Commissie: Private Lease
Categorie: Factuur
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
176010/186776
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument heeft in Frankrijk last gehad van autopech. De leaseauto is in Nederland gerepareerd door de ondernemer en brengt de kosten bij de consument in rekening. De consument wil deze kosten niet betalen, omdat de ondernemer in een eerdere e-mail heeft toegezegd dat de reparatiekosten niet voor rekening van de consument zouden komen. De ondernemer heeft ook een factuur gestuurd voor het niet tijdig terugbrengen van het vervangend vervoer, welke de consument ook niet wil betalen. De ondernemer verwijst naar de algemene voorwaarden en geeft aan dat de kosten voor een vervangende auto van een hogere klasse gerechtvaardigd zijn. Ook de andere kosten zijn volgens de ondernemer gerechtvaardigd. De commissie kan niet vaststellen dat de kosten voor rekening van de ondernemer zouden moeten komen. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 31 oktober 2017 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht om aan de consument voor de duur van vier jaar een auto in gebruik te geven, merk KIA, type Rio 1.0 T-GDI EcoDynamics, tegen betaling van een maandelijkse vergoeding van € 335,– op basis van 15.000 kilometers per jaar en tegen € 0,0835 per meerkilometer. De duur van de overeenkomst is verlengd tot 9 mei 2022. De consument heeft op 1 april 2022 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. De consument heeft, na terugstorting van een deel van het depot, een bedrag van € 1.037,01 niet betaald en bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is met zijn gezin op 8 januari 2022 om 09:40 uur nabij Grenoble gestrand met autopech.
Na herhaald contact met de klantenservice werd ’s middags meegedeeld dat er vervangend vervoer beschikbaar was om 15:00 uur. Eenmaal aangekomen bij deze auto, bleek het een auto te zijn die te klein was voor het gezin en alle bagage.
De consument heeft opnieuw contact gehad met de ondernemer en werd verwezen naar een plaats waar een grotere auto zou staan in een ander filiaal. De consument heeft een taxi moeten nemen, waarvan de kosten volgens en mondelinge toezegging zouden worden vergoed door de ondernemer.
Bij aankomst bij het depot in Grenoble waar de auto zou staan was het 16:10 uur en bleek dit depot te sluiten om 16:00 uur. Na anderhalf uur buiten wachten (bij gebrek aan alternatieven om naar huis te komen) bleek dat een vervangende auto pas de volgende morgen beschikbaar zou zijn. De ondernemer zou een hotelovernachting regelen, maar de consument heeft dat zelf maar gedaan.
De volgende ochtend kreeg de consument een tekstbericht dat de auto pas in de avond beschikbaar zou zijn. De consument moest met zijn gezin om 11:00 uitchecken en omdat hij met zijn gezin en al hun bagage niet op straat kon leven heeft hij er maar weer een nacht bij geboekt
Uiteindelijk kwam de auto om 18:20 uur, een Volvo XC60. Deze werd overgedragen met de volgende instructies: alleen diegene die tekent rijdt en maandag middag inleveren bij de leasemaatschappij. De consument is naar huis gereden, maar het weer was zo slecht dat hij besloot onderweg te overnachten.
Op maandag, een werkdag voor de consument en zijn partner, zijn zij naar huis gereden. De consument heeft contact opgenomen met de klantenservice van de ondernemer over het omruilen van de Volvo voor een vervangende auto. De ondernemer heeft de consument verwezen naar zijn de dealer. Die wilde niet meewerken en gaf geen vervangende KIA voor de Volvo. Die zou de consument pas kunnen krijgen wanneer zijn eigen auto uit Frankrijk in Nederland zou zijn.
De auto van de consument is afgeleverd bij de dealer en gerepareerd op 3 februari. De consument heeft hem op 4 februari opgehaald, waarbij is afgesproken dat de vervangende auto op 5 februari zal worden ingeleverd bij de leasemaatschappij. Echter: op 5 februari testten de consument en zijn partner positief op COVID 19, met als gevolg dat zij vijf dagen geen contact met de buitenwereld mochten hebben. Omdat zij beiden werken voor de overheid, waren zij verplicht om binnen te blijven.
