Commissie: Water
Categorie: Betaling
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
57881
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de kosten van betalingsverkeer per acceptgiro. De consument heeft de klacht op 7 augustus 2010 aan de ondernemer voorgelegd. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer brengt kosten betalingsverwerking van € 1,50 ex BTW in rekening bij gebruik c.q. toezending van een acceptgiro. De consument vindt dit principieel onjuist, ook al omdat de ondernemer deels belasting incasseert. De consument beroept zich ter zake op jurisprudentie. De consument verlangt dat de ondernemer geen kosten meer verbindt aan het betalen per acceptgiro zolang er geen kosteloos alternatief is voor betaling anders dan per machtiging. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Vanwege de toegenomen kosten voor het aanmaken, versturen en verwerken van betalingen door middel van acceptgiro’s heeft de ondernemer ervoor gekozen die kosten in rekening te brengen. Op die manier komen de kosten terecht bij die consumenten die voor deze betaalwijze kiezen en worden niet alle klanten van de ondernemer met die kosten belast. Bij brief van 16 december 2008 heeft de ondernemer haar klanten die per acceptgiro betalen over deze tariefwijziging geïnformeerd. De algemene voorwaarden van de ondernemer, met name het bepaalde in artikel 15 lid 3 biedt de ondernemer de mogelijkheid om te bepalen op welke wijze de nota kan worden voldaan. De ondernemer is niet verplicht om een drietal keuzemogelijkheden aan te bieden. De ondernemer acht zich niet gehouden aan de uitspraak van de kantonrechter te Haarlem van 23 juli 2009, nu deze op een totaal onvergelijkbare zaak betrekking had. Sindsdien is een ruime hoeveelheid jurisprudentie ontstaan die de handelwijze van de ondernemer in dit verband billijkt. Ook indien de gezonden acceptgirokaart niet wordt gebruikt, maar op andere wijze wordt betaald, moet de betaling handmatig worden verwerkt. Deze verwerkingskosten zijn vele malen hoger dan in geval van een automatische incasso. De ondernemer beroept zich op uitspraken van de commissie waarbij een dergelijke klacht ongegrond is verklaard. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De ondernemer heeft de consument tijdig geïnformeerd en de wijziging gepubliceerd in dagbladen. De ondernemer is niet gericht op het maken van winst. Zij wil slechts de kosten beperken. De ondernemer is niet verplicht drie alternatieven aan te bieden. Bij de ondernemer bestaat het voornemen om digitale betaling mogelijk te maken. De invoering is nogal problematisch. Daardoor is de invoeringsdatum helaas verschoven. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Dit geschil betreft de vraag of de ondernemer bevoegd is de kosten van het betalingsverkeer per acceptgiro in rekening te brengen en zo ja of het daarvoor in rekening gebrachte bedrag redelijk is. De commissie is met een enkele kanttekening van oordeel dat het de ondernemer is toegestaan de kosten van betalingen per acceptgiro aan de consument door te berekenen en daartoe een bedrag van € 1,50 ex BTW in rekening te brengen. De commissie overweegt daartoe als volgt. De ondernemer beroept zich voor wat haar bevoegdheid in deze op het bepaalde in artikel 15 lid 3 van haar algemene voorwaarden. Deze bepaling maakt naar het oordeel van de commissie echter onvoldoende duidelijk dat de door ondernemer aangeboden betaalmogelijkheden extra kosten voor de consument kunnen meebrengen. Nochtans is de commissie van oordeel dat gegeven het feit dat aan het betalingsverkeer per acceptgiro aanzienlijke kosten verbonden zijn, het door de ondernemer in rekening gebrachte bedrag per acceptgiro van € 1,50 ex BTW een redelijk en acceptabel bedrag is. Dit geldt ook als feitelijk geen gebruik van de acceptgirokaart gebruik wordt gemaakt, maar wordt betaald via internet. Daarbij komt dat de ondernemer heeft aangegeven doende te zijn om binnen afzienbare tijd het mogelijk te maken om kosteloos digitaal betalen mogelijk te maken. De daarbij ontstane vertraging is betreurenswaardig, maar dat maakt het argument niet principieel anders. De commissie is niet gebleken dat de ondernemer is overgegaan tot het in rekening brengen van deze kosten met het oog op het maken van meer winst, maar dat deze stap is ingegeven door haar streven de kosten van het betalingsverkeer zoveel mogelijk te beperken en deze kosten om te slaan over de klanten die ervoor kiezen om op deze wijze hun betalingen te verrichten. Gelet op het bovenstaande ziet de commissie geen aanleiding om analoog aan de voor energiebedrijven geldende verplichting om tenminste drie alternatieve betaalmethoden aan te bieden, aan bedrijven als dat van de ondernemer, met name gelet op hun afwijkende marktpositie, op te leggen. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 17 oktober 2011.