Commissie: Ambulancezorg
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
191948/205605
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënt is op een zaterdagnacht met een snorscooter gevallen. De cliënt is in de ambulance nagekeken, waarna hij door de politie is meegenomen naar het politiebureau. Cliënt is van mening dat de ambulanceverpleegkundige hem direct naar het ziekenhuis hadden moeten brengen. De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt zorgvuldig en in lijn met het Landelijk Protocol Ambulancezorg is onderzocht. De commissie is van oordeel dat het eerdergenoemde protocol niet volledig is gevolg. De zorgaanbieder is daardoor tekortgeschoten. Overigens is het niet aannemelijk gemaakt dat de klachten van cliënt door de vertraagde opname in het ziekenhuis zijn verergerd. Omdat er geen causaal verband is aangetoond tussen de tekortkoming en de schade, wordt de schadevergoeding afgewezen. De klacht is gegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
RAV Haaglanden – Ambulancezorg GGD Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 mei 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam], regiomanager Witte Kruis Haaglanden/lid managementteam RAV Haaglanden, [naam], medisch manager RAV Haaglanden, en [naam], ambulanceverpleegkundige Witte Kruis. De cliënt is verschenen samen met zijn moeder, [naam]. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet vervoeren van de cliënt naar het ziekenhuis door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is in de nacht van zaterdag 23 april 2022 met een snorscooter gevallen vlak voor een politieauto. Er is een ambulance gekomen om de cliënt te checken, maar vervolgens werd de cliënt uit de ambulance gehaald en door de politie meegenomen naar het bureau in verband met een blaastest om zijn ademalcoholgehalte te meten. De door de cliënt gehuurde scooter bleef gewoon langs de weg staan, waar hij niet geparkeerd mocht worden en waarvoor de huurperiode niet beëindigd was. Op het politiebureau moest de cliënt lopen naar de ruimte waar de blaastest werd afgenomen.
De politie wilde de cliënt niet ondersteunen of helpen om te kunnen verplaatsen, dus heeft de cliënt gekropen, omdat hij zijn rechterbeen niet kon gebruiken. Vervolgens is hij door een agent voor de deur van het bureau gezet. De cliënt heeft zelf een taxi geroepen, terwijl hij niet kon staan of lopen en hij bleef aangeven dat hij naar ziekenhuis moest. De agenten zeiden dat hij het zelf maar moest uitzoeken. De taxi heeft de cliënt naar het ziekenhuis gebracht voor € 20,–, terwijl het ziekenhuis drie straten achter het politiebureau is gelegen. Bij de spoedeisende hulp van het ziekenhuis werd gelijk een scan gemaakt van het rechterbeen en daarna nog een keer. Daaruit bleek dat het bovenbeen rechts net boven de knie door het kraakbeen naar achter was geklapt en dat een stuk bovenbeenbot was afgebroken. De cliënt is geopereerd en heeft drie schroeven in zijn been gekregen. Het been is verbonden in het verband met erop een bracelet tot de lies. De cliënt mocht zes weken lang niet staan en kon daarna pas revalideren.
De chirurg die de cliënt heeft geopereerd heeft aangegeven dat de breuk zich bevond op het bovenbeen rechts, net boven de knieschrijf. Tijdens het ongeluk is van dit bot een stuk afgebroken omdat het in het kraakbeen achter de knieschijf is gebeukt. Er zijn operatief drie schroeven in dit losse stuk bot geschroefd om het op zijn plek te zetten. Het kraakbeen achter de knieschijf is terug “uitgeklapt” en teruggeschoven zoals het hoort te zitten. Deze operatie is uitgevoerd via de knieholte, hierdoor ontstond een wond, maar die is binnen drie weken genezen. Knie/been moest zes weken horizontaal in een 15 graden hoek blijven. De cliënt moet minimaal 1 jaar lang wekelijks fysiotherapie volgen. De kans dat de knie erg snel slijt is groot, waardoor de cliënt niet kan skiën en waarschijnlijk op oudere leeftijd niet meer makkelijk kan lopen. Dat komt allemaal door dat gebeukte kraakbeen.