De consument heeft de leasemaatschappij gebeld en de situatie uitgelegd. Van die zijde vernam de consument dat het geen probleem zou zijn wanneer de consument de Volvo op vrijdag 11 februari zou terugbrengen.
Maar nu komt de ondernemer met een factuur van de reparatiekosten (€ 230,67), terwijl eerder in een e-mail van 10 februari was bevestigd: “reparatie en vervangend vervoer komen niet voor jullie rekening”. Ook stuurde de ondernemer een factuur voor het niet tijdig terugbrengen van de het vervangend vervoer (€ 1.639,73). De ondernemer liet weten dat zij niets te maken heeft met COVID en de RIVM-regels. De consument had volgens de ondernemer een vriend kunnen bellen voor het inleveren van de auto. Maar dat mocht niet, want alleen degene die bij afname van de Volvo getekend had mocht daarin rijden, verzekeringstechnisch gezien. En daarnaast moet er getekend worden voor inlevering plus ID conform contract.
Hier zit dus volgens de consument het knelpunt. Als het al zo is dat hij de vier stilstaande dagen moet betalen voor het niet tijdig terugbrengen, dan is dat op basis van een auto als beschikbaar op basis van de leaseovereenkomst en niet van een auto zoals door de ondernemer aangeboden. De consument heeft niet gevraagd om een dergelijke auto, die groter is dan zijn eigen auto.
Voorstellen van de consument heeft de ondernemer niet willen accepteren. Die toont weinig empathie, gelet op alle problemen waar de consument en zijn gezin mee zijn geconfronteerd.
De ondernemer heeft op 15 september nog een voorstel gedaan om tot een schikking te komen. Dit kwam globaal neer op een voorstel dat de consument in april al had gedaan, maar wat toen geweigerd werd. Hierdoor was de consument genoodzaakt om de weg te bewandelen naar de geschillencommissie. Ook het inschrijfgeld is de consument volledig kwijt bij het accepteren van het voorstel. Hij is daar dus niet mee akkoord gegaan.
De consument wil een kwijtschelding van de facturen en daarbij een schadevergoeding van 13% over het totaalbedrag. Daarnaast moet KIA nog verschillende bedragen aan ons overmaken wat ze tot op heden niet willen doen. Per saldo stelt de consument – na verrekening van de facturen – nog een bedrag van € 833,32 van de ondernemer tegoed te hebben.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is op 8 januari 2022 met de leaseauto gestrand in Frankrijk. Het verloop daarvan is uitgebreid beschreven door hem en wordt in zoverre niet betwist door de ondernemer. Daarbij wordt er wel op gewezen dat het inherent is aan een stranding en pechhulpverlening in het buitenland dat dat enige tijd in beslag kan nemen voordat vervangend vervoer is geregeld. Dat komt omdat de beschikbaarheid van vervangend vervoer afhankelijk is van de locatie en de tijd van de stranding.
Hoe het ook zij, gelet op het ongelukkige verloop van de pechhulpverlening in Frankrijk, heeft de ondernemer uit coulance besloten om de eerste 48 uur van vervangend vervoer dat oorspronkelijk in rekening was gebracht, aan de consument te crediteren. De ondernemer wijst er echter wel op dat het verloop van de gebeurtenissen in Frankrijk totaal niet relevant is voor beantwoording van de vraag die centraal staat in dit geschil. Die vraag is immers of de ondernemer terecht de kosten in rekening gebracht heeft voor de dagen dat de consument de vervangende auto te laat heeft ingeleverd.
