Commissie: Advocatuur
Categorie: Informatie
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
44426
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat ter zake van zijn bijstand aan de cliënt in een civielrechtelijk geschil en de door de cliënt gevorderde schadevergoeding. Standpunt van de cliënt Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de klachten op het volgende neer. De cliënt stelt dat zijn zaak niet de juiste behandeling heeft gehad aangezien de verkeerde werkwijze is gekozen. Indien de advocaat de juiste werkwijze had gekozen, was de cliënt aanzienlijk minder onkosten kwijt geweest. Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënt de commissie om een vergoeding vast te stellen van € 6.000,–. Standpunt van de advocaat Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de advocaat op het volgende neer. De advocaat stelt dat de cliënt niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. Volgens de advocaat heeft de cliënt niet eerst een klacht bij zijn kantoor ingediend. Alvorens een klacht bij de commissie in te dienen, had de cliënt eerst bij de advocaat dan wel de klachtenfunctionaris van zijn kantoor moeten klagen. Ook om de reden dat de cliënt de klacht te laat bij de commissie aanhangig heeft gemaakt, dient de cliënt niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht. De cliënt heeft zelf op het vragenformulier aangegeven dat zijn klacht is ontstaan op 9 april 2009. Eerst op 8 februari 2010 heeft de cliënt zijn onbehaaglijke gevoel kenbaar gemaakt. De cliënt heeft nog later zijn klacht bij de commissie ingediend. Sinds augustus 2009 is er een conflict met de cliënt. Ook indien uitgegaan wordt van augustus 2009, is de cliënt te laat met het indienen van zijn klacht. In de visie van de advocaat heeft de cliënt zijn klachten niet nader gespecificeerd. Indien een cliënt van mening is dat een fout is gemaakt dan dient de cliënt duidelijk te maken op basis waarvan dat oordeel is ontstaan en waaruit de fout heeft bestaan. De cliënt heeft zijn klachten op geen enkele wijze onderbouwd. Op grond van het voorgaande verzoekt de advocaat de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht althans om de klacht van de cliënt ongegrond te verklaren en zijn vordering af te wijzen. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil te komen dient de commissie de ontvankelijkheid van de klacht van de cliënt te toetsen. Onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden in samenhang gelezen met artikel 7 van het Reglement van de commissie, stelt de advocaat zich op het standpunt dat de cliënt niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. De cliënt heeft de stelling van de advocaat gemotiveerd weersproken. Conform artikel 7 lid 1 sub a van het Reglement verklaart de commissie – kort gezegd – op verzoek van de advocaat de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk indien deze de klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend. Desgevraagd heeft de advocaat ter zitting verklaard dat het geschil waarin hij de cliënt heeft bijgestaan in december 2009 was afgewikkeld. Uit de overgelegde stukken blijkt – in weerwil van hetgeen de advocaat heeft gesteld – dat de cliënt bij brief van 8 februari 2010 wel degelijk een klacht aan het kantoor van de advocaat heeft kenbaar gemaakt en de advocaat er voor heeft gekozen daarop ter afhandeling daarop te reageren bij brief van 24 februari 2010. Vervolgens heeft de cliënt, zoals weergegeven in zijn brief van 8 februari 2010, overwogen ter zake een klacht in te dienen en heeft deze klacht tijdig op 11 augustus 2010 – conform artikel 7 lid 1 sub c Reglement binnen een termijn van twaalf maanden – bij de commissie ingediend. Dat de cliënt op het vragenformulier van de commissie heeft vermeld 9 april 2009 als datum van ontstaan van de klacht kan daar niet aan afdoen nu uit de stukken is gebleken dat eerst op 9 april 2009 de overeenkomst tot dienstverlening is aangegaan en het naar het oordeel van de commissie dus een kennelijke verschrijving betreft. Derhalve faalt het beroep van de advocaat op niet-ontvankelijkheid en is de cliënt ontvankelijk in zijn klacht. De door de cliënt geuite klachten hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat. De cliënt heeft daartoe aangevoerd dat hij een informeel gesprek heeft gehad met een jurist over de behandeling van de zaak door de advocaat waarbij de jurist heeft meegedeeld dat hij de zaak anders zou hebben aangepakt. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat inzake de onderhavige zaak als zodanig heeft gehandeld. In de overgelegde stukken treft de commissie geen gronden of aanwijzingen aan voor de door de cliënt geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken bezwaren. De verwijten van de cliënt vinden geen steun in de correspondentie noch in de processtukken, en ook op de zitting van de commissie is niet van nadere onderbouwing gebleken. De advocaat heeft op basis van de informatie van de cliënt een verzetprocedure gestart. Nadat hij uiteindelijk hangende de procedure nieuwe en andersluidende informatie dan door de cliënt aan de advocaat verstrekt tot zijn beschikking kreeg, heeft hij de zaak met inachtneming van die informatie verder afgewikkeld. De advocaat mocht in deze afgaan op de informatie van de cliënt. Dat die informatie achteraf gezien kennelijk niet correct is geweest, kan de advocaat in deze niet worden verweten. De enkele omstandigheid dat de genomen stappen niet hebben geleid tot het door de cliënt gewenste resultaat maakt nog niet dat de advocaat tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht. Bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat is immers in beginsel sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat maar bestond daarin dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen. Met zijn werkwijze is de advocaat zijn inspanningsverplichtingen correct nagekomen. Gelet op het vorenstaande alsmede de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat de klachten van de cliënt ongegrond zijn. Gelet op de beslissing zal de commissie het verzoek van de cliënt om een vergoeding vast te stellen, afwijzen nog daargelaten dat de cliënt de vordering tot schadevergoeding niet nader heeft onderbouwd. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klachten van de cliënt ongegrond. Het door de cliënt verzochte wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 13 juli 2011.