Commissie: Makelaardij
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
59182
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening in het kader van de overeenkomst tot bemiddeling bij verkoop. Beoordeling van de ontvankelijkheid De klacht van de consument betreft – in essentie weergegeven – het feit dat de ondernemer, die indertijd heeft bemiddeld bij de verkoop van hun woning, tekort is geschoten in de dienstverlening. De consument is na de verkoop aangesproken door de koper op grond van toerekenbare tekortkoming, bestaande in een ondeugdelijke badkamer en een onjuiste voorstelling van zaken over de omvang van de van de koop deel uitmakende grond. Dit geschil is thans aanhangig voor de rechter. De consument meent dat deze aanspraken het gevolg zijn van het tekortschietend handelen van de ondernemer. In deze zaak staat thans op de voet van art. 18 van het reglement van de commissie ter beoordeling of de consument de klacht jegens de juiste partij aanhangig heeft gemaakt. Die vraag is ontkennend te beantwoorden om de volgende redenen. In het klachtenformulier – door de commissie ontvangen op 31 augustus 2011 – heeft de consument de ondernemer tegen wie hij de klacht aanhangig wenst te maken aangeduid als [naam onderneming] De datum waarop de overeenkomst waarbij opdracht is gegeven tot bemiddeling bij verkoop is door de consument gesteld op 20 november 2007. Een nadere aanduiding van bijvoorbeeld de rechtsvorm is daarbij niet gegeven. Bij de stukken bevindt zich een brief van de advocaat van de consument van 11 oktober 2011, gericht aan [makelaardij, behorende bij de onderneming], t.a.v. de directie, waarin de geadresseerde aansprakelijk wordt gesteld voor de gevolgen van voornoemde claims van de koper van de consument. Ook in deze brief ontbreekt een andere, meer specifieke aanduiding van de identiteit (zoals bijvoorbeeld vermelding van de rechtsvorm). Het secretariaat van de commissie heeft de klacht met de aldus door de consument aangeduide wederpartij, voorgelegd aan de ondernemer door toezending aan het genoemde vestigingsadres waarna een reactie is ontvangen van een makelaarskantoor gevestigd op dat adres dat [de handelsnaam van de onderneming] voert. Op het briefpapier is (onder meer) vermeld: [de ondernemer]. De brief is ondertekend door [de ondernemer]. Deze onderneming wordt hierna aangeduid als [de ondernemer]en is vervolgens door het secretariaat van de commissie aangemerkt als de wederpartij van de consument in deze procedure bij de commissie, tegen wie de klacht zich richt. [De ondernemer] stelt dat zij [de handelsnamen van de onderneming] eerst per 1 maart 2009 heeft overgenomen. van [onderneming 2]. Ter onderbouwing van die stelling is door [de ondernemer] een notariële akte gedateerd 6 april 2009 overgelegd. De commissie stelt vast dat in die notariële akte inderdaad is geregeld dat [de ondernemer] van [onderneming 2], ingeschreven in [het handelsregister],– hierna in deze beslissing aan te duiden als [onderneming 2] – meerdere activa heeft gekocht. In de overnameakte is niet geregeld dat [de ondernemer] in alle rechten en plichten treedt die verband houden met in het verleden door [onderneming 2] aangegane overeenkomsten. Het door de consument gestelde vorderingsrecht op [onderneming 2], dat voortvloeit uit de volgens de consument op 20 november 2007 door hem met [onderneming 2] gesloten bemiddelingsopdracht is daarom niet overgegaan op [de ondernemer] maar is blijven berusten bij [onderneming 2] met wie de consument de bemiddelingsovereenkomst is aangegaan en die dus is blijven gelden als contractuele wederpartij van de consument. Uit deze beschouwingen volgt dat niet [de ondernemer] maar [onderneming 2] wederpartij zou behoren te zijn in deze procedure bij de commissie. De commissie is daarom niet bevoegd van een zaak tegen [de ondernemer] kennis te nemen. Zo zal de uitspraak daarom luiden. De commissie merkt op dat bij genoemde brief van [de ondernemer] tevens een print van een mailbericht van 1 december 2010 aan [de advocaat van de consument] is gevoegd. Afzender van dat bericht is blijkens de ondertiteling [de VOF van onderneming 2]. De commissie stelt vast dat dit bericht afkomstig is van een vennootschap onder firma (VOF) zodat het hier niet kan gaan om de contractuele wederpartij van de consument, de besloten vennootschap [onderneming 2]. De commissie heeft vervolgens van [het handelsregister van de KvK] een zogenaamd historisch uittreksel opgevraagd van de besloten vennootschap [van onderneming 2], [KvK nummer]. Gebleken is uit dit uittreksel dat [onderneming 2] – na het ondergaan van [een naamswijziging] – krachtens een besluit van 1 december 2010 is ontbonden met ingang van 1 december 2010 op welke datum de registratie is geëindigd in verband met het einde van de liquidatie, waarbij is vermeld dat als bewaarder van de boeken en bescheiden geldt: [de eigenaar van onderneming 2]. Nu aldus is komen vast te staan dat de rechtspersoon met wie gecontracteerd is en op wie de verplichtingen uit hoofde van de bemiddelingsovereenkomst zijn blijven rusten) niet meer bestaat, kan door de consument ook geen nieuwe zaak tegen die niet meer bestaande rechtspersoon aanhangig worden gemaakt. Beslissing De commissie verklaart zich onbevoegd van de zaak tegen [de ondernemer] kennis te nemen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 5 januari 2012.