De ondernemer wijst op artikel 41 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden Keurmerk Private Lease (AVKPL) en artikel 16 van de Aanvullende Voorwaarden van de ondernemer. Dit zegt dat in de leaseovereenkomst vermeld is van welke klasse het vervangende voertuig tenminste zal zijn. In de leaseovereenkomst is te lezen dat het vervangende voertuig ten minste dezelfde klasse zal zijn als de leaseauto. Relevant is nog om te vermelden dat de vervangende auto een hogere klasse is dan de auto van de consument. De huurkosten van de vervangende auto zijn dan ook aanzienlijk hoger dan de huurkosten van een auto uit gelijkwaardige categorie als de auto van de consument.
Op 2 februari 2022 was de leaseauto gerepareerd en stond deze gereed bij de dealer in Nederland. De dealer heeft hierover dezelfde dag contact opgenomen met de consument en heeft dit aangegeven, zoals blijkt uit het ophaalformulier. De consument heeft vervolgens de leaseauto op 4 februari 2022 opgehaald, maar daarbij niet direct de vervangende auto ingeleverd. De vervangende auto is uiteindelijk pas op 11 februari 2022 ingeleverd. Dat betekent dat Post voor een periode van zeven dagen twee auto’s tot haar beschikking heeft gehad, te weten de eigen leaseauto en de vervangend vervoer auto.
Ondertussen heeft de ondernemer de navolgende facturen open staan:
• Factuur 30159403 (te laat inleveren VV): € 1.349,33 inclusief btw;
• Factuur 30159403 (eerste 48 uur VV): € 290,40 inclusief btw;
• Factuur (credit) 40033973 (eerste 48 uur VV): -/- € 290,40 inclusief btw;
• Factuur 30150703 (schade remslang): € 230,67 inclusief btw (lager dan eigen risico) – hiervoor volgt dus nog een creditfactuur;
• Factuur 11286836 (leasetermijn mei): € 336,50 inclusief btw;
• Factuur 11302812 (verschuldigde BTW na contractaanpassing): € 15,05 inclusief btw;
• Factuur (credit) 20055198 (credit leasetermijn mei): -/- € 271,36 inclusief btw;
• Factuur (credit) 70024536 (credit minderkilometers): -/- € 1.055,77 inclusief btw;
• Factuur 30171334 (inleverschades factuur): € 432,59 inclusief btw.
Gelet op het dispuut tussen de ondernemer en de consument, heeft de ondernemer besloten om de bedragen waarop de consument recht heeft, niet te voldoen, totdat duidelijkheid is over de vorderingen over en weer. Het voorgaande betekent dat de ondernemer, na verrekening van alle vorderingen over en weer, nog recht heeft op een bedrag van € 806,34 van de consument.
Ten aanzien van de factuur wegens het te laat inleveren van de vervangende auto merkt de ondernemer op dat de leaseauto op 2 februari 2022 gereed was en op 4 februari 2022 is opgehaald, waarbij is verzuimd om de vervangende auto in te leveren. Het is de ondernemer een raadsel waarom dat op 4 februari niet is gebeurd. De consument en zijn partner zijn naar eigen zeggen op 5 februari 2022 met covid-19 besmet geraakt, derhalve pas drie dagen nadat de auto ingeleverd had kunnen worden. De consument kan moeilijk van de ondernemer verwachten dat deze de daarmee gemoeide extra kosten voor haar rekening neemt.
Voor zover de consument stelt dat hij ‘de leasemaatschappij’ zou hebben gebeld en dat deze zouden hebben gezegd dat het geen probleem zou zijn als hij de auto pas op 11 februari 2022 zou terugbrengen betwist de ondernemer dat zij door de consument is gebeld of dat zij toestemming zou hebben gegeven om de auto pas op 11 februari 2022 in te leveren. Dat volgt ook duidelijk uit het mailbericht van een medewerker van de ondernemer van 10 februari 2022, 8:39 uur, waarin deze aan de consument vraagt om er rekening mee te houden dat de extra dagen autohuur voor eigen rekening zijn.
