
Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
1808-9496
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De kwaliteit van de wondzorg is volgens de commissie niet onder de maat geweest. Geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van de zorgaanbieder.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats] en Stichting Amstelring Groep, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2019 te Amsterdam. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte werd ter zitting bijgestaan door haar zoon [naam]. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw [naam], coach, en
Mevrouw [naam], zorgmanager.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de zorgverlening.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Cliënte heeft een klacht over de kwaliteit van de thuiszorg die zij heeft ontvangen. Een wondverpleegkundige in opleiding heeft de wonden, die zij aan haar been had opgelopen als gevolg van een krab door een kat, onzorgvuldig behandeld in de maanden november/december 2018.
Ter zitting heeft cliënte haar klacht nader toegelicht. De zorgaanbieder werkt met ambulante teams. Ondeskundig personeel wordt ingezet in de zorg. De wijkverpleegkundige is telefonisch beschikbaar voor eventuele vragen maar komt zelf niet kijken. De cliënte stelt dat zij een wondvergiftiging heeft opgelopen als gevolg van een ondeskundige wondverzorging door een ongediplomeerde thuiszorgmedewerkster. Deze heeft de voorschriften van de huisarts niet opgevolgd. Cliënte is in november 2018 opgenomen in het ziekenhuis. Pas op 12 december 2018 is voor het eerst een gediplomeerde wijkverpleegkundige naar de wonden komen kijken. Deze heeft cliënte doorverwezen naar de vaatchirurg. De vaatchirurg was het niet eens met de diagnose van de wijkverpleegkundige. De wonden moesten volgens doktersvoorschrift elke dag worden verzorgd. De thuiszorgmedewerkster heeft echter de pleisters tussen 23 en 28 december 2018 niet verwisseld. Vervolgens heeft cliënte twee dagen geen wondverzorging ontvangen omdat er geen thuiszorgmedewerker beschikbaar was op die dagen met uitzondering van één medewerker die zij om haar moverende redenen niet wilde zien. Tijdens deze dagen is de wond geïnfecteerd geraakt. Cliënte is als gevolg hiervan opgenomen in het ziekenhuis. De huisarts heeft daarna de wondverzorging op zich genomen.
Cliënte zet haar vraagtekens bij de hoogte van de declaraties die de zorgaanbieder bij de ziektekostenverzekeraar heeft ingediend. Het gaat om een bedrag van € 3000, -. Zij wenst dit bedrag vergoed te krijgen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. De zorgaanbieder werkt met kleine deskundige teams die door de cliënt van 7.00 tot 23.00 uur direct te bereiken zijn. Als er meer specialisatie nodig is werkt de zorgaanbieder met het stepped care model. Bij zorgvragen die niet door het team zelf uitgevoerd kunnen worden, wordt een specialist van één van de buurtteams ingezet. Zo kent iedere regio wondverpleegkundigen, casemanagers dementie etc.
Op 8 november heeft er een intake plaatsgevonden door één van de wijkverpleegkundigen (HBO niveau). Cliënte is daarop ingepland voor een zorgroute. Cliënte heeft van 8 november 2018 tot 5 januari 2019 zorg ontvangen van één van de wijkzorgteams. Het team waar cliënte zorg van ontving bestond uit 6 zorgprofessionals: 3 HBO-V wijkverpleegkundigen, 2 verpleegkundigen en 2 verzorgenden 3 IG. Eén van de wijkverpleegkundigen was tevens in opleiding voor de specialisatie wondverpleegkunde. Op het moment dat bij cliënte een wondje ontstond door de krab van de kat is de wondverpleegkundige ingeschakeld.
De wondverpleegkundige zet het te voeren wondbeleid uit onder verantwoordelijkheid van de huisarts en ondersteunt het wijkteam in de uitvoering. De wondverpleegkundige is regelmatig bij cliënte langs geweest.
De zorgaanbieder betreurt het feit dat cliënte ontevreden uit zorg is gegaan. Het betrokken wijkteam geeft in haar rapportages aan dat de communicatie op het einde beter had gekund. Deze excuses zijn overgebracht naar cliënte. De zorgaanbieder betwist dat er geen deskundige zorg geleverd zou zijn of dat er onterecht gedeclareerd zou zijn. Ter zitting heeft de zorgaanbieder het standpunt nader toegelicht. De hulpvraag van cliënte bij de intake op 8 november 2018 betrof het aantrekken van steunkousen. Nadat cliënte door een kat op haar been is gekrabd heeft de zorgaanbieder ook deze wond verzorgd. De wondverpleegkundige in opleiding waartegen de cliënte een klacht heeft ingediend heeft de wond zorgvuldig behandeld. Cliënte is in november 2018 in het ziekenhuis opgenomen geweest maar dit had te maken met een TIA. Na thuiskomst is de zorg hervat. In deze periode hebben 6 verpleegkundigen cliënte verzorgd.
