Commissie: Reizen
Categorie: Procedure
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI06-0478
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 10 september 2005 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor drie personen naar Istanbul in Turkije met verblijf in een hotel op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 27 december 2005 tot en met 3 januari 2006 voor de som van € 1.569,–.
Klager heeft op 3 januari 2006 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreid beschreven in aan partijen bekende brieven aan de reisorganisatie.
We hadden een reis geboekt naar Istanbul, maar dat verliep niet naar wens. Eerst was een wijziging betreffende de vertrekluchthaven, daarna een wijziging in het vluchtschema. Maar op de vertrekdag bleek dat er voor ons in het geheel geen plaatsen beschikbaar waren en werden we na veel heen en weer gebel verwezen naar ons reisbureau. We waren voor niets naar Schiphol afgereisd. Gelukkig was het mogelijk de daaropvolgende dag een alternatieve reis te boeken.
Ik meen dat de vergoeding die de reisorganisator nu biedt te gering is gelet op alle ellende die we hebben moeten doorstaan. Zeker omdat op basis van de folder `rechten voor vliegtuigpassagiers’ ik recht heb op een vergoeding van € 400,– of mogelijk zelfs € 600,– per persoon nu wij niet aan boord konden gaan.
Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreider beschreven in de aan partijen bekende brieven aan klager.
Ik ben het met klager eens dat de reis naar Istanbul die dag volledig in het water is gevallen en dat het tot nu toe aangeboden bedrag aan de lage kant is. Ik kan me goed voorstellen dat klager daar niet mee accoord gaat. Het trieste is dat als alle regels goed waren gevolgd klager wel degelijk naar Istanbul had kunnen vertrekken. Nu wilde de ingeschakelde tussenpersoon geen toestemming geven voor een vlucht met een andere maatschappij welke vlucht duurder zou zijn. In zulke gevallen kan met het hoofdkantoor worden gebeld en daar wordt dan een beslissing genomen. In dit geval zou de beslissing luiden: betrokkene moet vandaag per vliegtuig naar Istanbul, wij nemen de extra kosten voor onze rekening en zien later voor wiens rekening die moeten komen. Het is jammer dat klager niet ter zitting aanwezig is, want ik had graag met klager tot overeenstemming willen komen.
Ik teken daarbij aan dat het vanzelf spreekt dat klager naast het bedrag ter zake van de vluchtwijziging het door hem betaalde bedrag van € 90,– voor de hotelovernachting terugontvangt alsook een redelijke vergoeding voor het geleden ongemak. Maar de Verordening betreffende de instapweigering is in dit geval niet van toepassing; die richt zich tot de luchtvaartmaatschappij en niet tot de reisorganisator.
De reisorganisator heeft d.d. 22 december 2005 een vergoeding aangeboden van € 112,50 (in verband met vluchtwijzigingen) en op 7 maart 2006 nog eens € 490,– In verband met overnachtingskosten van € 90,– en € 400,–vergoeding van 25% van de reissom.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat het onderhavige geschil in belangrijke mate overeenstemt met de klacht REI06-0488. Niet voor niets waren beide geschillen na elkaar op de agenda geplaatst.
De juistheid van de klacht is in grote lijnen door de reisorganisator erkend, zodat het aan de commissie is te bepalen welke vergoeding dient te worden toegewezen.
Bij de becijfering van het toe te wijzen bedrag heeft de commissie zich laten leiden door de schikking welke partijen in voornoemde zaak REI06-0488 hebben bereikt. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende en tegen elkaar afwegende komt de commissie tot het hierna te vermelden bedrag.
Opmerking verdient daarbij nog dat de commissie van oordeel is dat het beroep van klager op de toepasselijkheid van Verordening (EG) 261/2004, Publicatieblad EU 2004, L46 van 17 februari 2004 (die betrekking heeft op instapweigering) faalt. Allereerst richt die Verordening zich tot luchtvaartmaatschappijen en tot vliegtuigpassagiers, maar niet tot reisorganisatoren. Dit blijkt ook uit de door klager overgelegde folder, waar steeds sprake is van `luchtvaartmaatschappij’ en waar niet wordt gesproken over reisorganisatoren. Verder moet worden bedacht dat in dit geval in het geheel geen stoelen bij de luchtvaartmaatschappij waren geboekt, terwijl de Verordening betrekking heeft de situatie dat er sprake is van overboeking: er zijn 105 reizigers en maar 100 plaatsen in het vliegtuig. Tot slot moet in ogenschouw worden genomen dat de Europese Gemeenschap zich de belangen van reizigers al in een veel eerder stadium heeft aangetrokken en bescherming heeft geboden via de Richtlijn pakketreizen (Richtlijn 90/314/EEG, Publicatieblad 990, L158 van 23 juni 1990).
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 900,– (welke bedrag inclusief hetgeen reeds eerder werd aangeboden is). Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de reisorganisator bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 60,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 30 augustus 2006.