Voor zover de consument aanvoert dat niemand anders dan hij de Volvo mocht inleveren, omdat alleen degene die getekend heeft voor afname van de vervangende auto dat zou mogen doen en omdat er bij het inleveren van de vervangende Volvo getekend zou moeten worden onder overlegging van legitimatie van degene die de Volvo bestuurde betwist de ondernemer dat uitdrukkelijk. Zij wijst in dat verband nogmaals op artikel 41 en artikel 33 van de AVKPL. Overigens is het ook zo dat de omstandigheid dat de consument en zijn partner ziek zijn geworden, hoe vervelend ook, een omstandigheid is die voor hun rekening en risico komt.
De ondernemer heeft de kosten die door de verhuurmaatschappij voor de Volvo zijn gerekend dan ook terecht doorbelast aan de consument over de periode van 2 februari 2022 tot 11 februari 2022.
Voor zover de consument nog een vergoeding verlangt voor overnachtingen, maaltijden en taxiritten is de ondernemer van oordeel dat de schade niet is onderbouwd met bewijsstukken. Verder voert zij aan dat er geen contractuele of wettelijke grondslag bestaat voor de verlangde schadevergoeding.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het leasecontract waar het onderhavige geschil uit voortvloeit staat op naam van [consument]. De klacht is ingediend door [persoon]. De commissie gaat ervan uit dat hij bevoegd is om de contractant, [consument], te vertegenwoordigen, te meer nu de ondernemer zulks niet heeft betwist.
De ondernemer heeft gewezen op de toepasselijke Algemene Voorwaarden Keurmerk Private Lease (AVKPL) en de Aanvullende Voorwaarden bij de gesloten leaseovereenkomst. De artikelen 29 en 42 AVKPL geven aanspraak op hulp bij een ongeval (artikel 29) en pechhulp bij een mechanisch defect aan de auto (artikel 42). De regeling daarvan is uitgewerkt in de artikelen 14 tot en met 17 van de Aanvullende Voorwaarden. Artikel 14, II luidt als volgt:
“II. In het buitenland geldt de volgende hulpdienstregeling ingeval van pech of een ongeval met het voertuig:
i. De hulpdienst is 7 dagen in de week en 24 uur per dag beschikbaar in de landen waarin het voertuig op grond van artikel 15 van deze Aanvullende voorwaarden mag komen.
ii. De pechhulpverlening bestaat uit de volgende diensten:
• Intake van uw melding van de pech of het ongeval door de meldkamer en telefonische assistentie.
• Assistentie ter plekke.
• Indien het voertuig niet ter plekke kan worden gerepareerd of indien verder rijden met het voertuig onmogelijk of onverantwoord is:
o Transport van het voertuig naar een garage, inclusief aanhanger of caravan tot een maximumgewicht van 3.500 kilogram (inclusief lading).
o Vervangend vervoer voor inzittenden.
o Repatriëring van het voertuig naar Nederland, inclusief aanhanger of caravan tot een maximumgewicht van 3.500 kilogram (inclusief lading), indien reparatie langer dan 48 uur duurt.”
Verder is relevant het bepaalde in de artikelen 16 en 17 van de Aanvullende Voorwaarden:
“16. Heb ik eerder recht op vervangend vervoer dan na 72 uur?
Dit artikel is een afwijking op artikel 39 van de Algemene Voorwaarden Keurmerk Private Lease.
Ja, u krijgt de beschikking over een vervangend voertuig nadat de reparatie of het onderhoud langer dan 48 uur heeft geduurd.
17. Van welke klasse zal het vervangend voertuig ten minste zijn?
Dit artikel is een afwijking op artikel 41 van de Algemene Voorwaarden Keurmerk Private Lease.
Op de leaseovereenkomst staat vermeld van welke klasse uw vervangend voertuig zal zijn.”
