Koopovereenkomst onder opschortende voorwaarde grijs kenteken mogelijk. Ondernemer heeft consument geen redelijke termijn voor onderzoek bij Belastingdienst geboden.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Aanbod    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE05-0521

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil vloeit voort uit een op 9 juli 2005 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte auto, merk Toyota, type
Hi-Ace 2.4 TD DC Emotion Lang, bouwjaar 1999, kilometerstand 95.315 tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 12.085,25 inclusief kosten rijklaar maken. De levering heeft niet plaats gevonden. De consument heeft op 14 juli 2005 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Tussen partijen is op 9 juli 2005 een overeenkomst tot stand gekomen over de verkoop van genoemde auto door de ondernemer als verkoper aan de consument als koper. In de overeenkomst was ten bate van de consument een ontbindende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de omstandigheid dat de consument de auto tegen een laag belastingtarief (grijs kenteken) kon rijden. De consument wilde daaromtrent zekerheid verkrijgen door het inwinnen van informatie bij de belastingdienst. Daarvoor is mondeling een termijn overeengekomen van anderhalf à twee weken.
 
Op 12 juli 2005 heeft de ondernemer telefonisch contact gezocht met de consument om te vragen of er al iets van de belastingdienst bekend was. Op de daaropvolgende woensdag kon in verband met een bedrijfsuitje geen zekerheid worden gegeven. Op donderdagochtend heeft de consument meteen laten weten de gok te nemen en de auto ook daadwerkelijk af te willen nemen. De ondernemer wilde toen echter niet meer nakomen, omdat hij de auto al aan een tweede koper had verkocht. De consument neemt daar geen genoegen mee.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
Ik blijf bij mijn schriftelijke opmerkingen. Ik betwist dat er ooit door de ondernemer een dead-line is gesteld. De mondelinge afspraak was dat wij één à anderhalve week de tijd zouden hebben om bij de Belastingdienst te informeren. Ik heb mij ook op die dinsdag niet negatief uitgelaten over de kansen dat de Belastingdienst zou instemmen met een grijs kenteken.
 
We hebben lang moeten zoeken naar een andere, vergelijkbare auto, met alle kosten van dien. Uiteindelijk hebben we een VW Transporter gekocht. Een kopie van de koopovereenkomst heb ik voor u meegenomen. U kunt zien dat het ook om een auto uit 1999 gaat, maar wel met meer kilometers op de teller. Na inruil van de Skoda moesten we op deze auto nog € 6.475,– bijbetalen, terwijl we bij de ondernemer maar € 4.785,– hoefden bij te betalen.
 
Ik ben niet op het voorstel van de ondernemer ingegaan, omdat wij de eerste koper waren. Als hij in de problemen komt, omdat hij dezelfde auto twee maal verkoopt, dan regelt hij maar iets met de tweede koper. Wij hadden de oudste rechten.
 
De consument verlangt vergoeding van schade, waarbij zij aansluit bij de BOVAG-bepalingen ten aanzien van de annuleringskosten (15% van de koopsom). De materiële kosten die de consument heeft gehad bestaan uit extra benzinekosten voor het vinden van een andere auto, telefoon-, internet- en portokosten en een stuk lagere inruilprijs bij aankoop van de vervangende auto, een VW Transporter.
Bovendien stelt de consument immateriële schade te hebben geleden. Doordat zij langer in haar oude auto heeft moeten rijden, heeft zij ook langer een rolstoel in en uit die auto moeten tillen, wat veel extra pijn tot gevolg heeft gehad.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De auto is inderdaad aangeschaft onder voorbehoud van het verkrijgen van een bijdrage van de Belastingdienst in verband met de handicap van de consument. Op maandag werd geen reactie ontvangen, waarna de ondernemer op dinsdag heeft gebeld om na te vragen.
In dat gesprek heeft de ondernemer de consument een deadline gesteld tot woensdag 13 juli. Op die dag heeft de ondernemer niets van de consument vernomen. Inmiddels was er een andere belangstellende voor de auto. Alvorens de auto aan die belangstellende aan te bieden, heeft de ondernemer op de daaropvolgende donderdagochtend nog twee maal geprobeerd de consument telefonisch te spreken. Dat lukte niet. Daarop heeft hij de bus aan een ander verkocht. Pas daarna belde de consument met de mededeling dat de belastingdienst vermoedelijk geen bijdrage zou verstrekken, maar dat zij desondanks de koop toch wilde laten doorgaan.
 
