
Commissie: Water Zakelijk
Categorie: Kosten / Verbruik
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
195404/198342
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In dit geschil tussen een recreatievereniging van eigenaren van recreatiewoningen (de klant) en een wateraanbieder draait het om de hoogte van het waterverbruik in het jaar 2021. De klant, die water afneemt en verdeelt onder haar leden, betwist het door de aanbieder in rekening gebrachte verbruik van 3.031 m3 volgens de hoofdmeter. Volgens de eigen meters van de leden was het verbruik echter 2.193 m3, wat consistent is met voorgaande jaren. De klant eist terugbetaling van het verschil van €868. De aanbieder beroept zich op de bindende werking van de meterstanden volgens de Algemene Voorwaarden. Zij stelt dat er geen bewijs is van disfunctie van de watermeter en dat het verschil in verbruik mogelijk te wijten is aan onbekende omstandigheden in de leidingen. De aanbieder wijst erop dat de klant pas na bijna een jaar heeft geklaagd en dat de oude watermeter niet meer beschikbaar is voor controle. De commissie oordeelt dat de klant niet heeft aangetoond dat het daadwerkelijke verbruik lager was dan de meterstanden aangeven. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard. De aanbieder hoeft het door de klant gevorderde bedrag niet terug te betalen.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De klant heeft de klacht voorgelegd aan de aanbieder.
Het geschil betreft de hoogte van het waterverbruik door de klant in het jaar 2021.
Standpunt van de klant
Voor het standpunt van de klant verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het
standpunt op het volgende neer.
De klant is een recreatievereniging van eigenaren van recreatiewoningen. De klant neemt water af van de
aanbieder en distribueert deze onder haar leden. De klant beschikt over een hoofdmeter van de aanbieder
en de leden hebben ieder een eigen meter. Volgens de hoofdmeter is in 2021 door de klant 3031 m3 water
verbruikt. Volgens de eigen meters van de leden was het verbruik echter 2193 m3, hetgeen ook in lijn is
met het gemiddelde verbruik in voorafgaande jaren en in 2022. De klant meent dat er geen sprake kan zijn
van een lekkage nu het gehele waternet van de vereniging in 2019 is vervangen en afgeperst, zulks op
advies van de aanbieder. In september 2021 is door de aanbieder de hoofdmeter vervangen.
Volgens de klant heeft de aanbieder derhalve te veel in rekening gebracht en de klant wil dat het verschil (€
868,–) wordt terugbetaald.
Standpunt van de aanbieder
Voor het standpunt van de aanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.
Op de overeenkomst tussen de klant en de aanbieder zijn de Algemene Voorwaarden Drinkwater Vitens
(bijlage 12) van toepassing. Artikel 10 van deze Voorwaarden stelt dat indien het vaststellen van de
omvang van de levering geschiedt middels een watermeter, de hiermee verkregen gegevens bindend zijn.
Uitzonderingen zijn indien de watermeter niet juist zou hebben gefunctioneerd (artikelen 12 en 13) of indien
bij het opnemen of verwerken van de meterstand een fout is gemaakt (artikel 10.4).
Uit het overzicht van de meterstanden blijkt dat wederpartij zelf meterstanden heeft doorgegeven. Voor de
afrekening van 2021 is ook een doorgegeven en een opgenomen meterstand gebruikt. Er is derhalve geen
fout gemaakt bij het verwerken van de meterstanden.
Omdat wederpartij pas na bijna een jaar heeft geklaagd over de eindstand van de oude watermeter, is deze
niet meer beschikbaar voor controle. Dit is echter wel een omstandigheid die voor rekening en risico van de
klant dient te komen. De klant heeft geen ander bewijs dat de meter zou hebben gedisfunctioneerd, dan het
feit dat er een afwijkend verbruik is geweest, en dat er minder op de eigen detailmeters zou zijn
geregistreerd. In de periode september 2020 – september 2021 is er inderdaad meer water verbruikt dan in
sommige periodes ervoor of erna (al zijn er ook voorliggende jaren met een vergelijkbaar hoger verbruik).