De leaseovereenkomst vermeldt dienaangaande op pagina 2:
“Vervangend vervoer Na 48 uur, gelijkwaardig”
De commissie stelt voorop dat zij begrip heeft voor het feit dat het bijzonder vervelend is wanneer een gezin op de terugweg van een wintersportvakantie strandt, met alle gevolgen van dien voor het verder organiseren van die terugreis en het treffen van maatregelen om de gevolgen van een eventuele latere terugkeer te regelen. Die gevolgen komen echter in beginsel voor rekening van de consument, voor zover de ondernemer zich niet heeft verplicht om in die gevolgen te voorzien. Voor de dekking van eventuele extra kosten (zoals voor extra overnachtingen en bijkomende kosten zoals taxivervoer en telefoonkosten) kan een consument een reisverzekering afsluiten. Deze komen dan ook niet voor vergoeding door de ondernemer in aanmerking.
De commissie stelt vast dat de consument vervangend vervoer ter beschikking heeft gekregen binnen 48 uur na de melding dat de consument gestrand was. Dat aanvankelijk als vervangend vervoer een te kleine auto was aangeboden doet hier niet aan af.
Het valt te betreuren dat de ondernemer niet direct een geschikte auto heeft aangeboden, maar op grond van de leaseovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde voorwaarden bestond in beginsel pas aanspraak op vervangend vervoer na 48 uur. Door al vóór afloop van die termijn vervangend vervoer te regelen heeft de ondernemer in elk geval in dit opzicht gedaan waartoe zij contractueel gehouden was.
Volgens de huurovereenkomst bestond aanspraak op een vervangende auto van een gelijkwaardige klasse. Aan de consument is een auto van een hogere klasse ter beschikking gesteld. Ook in dat opzicht is de ondernemer dus niet tekortgeschoten in de nakoming van de leaseovereenkomst.
Tussen partijen staat vast dat de consument zijn gerepareerde auto op 4 februari 2022 bij de garage heeft opgehaald en daarbij de vervangende auto niet heeft ingeleverd. Dat daarbij een afspraak is gemaakt om de auto een dag later in te leveren, is een omstandigheid die voor rekening van de consument komt. Niet gebleken is waarom het onmogelijk was om bij het ophalen van de eigen auto de vervangende auto in te leveren. Dat de consument vervolgens vanwege en corona-besmetting vijf dagen in quarantaine moest is ook vervelend, maar ook dat is een omstandigheid waarvan de gevolgen niet voor rekening en risico van de ondernemer komen.
De slotsom luidt dan dat de klacht niet gegrond kan worden geoordeeld. Een juridische grond om de ondernemer aansprakelijk te houden voor de kosten die samenhangen met het te laat inleveren van de vervangende auto kan de commissie niet vaststellen. Zou dat tijdig zijn gebeurd, dan zouden deze kosten in het geheel niet in rekening zijn gebracht, dus ook niet voor zover zij hoger zijn dan de kosten van een gelijkwaardige auto, van dezelfde klasse als die van de consument. Deze kosten zijn wel aan de ondernemer in rekening gebracht en vormen derhalve schade die voortvloeit uit de omstandigheid dat de vervangende auto niet tijdig is ingeleverd. Beslist wordt daarom als hierna vermeld.
De juistheid van de door de ondernemer in het verweerschrift aangevoerde berekening van hetgeen de consument per saldo nog verschuldigd is, is verder niet betwist. Die berekening sluit op een bedrag van € 806,34 ten gunste van de ondernemer. De commissie zal vanuit het depot dat bedrag uitbetalen aan de ondernemer. Het restant wordt terugbetaald aan de consument.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Van het bij de commissie in depot gestorte bedrag van € 1.037,01 wordt een deel, groot € 806,34, uitbetaald aan de ondernemer. Het restant, € 230,67, wordt terugbetaald aan de consument.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Private Lease, bestaande uit mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, de heer drs. C.J. Bal en mevrouw J.M.A. van Haren, leden, op 28 november 2022.