Na inschakeling van het BOVAG Bemiddelingsbureau heeft de ondernemer nog voorgesteld om voor de consument een andere, vergelijkbare auto te zoeken, maar daar wilde zij niet op ingaan.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Tussen partijen staat vast dat de consument een busje heeft gekocht van de ondernemer onder de opschortende voorwaarde dat zij een positief bericht zou ontvangen van de Belastingdienst op haar verzoek om de auto (in verband met haar handicap) met een grijs kenteken te mogen rijden. Partijen verschillen met elkaar van mening omtrent de duur van de termijn die de consument was gegeven om die informatie te krijgen. Hoe dat ook zij: wanneer een verkoper een consument de gelegenheid biedt om die informatie bij een ambtelijke instantie in te winnen, dan dient de daartoe geboden termijn tenminste redelijk te zijn.
 
De overeenkomst is op zaterdag 9 juli 2005 tot stand gekomen. Die dag was er in elk geval geen informatie te verkrijgen van de Belastingdienst, net zo min als op zondag 10 juli 2005. Op dinsdag
12 juli 2005 heeft de ondernemer geïnformeerd hoe het zat met de toezegging van de belastingdienst. Op donderdag 14 oktober heeft hij de gekochte bus aan een derde verkocht, zonder dat hij een bevestiging had gekregen van de consument dat zij afzag van de koop. De commissie is, wat er ook zij met betrekking tot de vraag of de consument inderdaad 7 tot 10 dagen de tijd had gekregen of niet, van oordeel dat de tijd die de ondernemer de consument gegeven heeft geen redelijke termijn is geweest om de gewenste toezegging te verkrijgen. Zo er dus al een deadline is gesteld tot 13 juli 2005, dan kan dat niet als redelijke termijn worden beschouwd.
 
Zonder duidelijk bericht van de consument dat zij afzag van de koop, had de ondernemer derhalve op 14 juli 2005 niet aan een derde kunnen verkopen zonder daarmee het risico te lopen verplichtingen jegens de consument als eerste koper te schenden. Uiteindelijk is de opschortende voorwaarde in vervulling gegaan, maar was de ondernemer niet meer bereid of in staat tot leveren aan de consument. Dat leidt tot de slotsom dat hij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de consument.
 
In dat geval is de ondernemer gehouden om de schade die de consument dientengevolge heeft geleden te vergoeden. Die schade kan worden vastgesteld op het verschil tussen wat zij had moeten bijbetalen voor de bus die zij van de ondernemer had gekocht en het bedrag dat zij uiteindelijk voor de VW Transporter heeft moeten betalen. Dat verschil bedraagt € 1.690,– en die schade dient de ondernemer aan de consument te vergoeden.
 
Voor zover de consument nog overige schades heeft geclaimd, kan de commissie daar niet op ingaan. Het verlangde is niet onderbouwd met kilometeroverzichten, zelfs niet nader gespecificeerd. Ontegenzeggelijk staat vast dat de consument meer pijn heeft ondervonden, omdat zij langer in de oude auto heeft moeten rondrijden als gevolg van het annuleren van de koopovereenkomst. Daar staat tegenover dat de duur van die periode ook voor een groot deel bepaald is door de tijd die de consument heeft genomen om een geschikte andere auto te vinden. De commissie zal de consument ten aanzien van deze post (die kan worden gekwalificeerd als een aantasting van de persoon van de consument als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek) dan ook slechts in zoverre tegemoet komen, dat zij de door de ondernemer te vergoeden schade zal afronden op een bedrag van € 1.800,–.
 
Mitsdien wordt beslist als na te melden.
 
De beslissing
 
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.800,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
  
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 28 december 2005.