 t/m 29 september 2022 opgenomen geweest op de gesloten afdeling van de [naam instelling] te Ede.
Van 8 november 2022 tot 1 december 2022 is de cliënt opgenomen geweest op de Kliniek Volwassenen ‘[naam kliniek]’ te Arnhem. De cliënt is op 29 december 2022 uitgeschreven bij het VIP-team en doorverwezen naar het Flexibele Assertive Community Treatment (FACT) team Veenendaal van Pro Persona. De cliënt is sinds 7 november 2023 met een zorgmachtiging opgenomen in Wolfheze op de dubbele diagnose kliniek.
Depotmedicatie
Het eerste klachtonderdeel ziet op de toediening van depotmedicatie aan de cliënt. Vanaf 28 juli 2020 vernam de psychiater van de ouders van de cliënt dat het gedrag van de cliënt onhoudbaar werd en dat herhaaldelijk ingrijpen door de politie nodig was vanwege geweldsincidenten. In overleg met het behandelteam en de ouders werd besloten over te gaan tot het aanvragen van een zorgmachtiging. Na verdenking van poging tot doodslag werd een crisismaatregel aangevraagd die werd voortgezet in een zorgmachtiging. In de periode dat de zorgmachtiging van kracht was, is de cliënt opgenomen op de klinische afdeling en kreeg de cliënt depotmedicatie. De depotmedicatie is volgens de richtlijn en in overleg met de cliënt, diens systeem en het behandelteam toegediend. De interventies zijn onderbouwd en gemotiveerd vastgelegd in het dossier.
Volgens de zorgaanbieder is de depotmedicatie, in eerste instantie vrijwillig en daarna op basis van een crisismaatregel en zorgmachtiging, toegediend. Hieruit volgt dat de Wet verplichte ggz (Wvggz) van toepassing is op de toediening van de depotmedicatie. Het geschil hoort dan ook niet bij de geschillencommissie, maar bij de klachtencommissie Wvggz thuis. De zorgaanbieder is van mening dat de commissie niet bevoegd is het geschil te behandelen.
Informatieverstrekking
Volgens de zorgaanbieder is de klager ten aanzien van het tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk op grond van artikel 14 lid 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Dit klachtonderdeel gaat namelijk over het contact tussen de behandelaar en de familie en niet over gedragingen jegens de cliënt. Familie of naasten hebben op grond van de Wkkgz geen zelfstandig klachtrecht over hoe zij zijn bejegend door een zorgaanbieder.
Beoordeling door de commissie
Nu de zorgaanbieder van mening is dat de commissie het geschil niet inhoudelijk kan behandelen, dient de commissie eerst een oordeel te geven over haar bevoegdheid en de ontvankelijkheid van de klager.
Bevoegdheid
Naar het oordeel van de commissie is zij niet bevoegd dit geschil te behandelen. De commissie motiveert dit als volgt.
Niet tussen partijen in het geding is dat de depotmedicatie ofwel vrijwillig, ofwel op basis van een crisismaatregel en zorgmachtiging aan de cliënt is toegediend. Een crisismaatregel en zorgmachtiging zijn onderdeel van zorgverlening op grond van de Wet verplichte ggz (Wvggz). De commissie is op grond van bedoelde wet niet bevoegd om Wvggz-geschillen te behandelen.
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel merkt de commissie op dat zij slechts geschillen in het kader van de behandelingsovereenkomst kan behandelen. Nu de klager de klacht over de communicatie en informatieverstrekking indient namens zichzelf en zijn familie en niet namens de cliënt, is de klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.
Op grond van het bovenstaande concludeert de commissie dat zij niet bevoegd is het geschil (klachtonderdeel 1) inhoudelijk te behandelen en dat de klager niet-ontvankelijk is voor wat betreft de klachtonderdeel 2, dat ziet op de informatieverstrekking door de zorgaanbieder.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart zich onbevoegd het klachtonderdeel dat ziet op het toedienen van de depotmedicatie te behandelen;
– verklaart de klager niet-ontvankelijk in het klachtonderdeel dat ziet op de informatieverstrekking door de zorgaanbieder.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 7 maart 2024.