Klager was ten tijde van boeking gedwongen opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis.

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 43990

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 8 april 2010 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor één persoon naar Rome in Italië met verblijf in een hotel op all inclusive basis, voor de periode van
26 mei 2010 t/m 4 juni 2010 voor de som van € 1.469,–.

Klager heeft medio april 2010 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreid beschreven in aan partijen bekende brieven aan de reisorganisator.

Ik heb een reis geboekt bij de Evangelische Omroep die zou worden uitgevoerd door de reisorganisator. Ik had me ingeschreven met de vermelding ‘mits toestemming’ en onder vermelding van het geneesmiddel Risperdal. Vervolgens ben ik bij een bijeenkomst geweest en daar heb ik onder andere. een op mijn naam gesteld vliegticket ontvangen. Toen heb ik in een persoonlijk gesprek aangegeven dat ik psychiatrisch patiënt ben en daarop is de reis door de reisorganisator geannuleerd. Dat is ten onrechte, want er was al een overeenkomst gesloten. Bovendien voldoet de opgegeven reden ‘onvoldoende informatie verstrekt’ niet, omdat van mij in verband met mijn privacy niet kan worden verwacht dat, zeker nu mijn toestand stabiel is, ik in detail treedt. Bovendien had ik toestemming onder voorwaarden van de geneesheer-directeur.
Conform art. 45 Wet BOPZ heb ik de gelegenheid om 14 dagen normaal deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer door een dergelijke reis mee te maken.
Overigens ben ik het niet eens met de gestelde diagnose, is er sprake van een gedwongen opname en die vecht ik aan. De voorwaarden van de geneesheer-directeur zijn in strijd met art. 45 BOPZ.
Verder heb ik een belang bij het maken van deze reis, omdat ik nog nooit heb gevlogen.     

Klager verlangt een vergoeding van € 4.500,–, zijnde driemaal de reissom vermeerderd met € 675,– annuleringskosten en € 50,– onkosten.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreider beschreven in de aan partijen bekende brieven aan klager.

Tijdens een persoonlijk gesprek met onze sales-manager tijdens de informatiebijeenkomst bleek dat mevrouw niet zonder begeleiding mag reizen, dat zij toestemming moest hebben van haar behandelaars en dat naar zijn mening het niet verantwoord was om haar mee te nemen op een dergelijke intensieve reis.
Op het inschrijfformulier is vermeld ‘mits toestemming’ en dat mochten we opvatten als dat werd gedoeld op toestemming onzerzijds, aangezien het een reis op aanvraag was en er een aanmerkelijke belangstelling was zodat niet alle gegadigden de reis konden meemaken.
Op het inschrijfformulier is niet vermeld dat zij vanwege haar geestelijke gesteldheid niet mag reizen zonder toestemming van haar behandelaars. Wij konden dat niet afleiden uit hetgeen zij summierlijk op het formulier had vermeld. Aldus is ons onvolledige informatie verschaft. Haar behandelaars vinden een reis zonder begeleiding niet verstandig en daarom moest de reis worden geannuleerd.
Ook moet worden bedacht dat voor de reis een grote belangstelling was: circa 110 personen zouden aan de reis deelnemen en dan moet de organisatie worden gestroomlijnd.
Ons belangrijkste punt was de veiligheid van klaagster – een ongeluk zit in een klein hoekje- en die was niet gewaarborgd.   

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen is in confesso dat klaagster ten tijde van de gedane boeking verbleef in kliniek X, dat sprake was van een gedwongen opname in de zin van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen nu klaagster dat verbleef met een machtiging van de Officier van Justitie en dat betekent dat ook de commissie rekening dient te houden met hetgeen in die wet is neergelegd.

Art. 45 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen luidt:
1. Indien de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van een met toepassing van hoofdstuk II in een psychiatrisch ziekenhuis niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting, opgenomen patiënt zover is verminderd dat het verantwoord is hem tijdelijk in de maatschappij te doen terugkeren, geeft de geneesheer-directeur hem, voor zover dit in het belang van de patiënt gewenst is, verlof het psychiatrisch ziekenhuis niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting, voor een daarbij aan te geven periode te verlaten. Zo mogelijk en nodig wordt tevoren overleg gepleegd met de in artikel 4, eerste lid, bedoelde personen, met degene door wie de patiënt voorafgaande aan zijn opneming in een ziekenhuis werd verzorgd, alsmede met de instelling of psychiater, die betrokkene voorafgaande aan zijn opneming behandelde of begeleidde, en de huisarts van betrokkene. 
2. Verlof voor een aaneengesloten periode van meer dan 60 uren kan per kalenderjaar ten hoogste twee maal worden gegeven en wel telkens voor ten hoogste twee weken. Indien overwogen wordt het verlof langer dan 60 uren te doen duren, wordt overleg gepleegd met de inspecteur in wiens ambtsgebied het psychiatrisch ziekenhuis is gelegen. 
3. Aan het verlof kunnen voorwaarden betreffende de behandeling of het gedrag van de patiënt, voorzover dit gedrag het gevaar voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens, beïnvloedt, worden verbonden. De voorwaarden mogen de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging dan wel de staatkundige vrijheid niet beperken. De geneesheer-directeur verleent slechts verlof indien de patiënt zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven.
4. Tot de voorwaarden, bedoeld in het derde lid, kan de opdracht behoren dat de betrokkene zich stelt onder toezicht van een daarbij aangewezen instelling of natuurlijke persoon, die hem bij de naleving van de andere voorwaarden hulp en steun verleent.
5. Onze Minister stelt een lijst samen van instellingen die aangewezen kunnen worden voor het uitoefenen van toezicht, als in het vierde lid bedoeld.
6. De geneesheer-directeur verschaft aan de patiënt bij het verlenen van verlof een schriftelijke verklaring, inhoudende dat aan hem verlof is verleend.

