
Commissie: Energie
Categorie: Kosten / Depot
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
24982
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft een volgens de consument nimmer tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst voor de levering van energie (elektriciteit en gas) en de door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte opzegvergoeding. De consument heeft op 30 juli 2008 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Ik ben geen overeenkomst aangegaan met de ondernemer. In de maand juli 2008 ben ik gebeld door een medewerkster van de ondernemer die mij een aanbieding deed voor een contract. Ik heb dat voorstel van de hand gewezen. Enige tijd later ontving ik een overeenkomst van de ondernemer. Ik heb die overeenkomst tijdens de afkoelperiode teruggestuurd, helaas niet per aangetekende post. Ik accepteer niet dat ik een boete moet betalen wegens beëindiging van de contracten voor gas- en elektriciteitslevering door de ondernemer. Op voorstel van de ondernemer ben ik een schikking overeengekomen, inhoudende dat de ondernemer mij € 150,– zou vergoeden. Betaling van dat bedrag zou in twee termijnen plaatsvinden, namelijk allereerst de vergoeding van het klachtengeld en daarna het restantbedrag. Omdat de ondernemer alleen de eerste betaling heeft verricht is hij de schikking niet nagekomen. Ik wens dan ook een vergoeding te verkrijgen van € 1.000,–. Op 2 november 2009 heeft de ondernemer uiteindelijk een correctienota naar mij toegestuurd waarmee het bedrag van € 150,– – op basis van de schikking – aan mij is vergoed. Ik ben evenwel niet meer bereid tot de schikking en wens dat de commissie een uitspraak doet in deze zaak. Ter zitting is namens de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Correct is dat er tussen partijen een schikking was bereikt en dat de consument een bedrag van € 150,– vergoed zou krijgen. Telefonisch is daarbij overeengekomen dat dat bedrag binnen één maand na het tot stand komen van de schikking (op 2 juli 2009) zou worden betaald. Dat is echter niet gebeurd. Pas in november 2009 is de schikking volledig geëffectueerd. In augustus 2009 heeft de consument € 50,– vergoed gekregen en pas in november 2009 het resterende bedrag van € 100,–. Wat de consument betreft is de schikking van de baan omdat de ondernemer zijn verplichtingen uit hoofde van de schikking niet (tijdig) is nagekomen omdat de ondernemer niet binnen één maand na de totstandkoming van de schikking het volledige bedrag aan de consument heeft vergoed. De door de consument gevorderde schadevergoeding van € 1.000,– heeft betrekking op de kosten voor het versturen van ± 20 brieven (aan de ondernemer, alsmede aan de commissie ten bedrage van € 250,–), de kosten van (ingewonnen) juridisch advies ten bedrage van € 250,–, alsmede een immateriële schadevergoeding van € 500,–. De consument verlangt dat wordt vastgesteld dat er tussen partijen nooit een overeenkomst heeft bestaan en wenst daarnaast een schadevergoeding van € 1.000,–. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument is op 11 juli 2008 telefonisch akkoord gegaan met het aanbod van de ondernemer voor een leveringsovereenkomst van gas en elektriciteit voor de duur van drie jaar. Op 14 juli 2008 zond de ondernemer het welkomstpakket aan de consument. Binnen de wettelijke ontbindingstermijn heeft de ondernemer geen annulering van de consument verkregen. Op 24 juli 2008 zond de ondernemer een brief aan de consument ter bevestiging van de overeenkomst en per 11 augustus 2008 is de ondernemer de energieleverancier van de consument geworden voor gas en elektriciteit. Op 11 oktober 2008 is de levering van elektriciteit en gas door de ondernemer weer beëindigd omdat de consument een andere leverancier heeft genomen. Op 29 november 2008 zond de ondernemer de eindafrekening aan de consument voor het verbruik, in welke eindafrekening eveneens een opzegvergoeding is opgenomen voor de vroegtijdige contractsbeëindiging door de consument. Nadat de consument het geschil aanhangig heeft gemaakt bij de commissie hebben partijen op 2 juli 2009 een schikking bereikt. De ondernemer heeft voorgesteld om de in rekening gebrachte opzegvergoeding van € 100,– te crediteren en over te gaan tot het vergoeden van het door de consument betaalde klachtengeld van € 25,– en voor gemaakte correspondentiekosten van € 25,–. In november 2009 is de consument volledig uitbetaald. De ondernemer heeft derhalve de bereikte schikking nageleefd. De ondernemer betreurt het dat de correctienota (en derhalve de effectuering van de schikking) enige tijd op zich heeft laten wachten en de ondernemer biedt daarvoor zijn verontschuldigingen aan. Het thans door de consument gevorderde bedrag van € 1.000,– acht de ondernemer onredelijk. Die kosten komen voor eigen rekening van de consument. Op basis van het reglement van de commissie is dat bedrag ook niet toewijsbaar. Indien de zaak door de commissie behandeld zal worden vordert de ondernemer het door hem aan de consument uitbetaalde bedrag van € 150,– terug. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Dat de op 2 juli 2009 bereikte schikking binnen één maand geëffectueerd zou moeten zijn is niet schriftelijk overeengekomen. Misschien is dat wel telefonisch tussen partijen afgesproken, maar dat valt niet meer na te gaan. Het heeft inderdaad wel lang geduurd voordat die schikking door de ondernemer is uitgevoerd en daarvoor heeft de ondernemer zijn excuses aangeboden. Het kost nu eenmaal enige tijd voordat een correctienota is opgemaakt. De consument heeft geen enkele onderbouwing gegeven voor het door hem gevorderde schadebedrag van € 1.000,–. Conform het reglement van de commissie kan de consument daarop ook geen aanspraak maken. De ondernemer heeft destijds een redelijk voorstel ter beëindiging van het geschil gedaan. De ondernemer heeft in het eerste telefoongesprek de consument gewezen op de ontbindings-/annuleringsmogelijkheid. Die ontbindingsmogelijkheid staat ook vermeld in de productvoorwaarden van de ondernemer. Dat staat niet vermeld in de welkomstbrief aan de consument. Ook staat niet in de productvoorwaarden dat de consument per aangetekende brief dient te annuleren. De ondernemer bedient zich thans niet meer van telefonische verkoop. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Tussen partijen is in geschil of tussen hen een leveringsovereenkomst tot stand is gekomen, meer in het bijzonder of de consument tijdens de wettelijke ontbindingstermijn de overeenkomst heeft geannuleerd. Indien op 11 juli 2008 telefonisch een leveringsovereenkomst tot stand is gekomen, geldt dat die overeenkomst is aan te merken als een koop op afstand in de zin van artikel 7:46 a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dat brengt mee dat de consument overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:46 d lid 1 BW gedurende zeven werkdagen na ontvangst van de zaak het recht heeft de overeenkomst zonder opgave van redenen te ontbinden. De ondernemer is gehouden de consument op grond van artikel 7:46 c lid 2 BW de daar bedoelde informatie, waaronder de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden, in duidelijke en begrijpelijke taal toe te zenden. De commissie is van oordeel dat de ondernemer aan die verplichting niet heeft voldaan. Immers, de ondernemer heeft de consument op 14 juli 2008 een brief toegezonden met een verwijzing naar zijn productvoorwaarden. In de brief zelf wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de bedenk-/ontbindingstermijn. In de productvoorwaarden is daarover wel een artikel opgenomen. De commissie acht een verwijzing naar de productvoorwaarden in dat verband op zichzelf onvoldoende duidelijk en begrijpelijk in de zin van artikel 7:46 c lid 2 BW. Nu in die brief op geen enkele wijze wordt aangegeven dat de consument tot ontbinding van de overeenkomst over kan gaan, maar slechts wordt verwezen naar (op de achterzijde afgedrukte) productvoorwaarden, acht de commissie dat ontoereikend. De mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomst kan redelijkerwijze niet als een productvoorwaarde worden aangemerkt. Door die nalatigheid is de ontbindingstermijn van rechtswege overgegaan in een termijn van drie maanden (ex artikel 46 d lid 1 BW). Dat de consument in het eerste telefoongesprek – tussen alle vragen en mededelingen door – op die ontbindingsmogelijkheid is gewezen doet daar niet aan af. Dit brengt mee dat moet worden uitgegaan van een ontbindingstermijn van drie maanden waardoor de consument hoe dan ook tijdig was met haar opzegging. Dat betekent dat de ondernemer geen rechtsgeldige overeenkomst met de consument is aangegaan. Aldus bestaat er geen contractuele betalingsverplichting van de consument aan de ondernemer. Dit houdt in dat de ondernemer zonder rechtsgrond en derhalve onverplicht energie aan de consument heeft geleverd. De aard van de geleverde energie brengt echter met zich mee dat teruglevering of een andere vorm van ongedaanmaking naar zijn aard niet mogelijk is. Evenwel is de consument met de door haar ontvangen energie verrijkt zodat de consument voor het afgenomen verbruik wel dient te betalen. Dat is in deze zaak ook gebeurd. Verder betekent dat dat de consument niet gehouden kan zijn om enige opzegvergoeding aan de ondernemer te voldoen, nu daarvoor een contractuele basis ontbreekt. In feite strookt de hiervoor vermelde uitkomst ook met de tussen partijen eerder bereikte schikking, waarbij de consument de eerder in rekening gebrachte opzegvergoeding terugkreeg, alsmede een bedrag van € 25,– ter zake klachtengeld (en € 25,– voor correspondentiekosten). Die schikking is ook geëffectueerd, zij het met enige vertraging door de ondernemer. De handelwijze van de ondernemer is onzorgvuldig geweest, nu enerzijds is vastgesteld dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en anderzijds doordat de ondernemer er te lang over heeft gedaan om de bereikte schikking te effectueren, zodat de commissie het redelijk en billijk acht dat de ondernemer aan de consument een schadevergoeding zal betalen van € 125,– voor het door de consument geleden ongerief. Het bedrag dat de consument vordert (€ 1.000,–) acht de commissie aan de veel te hoge kant waarbij verder heeft gelden dat ingevolge artikel 22 van het reglement de door de consument ter zake van een behandeling van het geschil gemaakte kosten, waaronder die van juridische bijstand, voor haar eigen rekening komen. Omdat de consument het door haar betaalde klachtengeld van € 25,– al vergoed heeft gekregen van de ondernemer zal de ondernemer niet tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De klacht is gegrond. De commissie stelt vast dat tussen partijen nimmer een rechtsgeldige leveringsovereenkomst tot stand is gekomen. De ondernemer betaalt aan de consument een schadevergoeding van € 125,–. De betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 9 april 2010.