Klachten over advocatendiensten ongegrond

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Kwaliteit dienstverlening    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 209415/210982

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil draait om de in rekening gebrachte uren en de kwaliteit van de diensten van een advocaat. De cliënte beklaagt zich over drie aspecten. Ten eerste stelt ze dat de advocaat ten onrechte uren in rekening bracht voordat hun overeenkomst officieel tot stand kwam. De commissie oordeelde echter dat de advocaat deze uren terecht in rekening bracht, omdat de zaak onder tijdsdruk stond en de cliënte verwachtte dat de advocaat vooraf de stukken zou bestuderen.

Daarnaast vond de cliënte dat er vier uur en vijftien minuten zonder rechtvaardiging in rekening waren gebracht, omdat onduidelijk was wat de advocaat in die tijd had bereikt. De commissie was van mening dat een advocaat niet voor elk uur een gedetailleerd resultaat hoeft te geven, zolang de uren daadwerkelijk zijn gewerkt, wat hier het geval was.

Ten slotte beschuldigde de cliënte de advocaat van fouten en handelen tegen haar belang, zoals onjuiste informatie in juridische documenten en slecht advies over haar verhuizing en het aannemen van een financieel aanbod. De commissie oordeelde dat de advocaat handelde zoals van een redelijk bekwaam en handelend advocaat verwacht mag worden. De adviezen van de advocaat, hoewel niet altijd in lijn met de wensen van de cliënte, waren bedoeld om een langdurige juridische strijd te vermijden.

Alle klachten van de cliënte werden ongegrond verklaard. De commissie stelde vast dat het honorarium van de advocaat correct was en bepaalde dat de cliënte zowel het klachtgeld als de volledige factuur van de advocaat moest betalen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het aantal in rekening gebrachte uren door de advocaat en de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.

De cliënte heeft, samengevat weergegeven, de volgende drie klachtonderdelen naar voren gebracht.

1) De advocaat heeft ten onrechte uren in rekening gebracht van de periode voor totstandkoming overeenkomst

De advocaat heeft in de urenspecificatie van haar honorarium drie uren opgenomen van de periode voor 20 juni 2022, derhalve voor het tot stand komen van de overeenkomst tussen partijen. Ingevolge artikel 7:426 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komen deze uren niet voor vergoeding in aanmerking. De advocaat heeft deze uren dan ook ten onrechte in rekening gebracht. De cliënte verzoekt de commissie om voor deze uren € 671,55 in mindering te brengen op de factuur van de advocaat.

2) De advocaat heeft ten onrechte uren zonder rechtvaardiging in rekening gebracht

De advocaat heeft in de urenspecificatie van haar honorarium vier uren en 15 minuten opgenomen waarvan onduidelijk is wat de advocaat in die uren bereikt heeft. Deze uren komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. De cliënte verzoekt de commissie om voor deze uren € 951,36 in mindering te brengen op de factuur van de advocaat.

3) De advocaat heeft niet in het belang van cliënte gehandeld en fouten gemaakt

De advocaat heeft in strijd met artikel 2.2 van de algemene voorwaarden gehandeld door diverse fouten te maken en meerdere keren niet in het belang van de cliënte te handelen. Ter onderbouwing wijst de cliënte de commissie op de volgende voorbeelden:

– de advocaat heeft in ieder geval drie keer tegen de cliënte gezegd dat ze dient te verhuizen naar Heemstede of Haarlem zodat zij dichtbij haar ex-man woont;

– de advocaat heeft in het ouderschapsplan opgenomen dat de cliënte binnen een afstand van 20 kilometer van de vader (de ex-man van cliënte) dient te wonen, waardoor de cliënte beperkte mogelijkheden heeft voor het vinden van een huis;

– de advocaat heeft in het ouderschapsplan opgenomen dat het paspoort van de zoon van cliënte bij de vader (de ex-man van cliënte) wordt bewaard;

– de advocaat heeft tijdens de onderhandelingen over de financiën meerdere keren gezegd tegen de cliënte dat ze het aanbod van haar ex-man moest aannemen, terwijl dat aanbod duidelijk niet in haar voordeel was;

– de advocaat heeft geen advies gegeven aan de cliënte dat haar enig voordeel heeft gebracht;

– de advocaat heeft de naam en de geboortedatum van de cliënte onjuist in het convenant opgenomen;

– de advocaat heeft de cliënte gevraagd om een document op haar kantoor op te halen, maar toen cliënte het document kwam ophalen was deze nog niet beschikbaar.