Uit die bepaling vloeit voort dat klaagster onder zekere voorwaarden een reisovereenkomst kan aangaan. De voorwaarden zijn bij brief van 9 maart 2010 door de behandelend geneesheer directeur X bepaald. Een van de gestelde voorwaarden is dat klaagster vergezeld zou worden door een vertrouwenspersoon die op de hoogte is van de psychiatrische diagnose en de behandeling die klaagster daarvoor krijgt. Die vertrouwenspersoon is bij voorkeur een goede vriendin of familie (kinderen) en als dat niet mogelijk is tenminste iemand van de reisbegeleiding of –organisatie die deze rol op zich wil nemen.

Vaststaat dat klaagster er niet in is geslaagd een dergelijke vertrouwenspersoon voor de litigieuze reis te vinden, zodat alleen al om die reden de klacht moet worden afgewezen.

De commissie wijst er nog op dat anders dan klaagster stelt er nog geen sprake was van een bindende overeenkomst. De advertentie waaraan klaagster refereert moet worden beschouwd als een openbaar aanbod.
Hierop heeft klaagster aangegeven op dat aanbod te willen ingaan waarna het aan de reisorganisator was om te bepalen of er een overeenkomst tot stand zou komen. De commissie wijst er ook op dat de belangstelling voor de reis dermate groot was dat niet iedereen de reis kon meemaken. Evenzo kon de reisorganisator de te verlenen instemming laten afhangen van andere factoren. Een dergelijke factor is onder meer de betaling van de reissom. Een andere factor kan zijn of iemand ‘binnen de groep past’ en in hoeverre de veiligheid (in ruime zin) van de reiziger is gewaarborgd. Wat dat laatste betreft kan een en ander niet zonder meer op de reisorganisator worden afgewenteld. Zo zal een reisorganisator de inschrijving van een alleenreizende negentigjarige rolstoelgebruiker die vijfmaal daags medicijnen moet innemen en net is hersteld van een hartaanval en ook daarnaast veel andere hulp behoeft, mogen weigeren: het is niet de taak van de reisleiding ter plaatse om ook verzorgende taken op zich te nemen. Evenzo zal de reisorganisator die een tocht naar de Mount Everest organiseert zekere eisen mogen stellen. Ook in een geval als dit mogen bepaalde eisen worden gesteld. Een reisorganisator heeft zich ook de belangen van andere reizigers aan te trekken en die mogen verwachten dat de reisleiding ter plaatse niet alleen aandacht besteed aan degenen die volop hulp behoeven, maar ook aan hen aandacht besteed. Kortom de commissie is van oordeel dat van een reiziger mag worden verwacht dat die redelijk zelfstandig de reis kan ondernemen. Om dat te bepalen heeft de reisorganisator een zekere beleidsvrijheid en niet is gebleken dat de reisorganisator in redelijkheid niet de bestreden beslissing had mogen c.q. kunnen nemen.  
Immers, in dit geval was er sprake van een bijzondere omstandigheid, zoals klaagster ook zelf – zij het erg summier – op het formulier heeft vermeld. Daarom ook mocht klaagster er niet zonder meer op vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. Daar komt bij dat uit de overgelegde bescheiden blijkt dat klaagster aanvankelijk een soortgelijke reis wilde maken met het kerkgenootschap waartoe zij behoort, maar dat de dominee dit geen goed idee vond, waarna een en ander van de baan was. Juist onder die omstandigheden had van klaagster mogen worden verwacht dat zij bijtijds opening van zaken had gegeven.
Voor zover klaagster zich er op beroept dat er sprake was van een overeenkomst omdat zij reeds een op naam gesteld vliegticket had ontvangen bij de informatiebijeenkomst, wijst de commissie er op dat dit te maken heeft met de stroomlijning van de organisatie: het is efficiënt en kostenbesparend om deelnemers aan een informatiebijeenkomst direct al een vliegticket te kunnen overhandigen. Daarbij mag de reisorganisator zich (alsnog) vergewissen van de omstandigheden waarin de potentiële reiziger zich bevindt.  
 
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door klager verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 9 november 2010.