De cliënt vindt dat de ambulancemedewerkers hem direct naar het ziekenhuis hadden moeten brengen en ook dat zij de scooter van de cliënt hadden moeten afmelden. De cliënt stelt dat door hem niet te vervoeren naar het ziekenhuis, hij zijn been en de knie zo dusdanig extra heeft moeten belasten, zodat daardoor blijvend letsel heeft kunnen ontstaan. Om die reden vordert de cliënt een schadevergoeding van € 25.000,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt verwijt de ambulanceverpleegkundige dat hij zijn knie niet heeft onderzocht. Uit het medisch ritformulier blijkt dat de ambulanceverpleegkundige het rechterbeen wel heeft onderzocht. De ambulanceverpleegkundige heeft gezocht naar een mogelijke verklaring voor de pijn in de knie die door de cliënt werd aangegeven. Daarnaast is er in het klachtengesprek met de cliënt ook gesproken over het onderzoek dat de ambulanceverpleegkundige heeft uitgevoerd. De cliënt heeft hier op geen enkel moment laten blijken dat het onjuist zou zijn wat de ambulanceverpleegkundige heeft verklaard. Wel heeft de cliënt aangegeven dat hij niet begrijpt dat de ambulanceverpleegkundige het letsel aan de knie niet heeft ontdekt en heeft de ambulanceverpleegkundige zelf ook verteld ervan te balen dat hij dit letsel niet heeft weten te ontdekken. Echter, met de beperkte diagnostische mogelijkheden die in een ambulance aanwezig zijn, heeft de ambulanceverpleegkundige wel naar eer en geweten de juiste onderzoeken uitgevoerd en zijn bevindingen geregistreerd in het medisch ritformulier.
De cliënt is van mening dat het leed dat hij ervaart door het letsel dat hij bij het ongeval heeft opgelopen, is te wijten aan de ambulanceverpleegkundige door het missen van het knieletsel en de beslissing om hem niet te vervoeren naar het ziekenhuis. De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënt veel gevolgen ondervindt als gevolg van het eenzijdig ongeval met zijn scooter. De zorgaanbieder is echter niet verantwoordelijk voor dit ongeval en daarmee ook niet voor het oplopen van het letsel dat daaruit voort is gekomen.
De ambulanceverpleegkundige heeft volgens het geldende Landelijk Protocol gehandeld. Dit sluit niet uit dat bij nader onderzoek in het ziekenhuis met behulp van medisch specialistische apparatuur een andere diagnose naar voren kan komen. De ambulanceverpleegkundige heeft uitsluitend gebruik kunnen maken van de middelen die in de ambulance beschikbaar zijn. Op het moment van onderzoeken kwam er geen letsel naar boven en dus was er geen aanleiding voor de ambulancemedewerkers om de cliënt naar het ziekenhuis te vervoeren. De cliënt toont daarnaast op geen enkel moment aan dat het knieletsel is verergerd doordat hij niet direct met de ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. Hij geeft in zijn klacht slechts aan dat zijn chirurg hem heeft uitgelegd dat de schade door de klap van het ongeval is veroorzaakt. De cliënt is van mening dat de ambulancemedewerkers ervoor hadden moeten zorgen dat zijn gehuurde scooter werd afgemeld.
Het is niet de verantwoordelijkheid van een ambulancezorgprofessional om gehuurde vervoersmiddelen af te melden. Dit is de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf. De cliënt geeft aan dat uit de blaastest op het politiebureau bleek dat hij niet te veel alcohol had genuttigd om aan het verkeer deel te nemen. Een ambulanceverpleegkundige moet tijdens de acute zorgverlening afgaan op de informatie die op dat moment beschikbaar is. Tijdens een ambulancezorgverlening wordt een patiënt nooit gecontroleerd op gebruik van alcohol met een alcoholdetectietest. De ambulanceverpleegkundige heeft hierbij uit observatie ingeschat dat de cliënt beschonken zou zijn. De ambulancechauffeur maakte dezelfde inschatting. De cliënt heeft tijdens de zorgverlening bevestigd alcohol te hebben genuttigd. Het is de ambulancezorgverleners niet duidelijk geworden om hoe veel alcohol het ongeveer ging. De cliënt geeft aan dat op het politiebureau bleek dat hij niet te veel alcohol had genuttigd. Hij schrijft dat hij hier een verklaring van heeft, maar deze bevindt zich niet bij de stukken.