Daarnaast heeft de cliënte aangevoerd dat de advocaat ten onrechte niet maandelijks een factuur heeft gestuurd voor de verrichte werkzaamheden en uren, terwijl partijen dit wel hadden afgesproken.

De cliënte verzoekt de commissie daarom om € 828,25 in mindering te brengen op de factuur van de advocaat.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.

In de kern komt dat standpunt erop neer dat de advocaat haar werk naar behoren heeft verricht en dat de cliënte de gehele factuur van de advocaat dient te betalen. De advocaat voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

De advocaat heeft het dossier van de cliënte voorafgaand aan het intakegesprek met de cliënte al ingelezen, omdat de zaak onder tijdsdruk lag wegens de verweertermijn. Partijen konden hierdoor gelijk tijdens het intakegesprek inhoudelijk belangrijke punten met betrekking tot de echtscheiding bespreken en de advocaat kon hierdoor vragen van de cliënte beantwoorden. Daarbij komt dat de advocaat de uren die zij voor 20 juni 2022 heeft gespendeerd aan de zaak anders na het tot stand komen van de overeenkomst alsnog had moeten maken. De cliënte heeft dan ook geen schade geleden. De echtscheiding van de cliënte was complex door de overeengekomen huwelijkse voorwaarden en de onderneming van haar ex-man.

Het dossier van de zaak van de cliënte was hierdoor 15 centimeter dik. In tegenstelling tot wat de cliënte heeft gesteld, heeft de advocaat het eerste concept van het convenant en het ouderschapsplan opgesteld. Daarnaast is het gebruikelijk dat een advocaat contact opneemt met de advocaat van de tegenpartij om te bezien waar partijen het over eens zijn. Mede door deze gesprekken tussen de advocaten heeft de ex-man van de cliënte (onder meer) een schuld op zich genomen. De uren die de advocaat in rekening heeft gebracht zijn daarmee ook gerechtvaardigd. Volgens de advocaat heeft zij eigenlijk te weinig uren in rekening gebracht voor het werk dat zij heeft verricht voor de cliënte.

Daarnaast voert de advocaat aan dat zij altijd in het belang van de cliënte heeft gehandeld. De advocaat heeft uitgezocht of er een mogelijkheid was om de overeengekomen huwelijkse voorwaarden tussen de cliënte en haar ex-man in het voordeel van de cliënte te lezen en of het mogelijk was om de onderneming van haar ex-man te betrekken in de verdeling. Door het handelen van de advocaat heeft zij voorkomen dat de cliënte in een langdurige, en daarmee prijzige, gerechtelijke procedure zou belanden met haar ex-man. Daarbij komt dat volgens de advocaat de eventuele (schrijf)fouten die zijn gemaakt niets afdoen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat.

De cliënte heeft door die fouten ook geen schade geleden. De advocaat heeft namelijk voor het corrigeren van deze fouten geen tijd in rekening gebracht en benadrukt dat in elk concept dingen nog moeten worden aangepast.

Beoordeling van het geschil

Inleiding

De advocaat heeft de cliënte bijgestaan bij haar echtscheidingsprocedure, waarbij onder meer een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan is opgesteld door de advocaat. Nadat de werkzaamheden van de advocaat waren afgerond is er tussen partijen discussie ontstaan over de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de factuur van de advocaat.

Klachtonderdeel 1 en 2: uren ten onrechte in rekening gebracht?

Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of de volgende door de advocaat in rekening gebrachte uren voor vergoeding in aanmerking komen.

Eenheid Tijd Honoraria 16-2-2022 bestuderen stukken uur 2:00 370,00 17-6-2022 bespreking met cliënt kantoor uur 0:45 138,75 17-6-2022 email aan cliënt uitleg uur 0:10 30,83 17-6-2022 bestudering stukken uur 1:00 185,00 19-6-2022 email van cliënt uur 0:05 15,42 19-6-2022 email aan cliënt uur 0:05 15,42 20-6-2022 email aan cliënt uur 0:10 30,83 20-6-2022 email aan cliënt uur 0:15 46,25 20-6-2022 email van cliënt uur 0:05 15,42 21-6-2022 brief/fax aan RB uur 0:05 15,42 28-6-2022 telefoon van cliënt uur 0:30 92,50 11-7-2022 telefoon van cliënt uur 0:30 92,50 12-7-2022 telefoon aan cliënt uur 1:00 185,00 12-7-2022 telefoon aan cliënt uur 0:10 30,83 27-9-2022 onderzoek overig ouderschapsplan uur 1:00 185,00 7-10-2022 bestudering stukken uur 1:00 185,00

1) uren voor 20 juni 2022 De cliënte stelt dat de uren voor 20 juni 2022 ten onrechte in rekening zijn gebracht, omdat partijen op dat moment nog geen overeenkomst hadden. De advocaat betwist dat deze uren ten onrechte in rekening zijn gebracht.