Eén verpleegkundige werd door cliënte de toegang geweigerd. Op 23 december 2018 was de wond dicht. Ter preventie is ervoor gekozen om de pleister op de wond te laten. Met cliënte is op 6 en 30 december 2018 besproken dat het inplannen van de zorg in verband met de feestdagen moeilijk zou worden. De cliënte heeft geaccepteerd dat er op 31 december 2018 en 1 januari 2019 geen zorgverlening kon plaatsvinden omdat zij volhardde in haar weigering de op die dagen beschikbare – maar voor haar niet acceptabele – verpleegkundige toe te laten. De zorgaanbieder blijft erbij dat er professionele zorg is verleend.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie is krachtens haar reglement niet bevoegd te oordelen over de klachten voor zover deze zien op de organisatie – de zelfsturende teams – van de zorgaanbieder en de declaraties die door de zorgaanbieder bij de ziektekostenverzekeraar zijn ingediend. De commissie verklaart cliënte niet ontvankelijk ten aanzien van deze klachten. De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst die zij met cliënte heeft gesloten. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënte moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Voor de commissie is komen vast te staan dat de zorgaanbieder in eerste aanleg was ingeschakeld voor het aanbrengen van de steunkousen. Op enig moment heeft cliënte last gekregen van een wond aan haar been als gevolg van een kattenkrab en is de zorgverlening ook gericht geweest op wondverzorging.
Cliënte heeft ter zitting aangegeven dat zij in november 2018 in het ziekenhuis is opgenomen. Zij heeft niet duidelijk gemaakt wat de reden voor deze opname is geweest. De zorgaanbieder sprak over een TIA, hetgeen ter zitting niet is bestreden. Dat de ziekenhuisopname het gevolg is geweest van een besmetting van de wond is, naar het oordeel van de commissie, door cliënte niet aannemelijk gemaakt. De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat de klacht zich met name richt op de zorg die in de periode na 23 december 2018 is verleend door de zorgaanbieder. Cliënte heeft gesteld dat de verpleegkundige heeft nagelaten de pleister op de wond dagelijks te vernieuwen en dat daardoor een besmetting aan de wond is opgetreden. De zorgaanbieder heeft gesteld dat dit op dat moment ook niet nodig was omdat de wond dicht was en, in overleg met de wondverpleegkundige, de pleister ter preventie op de wond is gelaten. Ter zitting is door de zorgaanbieder enige verwarring geschapen met betrekking tot de dagen dat er geen zorg is verleend, namelijk oud- en nieuwjaarsdag, omdat er op die dagen geen door cliënte geaccepteerde verpleegkundige beschikbaar was. Cliënte heeft ter zitting aangegeven dat zij de zorg van een bepaalde verpleegkundige weigerde. Alles overziende is de commissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de kwaliteit van de wondzorg onder de maat is geweest. Dat er op enig moment een infectie is ontstaan kan in sommige gevallen, ondanks goede wondzorg, niet voorkomen worden. Dat deze infectie is ontstaan gedurende de twee dagen waarin geen zorg is verleend kan de zorgaanbieder niet worden verweten nu dit niet aannemelijk is geworden en het daarnaast cliënte zelf is geweest die op die data de toegang van de beschikbare verpleegkundige tot haar woning heeft ontzegd. De commissie is op grond van het voorgaande niet tot het oordeel kunnen komen dat de zorgaanbieder in casu niet heeft gehandeld zoals een redelijk handelende zorgaanbieder zou hebben gehandeld bij het aanbieden van de zorg aan cliënte. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard. Nu er geen sprake is van een tekortkoming van de zijde van de zorgaanbieder zal het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart cliënte niet ontvankelijk in haar klachten voor zover deze zijn gericht tegen de organisatie van de zorgaanbieder en de declaraties die de zorgaanbieder bij de ziektekostenverzekeraar heeft ingediend. De commissie verklaart de overige klacht niet gegrond. Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit
mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer mr. drs. L. Grégoire, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 14 november 2019.