Commissie: Reizen
Categorie: Totstandkoming
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
52775
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 25 januari 2010 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een pakketreis voor 14 personen naar Turgutreis in Turkije met verblijf in een hotel op basis van all inclusive, voor de periode van 25 september 2010 t/m 3 oktober 2010 voor de som van € 8.717,–. Klager heeft op 15 oktober 2010 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. Hij heeft extra betaald om kamers te krijgen die naast elkaar lagen met volledig zeezicht. De wensen rond de kamers hadden te maken met het feit dat het om een familiereis ging en dat van het reisgezelschap één persoon gehandicapt was, die hulp nodig had van familieleden. Bij aankomst in de accommodatie bleek echter dat de kamers die beschikbaar waren, verspreid lagen over verschillende etages en vleugels en dat de kamers niet volledig uitzicht op zee boden. De accommodatieverschaffer liet weten er niets aan te kunnen veranderen omdat het hotel vol was. Al met al is klager ernstig teleurgesteld en zijn gerechtvaardigde verwachtingen niet waargemaakt door de reisorganisator. Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Zijn vrouw is ernstig gehandicapt en lijdt aan de ziekte MS. Het was dan ook van groot belang dat de geboekte kamers naast elkaar lagen omdat familieleden zouden delen in de zorg voor zijn vrouw. Bij het boeken van de reis heeft klager het belang van de ligging van de kamers ook duidelijk aangegeven en voor een essentie is ook daadwerkelijk betaald. Er waren familieleden bij die speciaal uit het buitenland waren gekomen om de reis mee te maken. Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. De wens om naast elkaar gelegen kamers te krijgen is als preferentie doorgegeven aan de accommodatieverschaffer, die op zijn beurt bij het indelen van de gasten heeft gekeken of aan de wensen van gasten gehoor kon worden gegeven. In het geval van klager is dat jammer genoeg niet mogelijk gebleken. De klacht ten aanzien van het ontbreken van volledig zeezicht wordt erkend en daarvoor biedt de reisorganisator bij brief van 24 november 2010 aan klager een bedrag aan van € 128,–, zijnde het prijsverschil tussen zeezichtkamers en standaardkamers. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De klacht met betrekking tot de kamers zonder volledig zeezicht wordt erkend en staat daarmee vast. Met betrekking tot de klacht over de ligging van de kamers overweegt de commissie het volgende. In de stukken van het geding bevindt zich een brief gedateerd 19 januari 2010 waarin klager aan een medewerkster van het boekingskantoor schrijft – zakelijk weergegeven – dat hij de boeking van de reis bevestigt tegen bijbetaling voor kamers met volledig zeezicht en kamers naast of dicht bij elkaar gelegen in verband met de handicap van één van de leden van het reisgezelschap, die een rolstoel mee neemt. Klager besluit de brief met een bedankje voor het feit dat alles naar zijn wensen is geregeld en dat alles vast ligt met een essentie in plaats van een preferentie. De commissie heeft geen reden om aan te nemen dat die brief het boekingskantoor niet heeft bereikt. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat er een reactie is gevolgd op genoemde brief van klager van de kant van het boekingskantoor. De boekingsbevestiging dateert van 25 januari 2010. Klager mocht er naar het oordeel van de commissie onder de gegeven omstandigheden van uitgaan dat de ligging van de kamers als essentie was doorgegeven aan de accommodatieverschaffer en klager mocht er daarom van uitgaan dat die kamers voor zijn reisgezelschap ook beschikbaar waren. Dat de wensen ten aanzien van de ligging van de kamers kennelijk niet als essentie zijn doorgegeven en dat klager en zijn reisgezelschap de kamers niet hebben gekregen die klager op basis van de totstandgekomen reisovereenkomst mocht verwachten, is de reisorganisator aan te rekenen. Op grond van het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat klager minder heeft ontvangen dan wat klager redelijkerwijs mocht verwachten. De commissie acht de klachten van dien aard dat de reisorganisator klager een vergoeding verschuldigd is. De commissie stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag. De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 750,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 500,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 18 mei 2011.