De commissie oordeelt als volgt.

Niet in geschil tussen partijen is dat de advocaat voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst tussen partijen het dossier heeft gekregen en ingelezen. Evenmin is in geschil dat er op 17 juni 2022 een intakegesprek heeft plaatsgevonden tussen partijen waarbij de zaak van cliënte al inhoudelijk is besproken. Verder is als onbetwist vast komen te staan dat er sprake was van tijdsdruk in de zaak van de cliënte. Daarnaast heeft de cliënte ter zitting bevestigd dat zij tijdens het intakegesprek aan de advocaat vragen heeft gesteld over het betrekken van de onderneming van haar exman in de verdeling. De commissie leidt hieruit af dat de cliënte dus ook verwachtte van de advocaat dat zij het dossier al had gelezen. Gelet op deze omstandigheden is de commissie van oordeel dat de advocaat de uren van de periode voor het schriftelijk tot stand komen van de overeenkomst terecht in rekening heeft gebracht.

Het enkele feit dat de schriftelijke aanvaarding van de overeenkomst door de cliënte pas in een e-mail van 20 juni 2022 is gegeven rechtvaardigt niet de conclusie dat de werkzaamheden die de advocaat voorafgaand aan het schriftelijk tot stand komen van de overeenkomst voor de cliënte heeft verricht niet vergoed worden. Dit geldt temeer nu de advocaat deze uren anders nadien alsnog had moeten maken en dan in rekening had gebracht.

Het argument van de cliënte dat zij voor het tot stand komen van de overeenkomst niet op de hoogte was van het te hanteren uurtarief van de advocaat kan de commissie niet goed volgen. Uit de e-mail van 17 juni 2022 van de advocaat aan de cliënte volgt immers dat de cliënte wel degelijk op de hoogte was van het uurtarief van de advocaat.

Verder faalt het betoog van de cliënte dat op grond van artikel 7:426 BW de uren niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ingevolge artikel 7:426 BW heeft een tussenpersoon recht op loon zodra door bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde tot stand is gekomen. Artikel 7:426 BW is evenwel niet van toepassing op onderhavig geschil, nu de advocaat niet als tussenpersoon is opgetreden tussen de cliënte en haar ex-man en nimmer de afspraak tussen partijen is gemaakt dat zij pas recht heeft op loon zodra er tussen de cliënte en haar ex-man een overeenkomst tot stand is gekomen. De commissie heeft bovendien onder ogen gezien dat de wettelijke bepaling over de overeenkomst van opdracht (7:400 e.v. BW) een enigszins vergelijkbare bepaling bevat, maar dat die ook hier toepassing mist gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.

De conclusie uit het voorgaande is dat de uren voor 20 juni 2022 terecht door de advocaat in rekening zijn gebracht. Dit klachtonderdeel faalt dan ook.

2) uren zonder rechtvaardiging

De cliënte stelt dat de overige uren in het bovenstaande overzicht ten onrechte in rekening zijn gebracht door de advocaat, omdat na navraag bij de advocaat nog altijd onduidelijk is wat de advocaat in die uren heeft bereikt. De advocaat betwist dat de uren ten onrechte in rekening zijn gebracht.