De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder hem een schadevergoeding moet betalen van € 25.000,–. Hij onderbouwt dit met facturen van zorgkosten en kosten die hij heeft moeten maken voor zijn bedrijf. Uit het interne klachtenonderzoek blijkt niet dat er sprake is van een medische fout of onzorgvuldig handelen. De ambulanceverpleegkundige heeft conform het Landelijk Protocol gehandeld, de knie van de cliënt is zorgvuldig onderzocht, zoals ook staat opgetekend in het medisch ritformulier, en op basis van observatie is geconstateerd dat het voor de cliënt mogelijk was om het been te belasten. De ambulancezorgverleners hebben het, met inachtneming van het Landelijk Protocol, ‘goed gedaan’, terwijl het – achteraf gezien – desondanks ‘fout is gegaan’. De zorgaanbieder is daarom van mening dat de ambulancezorgverleners niet verwijtbaar hebben gehandeld. Beoordeling van de door de cliënt gestelde schade is daarom volgens de zorgaanbieder niet aan de orde.
Indien de commissie tot de conclusie komt dat de ambulancezorgverleners niet zorgvuldig hebben gehandeld en de klacht daarmee gegrond wordt verklaard, dan merkt de zorgaanbieder op dat het niet mogelijk is enig causaal verband vast te stellen tussen het geconstateerde letsel en het handelen van de ambulancezorgverleners. Er is niet aangetoond dat de schade die de cliënt geleden heeft, veroorzaakt of verergerd is doordat hij niet is meegenomen met de ambulance naar het ziekenhuis of doordat het letsel niet meteen door de ambulancezorgverleners is vastgesteld. Sterker nog, de cliënt geeft aan dat de chirurg het ongeluk zelf als de oorzaak voor het letsel ziet.
Zelfs als dit causale verband wel gevonden wordt, dan kan de gehele schadevergoeding alsnog niet toegekend worden. De financiële schade die de cliënt stelt te hebben geleden doordat hij vervanging heeft moeten regelen voor zijn eigen bedrijf had hij ook geleden als het knieletsel meteen was vastgesteld door de ambulancemedewerkers. Deze schade moet dan ook van de totale schadevergoeding worden afgetrokken. Wat de schade is, die enkel ontstaan zou zijn door het tekortkomend handelen van de ambulancezorgverleners is niet vast te stellen en het is dan ook niet redelijk dat de zorgaanbieder voor deze gehele schade opdraait.
Concluderend stelt de zorgaanbieder het te betreuren dat het letsel aan de rechterknie van de cliënt niet is geconstateerd tijdens de ambulancezorgverlening. Desondanks is er wel zorgvuldig en conform het Landelijk Protocol gehandeld door de ambulancezorgverleners. De schade die de cliënt aan zijn knie heeft opgelopen is niet veroorzaakt door de ambulancezorgverleners maar door het ongeval en er is geen aanleiding om te vermoeden dat het letsel van de cliënt is verergerd doordat hij niet met de ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. De zorgaanbieder is van mening dat de klacht ongegrond is en dat de cliënt niet in aanmerking komt voor het gewenste schadebedrag van € 25.000,–.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie heeft te oordelen of de ambulancedienst heeft gehandeld volgens professionele standaard, die is verwoord in het Landelijk Protocol Ambulancezorg (hierna: het Protocol), zoals dat gold ten tijde van het ongeval.
