Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
30735/43713
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager klaagt over de uitvoering van de zorgovereenkomst van de cliënte. De zorgaanbieder erkent de Wlz niet en geeft cliënte niet de zorg die zij mag verwachten. De klager vindt dat de zorgaanbieder de cliënte te veel beslisruimte geeft en te weinig met hem overlegd, waardoor de cliënte snel overprikkeld raakt. De zorgaanbieder geeft aan dat hij bewust is van de bijzondere positie die klager als curator van cliënte inneemt. De zorgaanbieder erkent dat in het begin cliënte te veel beslisruimte heeft gekregen, maar dat deze in de loop van de tijd tot een minimum is beperkt omdat duidelijk was dat cliënte dat niet aan kon. De commissie oordeelt dat is gebleken dat de zorgaanbieder in overleg met de klager de zorg voor cliënte steeds beter heeft afgestemd en haar vrijheden meer heeft begrensd. Dat er af en toe op de dagbesteding incidenten voorkomen die negatieve impulsen geven op de psychische situatie van de cliënte, kan de zorgaanbieder niet altijd voorkomen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Naam cliënte], wonende te [woonplaats], gemachtigden: [naam] en [naam], (hierna te noemen in enkelvoud: klager)
en
Stichting Gemiva-SVG Groep, gevestigd te Gouda, (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 maart 2021 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De cliënte werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam] en [naam], ouders en curatoren van cliënte.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], locatiemanager, en [naam], voorzitter van de Raad van Bestuur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering van de zorgovereenkomst.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte doet beroep op de Wlz voor dagbesteding bij de zorgaanbieder, locatie [plaatsnaam]. Klager stelt dat cliënte slechte zorg krijgt en dat klager, als curator, niet de wettelijk voorgeschreven bejegening krijgt van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder erkent de Wlz niet en geeft cliënte niet de zorg die haar in een CIZ-indicatie is toegekend.
Omdat de rechten bij herhaling worden geschonden en cliënte tot een kwetsbare categorie cliënten moet worden gerekend, heeft klager, ook bij herhaling, over de diensten van de zorgaanbieder geklaagd.
In de kern komt de klacht van klager erop neer dat cliënte van de zorgaanbieder te veel beslisruimte krijgt die zij niet aan kan en waardoor zij te veel wordt overvraagd. Dit is van invloed op haar psychische gesteldheid en kan leiden tot ongelukken. Klager is hier ook door de woonbegeleider van cliënte op geattendeerd. Cliënte is op geen enkele wijze in staat zelfstandig de regie over haar leven te voeren. Zelfs van de kleinste beslissing, die haar gevraagd wordt te nemen, raakt zij overprikkeld.
De klager heeft dit zeer regelmatig bij de zorgaanbieder aangekaart. Klager is van mening dat de zorgaanbieder, in het belang van het welzijn van cliënte, meer met hem in overleg moet treden over wat cliënte wel of niet aan kan.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In principe moet iedere cliënt van de zorgaanbieder zoveel als mogelijk zelf de regie kunnen voeren over zijn leven binnen zijn mogelijkheden. In de driehoek wordt regelmatig beoordeeld wat een cliënt wel of niet kan.
De zorgaanbieder is zich bewust van de bijzondere positie die klager als curator van cliënte inneemt. Indien klager in het driehoeksoverleg bepaalde bedenkingen heeft dan houdt de zorgaanbieder hier rekening mee tenzij vanuit professioneel oogpunt er anders naar wordt gekeken.
In samenwerking met klager is een behandelplan opgesteld dat door klager is geaccordeerd. Het ondersteuningsplan is door klager opgesteld. De kern van het plan is dat cliënte voortdurend moet worden begrensd en dat over alle wijzigingen in aanpak en omstandigheden overleg met de curator moet worden gevoerd. De medewerkers van de locatie waar cliënte dagbesteding ontvangt, handelen conform dit plan.
De zorgaanbieder stelt dat in de praktijk er geregeld contact is tussen de persoonlijk begeleidster van cliënte en klager. Ook is er incidenteel contact met de woonbegeleider van cliënte. De zorgaanbieder erkent dat in het begin cliënte wellicht te veel eigen regie heeft gekregen maar dat deze in de loop van de tijd tot het minimum is beperkt omdat duidelijk was dat cliënte het niet aan kon. De zorgaanbieder probeert cliënte voor haar vertrek naar huis heel rustig te houden. Desondanks kunnen onverwachte omstandigheden verstorend werken op de psychische gesteldheid van cliënte.
De zorgaanbieder stelt dat zij aan cliënte de zorg geeft waarop zij – gegeven haar CIZ-indicatie en haar begeleidingsbehoefte – aanspraak heeft. Cliënte heeft het al negen jaar bij de dagbesteding naar haar zin en het gaat gelet op haar ernstige beperkingen in het algemeen goed met haar.
De zorgaanbieder blijft graag met klager in gesprek over een voor cliënte zo passend mogelijke invulling van de dagbesteding. Het lukt heel behoorlijk om aan cliënte kwalitatief verantwoorde en bij haar behoeften en (on)mogelijkheden passende dagbesteding te leveren en daarover ook met haar curatoren in contact te zijn.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst met cliënte.
Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat de kern van de klacht is gelegen in het feit dat klager van oordeel is dat de zorgaanbieder de zelfregie van cliënte te weinig begrenst waardoor cliënte snel overvraagd en daardoor overprikkeld raakt. Klager heeft ter zitting voorbeelden gegeven waarin cliënte vanwege de onrust in haar hoofd op weg naar huis in vervelende situaties is beland.
Ter zitting is gebleken dat de zorgaanbieder in overleg met klager de zorg voor cliënte steeds beter heeft afgestemd en haar vrijheden meer en meer heeft begrensd. De zorgaanbieder is zich ervan bewust dat cliënte zeer gauw overvraagd wordt en dat zij slechts in heel beperkte mate regie over haar leven kan voeren.
Uit al hetgeen door partijen naar voren is gebracht kan de commissie niet vaststellen dat de zorgaanbieder thans tekortschiet in de nakoming van de verplichting tot zorgverlening overeenkomstig de voor cliënte door het CIZ vastgestelde zorgindicatie, noch in de nakoming van de zorgovereenkomst dan wel dat klager niet dan wel niet voldoende bij de uitvoering van het behandelplan wordt betrokken. Uit de stukken blijkt dat het ondersteuningsplan dat door klager is opgesteld integraal door de zorgaanbieder is overgenomen en dat ook regelmatig contact is tussen de persoonlijk begeleidster van cliënte en klager. Dat er af en toe op de dagbesteding incidenten voorkomen die negatieve impulsen geven op de psychische gesteldheid van cliënte kan de zorgaanbieder niet altijd voorkomen.
De zorgaanbieder heeft ter zitting de bereidheid getoond om nog meer dan thans overleg met klager te voeren over zaken die cliënte betreffen. De commissie geeft de zorgaanbieder in overweging om daarbij af en toe ook de woonbegeleider, [naam woonbegeleider], uit te nodigen.
Nu van een tekortschieten in de zorgverplichting van de zorgaanbieder geen sprake is, dient de klacht ongegrond te worden verklaard.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, De heer ir. N. Bomer, de heer S.P. de Paauw, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 maart 2021.