De commissie heeft de cliënte ter zitting gevraagd of zij betwist dat de advocaat de werkzaamheden heeft verricht die in bovenstaand overzicht voor de overige uren (vanaf 20 juni 2022) staan vermeld. De cliënte heeft hierop geantwoord dat zij niet betwist dat de advocaat de uren heeft gemaakt, maar dat zij een nadere toelichting verwacht van het resultaat dat de advocaat heeft bereikt in deze uren. Onduidelijk zou bijvoorbeeld zijn wat er is bereikt met de werkzaamheid in de urenspecificatie “bestuderen van stukken” op 7 oktober 2022 waarvoor één uur in rekening is gebracht. De commissie is van oordeel dat een urenspecificatie van de advocaat niet zo ver strekt dat de advocaat voor elk gerekend uur, naast de al in de specificatie gegeven toelichting op de soort verrichte werkzaamheid, een gedetailleerde terugkoppeling dient te geven van het concrete resultaat dat daarmee bereikt is. De advocaat heeft weliswaar de plicht de opdrachtgever op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden en daarover enige verantwoording af te leggen, maar dat gaat niet zo ver dat een advocaat per onderdeel exact het resultaat daarvan dient aan te geven. Dat past ook niet bij een inspanningsverbintenis die een advocaat op zich neemt. Zo is bijvoorbeeld uit een telefoongesprek of bij de bestudering van stukken niet altijd aan te geven tot welk specifieke resultaat dat heeft geleid. Gelet hierop en op het onbetwiste feit dat de advocaat voornoemde uren heeft gemaakt is de commissie van oordeel dat de advocaat deze uren terecht in rekening heeft gebracht. Dit klachtonderdeel faalt dan ook.

Klachtonderdeel 3: Niet in belang van cliënte gehandeld en gemaakte fouten

De cliënte stelt dat de advocaat meerdere keren niet in haar belang heeft gehandeld en daarnaast fouten heeft gemaakt. Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel hanteert de commissie het volgende juridisch kader.

Juridisch kader

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie is van oordeel dat uit de door de cliënte naar voren gebrachte voorbeelden niet volgt dat de advocaat niet als een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat heeft gehandeld. Dat de advocaat voorstellen heeft gedaan die niet volledig tegemoet kwamen aan de wensen van de cliënte is inherent aan de rol die een advocaat in het familierecht kan hebben om te proberen een gerechtelijke procedure te voorkomen. Het kan zelfs zo zijn dat het beste advies juist tegen de (oorspronkelijke) wens van de cliënte ingaat. Daarnaast heeft de advocaat ter zitting uitgelegd dat zij het voorstel aan cliënte deed om in Haarlem te wonen met de gedachte dat Haarlem goedkoper is dan de huidige woonplaats van de cliënte, Amsterdam, en dat de hoofdverblijfplaats van haar zoon in Haarlem bij haar ex-man zou zijn. Gelet daarop is tevens het voorstel door de advocaat gedaan om op 20 kilometer afstand van haar ex-man te gaan wonen. Volgens de advocaat is het daarnaast gebruikelijk dat het paspoort van de zoon bij de vader zou worden bewaard, omdat de hoofdverblijfplaats van haar zoon bij haar ex-man is. De cliënte heeft hier onvoldoende tegenin gebracht om daaruit af te kunnen leiden dat de advocaat haar taken veronachtzaamd heeft.

De commissie gaat wegens gebrek aan specifieke onderbouwing voorbij aan het betoog van de cliënte dat de advocaat haar geen advies heeft gegeven dat haar enig voordeel heeft gebracht en dat de advocaat de cliënte heeft aangespoord om een aanbod van haar ex-man aan te nemen terwijl dat aanbod niet in haar voordeel was. Het lag op de weg van de cliënte om concreet aan te geven welk voordeel ze door het advies van de advocaat gemist heeft.

Daarnaast is de commissie van oordeel dat de gestelde fouten niet van zodanige aard zijn dat dit de conclusie rechtvaardigt dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht.

De overig aangevoerde omstandigheden behoeven geen nadere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

De conclusie uit het voorgaande is dat het klachtonderdeel faalt.

Slotsom klacht

Uit het voorgaande volgt dat alle drie de klachtonderdelen falen. De klacht van de cliënte zal dan ook ongegrond worden verklaard. Gelet hierop zal de commissie de hoogte van het honorarium van de advocaat vaststellen op € 5.764,14 (inclusief BTW) en het depotbedrag van € 5.764,14 overmaken aan de advocaat.

Klachtengeld

Nu de klacht van de cliënte ongegrond wordt verklaard, dient het klachtengeld overeenkomstig het reglement van de commissie voor rekening van de cliënte te komen. De cliënte dient daarom het door de advocaat betaalde klachtengeld van € 90,75 aan de advocaat te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond;

– stelt de hoogte van het honorarium van de advocaat vast op € 5.764,14 (inclusief BTW);

– bepaalt dat de cliënte aan de advocaat vergoedt het door de advocaat betaalde klachtgeld van € 90,75;

– wijst het meer of anders gevorderde af.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 5.764,14 overgemaakt aan de advocaat.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. T.B.M. Kersten, de heer mr. P. Rijpstra, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 19 januari 2024.