Op grond van het Protocol dient het ambulancepersoneel bij het uitvoeren van haar taak, naar gelang de aangetroffen situatie, bepaalde richtlijnen in acht te nemen. De vraag is of de ambulanceverpleegkundige, gezien de situatie waarin hij de cliënt heeft aangetroffen en uitgaande van dat Protocol, anders had moeten handelen dan dat hij heeft gedaan.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de tussen partijen op 24 april 2022 tot stand gekomen overeenkomst betreffende het verlenen van ambulancezorg, is tekortgeschoten in de uitvoering van deze overeenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden (causaal verband).
De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten bij de uitvoering van zijn taak. Uit de stukken en ter zitting aangegeven blijkt dat de zorgaanbieder het Protocol niet volledig heeft gevolgd. Niet gebleken is namelijk dat de in het Protocol beschreven zgn. Ottawa Knee Rules, waarvan onderdeel uitmaakt het nagaan of een patiënt direct na het trauma in staat is vier stappen te lopen, zijn toegepast. De stelling van de zorgaanbieder ter zitting dat deze voorwaarde nog niet was opgenomen in het Protocol zoals dat gold ten tijde van de behandeling van de cliënt door de zorgaanbieder is onjuist. Ook in de toen geldende versie 8.1 van het Protocol is deze regel namelijk opgenomen. De commissie stelt dat indien deze check wel was uitgevoerd, de ernst van het letsel van de cliënt wellicht wel was geconstateerd, waarna volgens Protocol nader onderzoek is aangewezen en de cliënt naar het ziekenhuis zou zijn vervoerd. Nu het Protocol niet volledig is gevolgd, is de commissie van oordeel dat de (ambulancemedewerkers van de) zorgaanbieder niet (in voldoende mate) de zorg hebben betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Dit betekent dat de klacht van cliënt gegrond verklaard wordt.
Schadevergoeding
De cliënt heeft om toekenning van een schadevergoeding verzocht. Deze schade bestaat onder andere uit het mislopen van omzet. Het antwoord op de vraag of de geconstateerde tekortkoming dient te leiden tot een door de zorgaanbieder te betalen schadevergoeding beantwoordt de commissie ontkennend. Niet is komen vast te staan dat de gevolgen die de cliënt heeft ondervonden en nog steeds ondervindt vanwege het ongeluk verergerd zijn doordat hij niet direct is vervoerd naar het ziekenhuis. Zoals uit de stukken blijkt en ter zitting is besproken, is de cliënt na het politiebureau naar de spoedeisende hulp gegaan. Het vervoer naar en het bezoek aan het politiebureau heeft, zoals de cliënt desgevraagd ter zitting heeft verklaard, voor een vertraging gezorgd van hooguit een aantal uur. Het is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de klachten die de cliënt ervaart door deze vertraging zijn verergerd of toegenomen. Niet kan worden uitgesloten dat de klachten in zijn geheel zijn toe te schrijven aan het ongeval dat de cliënt is overkomen. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een causaal verband tussen de vastgestelde tekortkoming van de zorgaanbieder en de door de cliënt gestelde schade, hetgeen één van de formele vereisten voor aansprakelijkheid is. Het verzoek om schadevergoeding dient derhalve te worden afgewezen.
Tot slot merkt de commissie op dat de klacht over het niet afmelden van de scooter door de ambulancemedewerkers ongegrond is.
Dit is geen verplichting/verantwoordelijkheid die rust op ambulancepersoneel.
Over de klachten ten aanzien van het optreden van de politie kan de commissie zich niet uitlaten, nu de commissie ten aanzien van gedragingen van politieambtenaren niet bevoegd is te oordelen.
Nu de klacht over het niet volgens het Protocol handelen van de ambulancemedewerker gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan de cliënt van het door hem betaalde klachtengeld voor de behandeling van dit geschil, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond ten aanzien van het niet volgens het Protocol handelen van de ambulancemedewerker;
– wijst af de vordering tot schadevergoeding;
– bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënt vergoedt het door hem betaalde klachtgeld van € 52,50.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer G.J.F. Weijschede, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw
mr. M. Gardenier, secretaris, op 10 mei 2023.