Dit heeft echter niet te betekenen dat de watermeter dus gedisfunctioneerd moet hebben.
De aanbieder heeft ook geen reden om aan het correct functioneren van de watermeter te twijfelen.
Uitganspunt moet dan ook zijn dat deze correct heeft gefunctioneerd, en dat de meterstanden het
daadwerkelijke verbruik geven. Er moet een andere omstandigheid zijn geweest die het hoge verbruik heeft
veroorzaakt. Het is echter niet aan de aanbieder (of de Geschillencommissie) om hiervoor een verklaring te
geven. De aanbieder heeft geen zicht op de binneninstallatie van wederpartij. Mogelijk is er in de zeer hete
zomer van 2021 ergens verbruik geweest dat niet middels een van de eigen detailmeters gemeten is.
Duidelijk is echter dat de vastgestelde hoeveelheid water door de watermeter is gestroomd en daarmee
aan wederpartij is geleverd. Het verbruikte drinkwater dient dan ook te worden vergoed. Het uitgangspunt
van “meter=meter”, zoals veelvuldig door de Geschillencommissie bevestigd, dient ook hier te worden
toegepast. Daarnaast is het geregistreerde verbruik weliswaar afwijkend geweest, echter geenszins
onmogelijk. De betreffende drinkwateraansluiting heeft een nominale capaciteit van 10 m³/uur, het totale
verbruik op de betwiste periodeafrekening kan derhalve in circa dertien dagen geleverd worden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ingevolge de algemene voorwaarden van de aanbieder zijn de doorgegeven meterstanden in beginsel
bindend tussen partijen. Indien vast zou komen te staan dat de meterstanden geen juiste weergave geven
van het daadwerkelijke verbruik, kan dat een omstandigheid opleveren die noopt tot het afwijken van deze
hoofdregel. Het is dan echter wel aan de klant om aan te tonen dat het daadwerkelijke gebruik lager is
geweest dan hetgeen door de meter is weergegeven. Slaagt de klant daar niet in, dan blijft de hoofdregel
gelden.
De klant is er in dit geval niet in geslaagd dat bewijs te leveren. Voor zover dat bewijs zou kunnen worden
geleverd door de meter te onderzoeken, is dat onderzoek niet meer mogelijk omdat de aanbieder niet meer
over de meter beschikt. De klant heeft geen omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de
aanbieder gehouden was de meter langer te bewaren dan zij heeft gedaan. Dat de klant een jaar heeft
gewacht met klagen is een omstandigheid die voor rekening van de klant komt.
De klant heeft omstandigheden gesteld op grond waarvan zij twijfelt aan de juistheid van de meterstanden,
namelijk het afwijkende gebruik ten opzichte van andere jaren, het feit dat het waterschap wel heeft
aanvaard dat het verbruik lager was dan uit de meterstanden volgde en dat de hoofdwatermeter zonder
verzoek daartoe vervangen is door de aanbieder. Deze omstandigheden zijn echter onvoldoende om tot
bewijs te dienen dat de meterstanden niet klopte. Het valt immers niet uit te sluiten dat het verbruik in 2021
daadwerkelijk hoger was dan de jaren daarvoor of het jaar daarna. Verder is niet duidelijk op grond van
welke informatie, anders dan de verklaring van de klant, het waterschap heeft aanvaard dat het verbruik
lager was dan door de hoofdmeter gemeten. Het waterschap maakt in dat verband een andere afweging
dan de aanbieder, en de aanbieder hoeft het waterschap daarin niet te volgen. Verder heeft de aanbieder
ter zitting uitgelegd waarom de hoofdwatermeter vervangen was, namelijk in verband met de drukklachten
die de klant ervaarde (opgehoopt vuil in de meter kan de oorzaak van drukklachten zijn welke overigens er
niet voor zorgt dat de meter sneller gaat lopen).
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de klant verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water zakelijk, bestaande uit de heer mr. H.F.R. van Heemstra,
voorzitter, mevrouw mr. P. Dekker – Stam, de heer J.H.L. den Otter, leden, op 21 april 2023.