Limitering aansprakelijkheid AV niet van toepassing op consument; afname gas uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Ondeugdelijke levering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 36593

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft aanvankelijk de jaarnota van de ondernemer over 2002 (van 16 november 2002) en de gasafsluiting van de consument per 15 juli 2008 door de ondernemer.   Via bemiddeling door de [naam onafhankelijke stichting voor juridische dienstverlening] heeft de ondernemer aangegeven dat hij ermee instemt dat de zaak door de commissie wordt behandeld ondanks het feit dat de kwestie aanvankelijk dateerde uit 2002 (zie de brief van [naam onafhankelijke stichting voor juridische dienstverlening] van 1 december 2009).   De consument heeft een bedrag van € 1.139,85 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft de klacht (ter zake de gasafsluiting) op 25 augustus 2008 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Ten grondslag aan de gasafsluiting per 15 juli 2008 ligt een dispuut met de ondernemer dat zijn oorsprong vindt in het jaar 2002. Per 2 april 2002 is de consument een overeenkomst voor de levering van gas aangegaan met de ondernemer. In de jaarnota van de ondernemer van 2002 is ten onrechte een bedrag opgenomen van in totaal € 85,80 ter zake gemeentelijke lasten (afvalstoffenheffing en rioolrechten) over de periode 1 april 2002 tot 1 juli 2002. De ondernemer heeft die kosten ten onrechte als inningsgerechtigde voor de gemeente en als zogenaamde meeliftkosten gefactureerd. In de daarop volgende jaren zijn er cumulerende aanmaan- en incassokosten bij gekomen, veroorzaakt door het stelselmatig door de ondernemer ten onrechte afboeken van betalingen die gedaan zijn door de consument voor de afrekening van energie. De ondernemer merkte de niet betaalde, betwiste, gemeentelijke kosten ten onrechte aan als een achterstand in energiebetaling. De consument heeft de ondernemer er veelvuldig op gewezen dat sprake is van een onrechtmatige kostencumulatie, hetgeen evenwel geen effect sorteerde bij de ondernemer. Een contract met een derde partij (gemeente) kan nimmer als een rechtvaardiging gelden voor het onrechtmatig in rekening brengen van meeliftkosten. De leveringsvoorwaarden van de ondernemer zijn niet van toepassing op deze gemeentelijke lasten omdat deze geen betrekking hebben op energieleveringen van de ondernemer. Na de gasafsluiting per 15 juli 2008 heeft de ondernemer geweigerd om een andere door de consument bereid gevonden energieleverancier energie te laten leveren omdat de ondernemer aangaf de aansluiting uitsluitend te willen herstellen indien de consument alle kosten aan de ondernemer zou voldoen. Er is sprake van machtsmisbruik door de ondernemer. De consument is tezamen met zijn partner anderhalf jaar verstoken geweest van gas. Ten einde raad heeft de consument de hulp ingeroepen van de [naam onafhankelijke stichting voor juridische dienstverlening], hetgeen ertoe geleid heeft dat de ondernemer bereid is akkoord te gaan om het geschil voor te laten leggen aan de commissie. De ondernemer claimt nog een bedrag van € 1.139,85, volstrekt ten onrechte. De consument heeft de ondernemer per 25 augustus 2008 in gebreke gesteld en vordert € 50,– per dag immateriële schadevergoeding voor de onrechtmatige gasafsluiting die tot 3 maart 2010 heeft geduurd, derhalve een totaalbedrag van € 27.000,–.   De consument verlangde aanvankelijk (bij indiening van zijn klacht) een onmiddellijke heraansluiting, intrekking van alle vorderingen door de ondernemer, alsmede een redelijke schadevergoeding vanwege de onrechtmatige gasafsluiting.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik wil dat de commissie een uitspraak doet over een aan mij toe te kennen redelijke vergoeding. De exoneratieclausule waarop de ondernemer een beroep doet en waaruit een maximale vergoeding zou voortvloeien van € 1.400,– is voor mij als consument niet van toepassing. In de passage waar de ondernemer op doelt staat vermeld dat “indien de contractant elektrische energie en/of gas niet uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden van de leverancier afneemt, is de vergoeding van schade, niet zijnde personenschade, ongeacht de omvang van de totale schade, bovendien beperkt tot ten hoogste € 1.400,–. Ik ben gewoon een huishoudelijke consument en verbruik het gas uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden zodat die bepaling niet op mijn situatie slaat. Het artikel wordt door de ondernemer ten onrechte toegepast. Ik wens dat de commissie vaststelt dat de ondernemer fout heeft gehandeld en dat de € 1.400,– die de ondernemer mij aanbiedt niet redelijk is. Ik heb zelf € 4.200,– aan kosten moeten maken voor sanitaire voorzieningen. Mijn partner en ik zijn lid geworden van een sportschool voor een periode van ruim anderhalf jaar en voor een bedrag van in totaal € 3.400,– om aldaar te kunnen douchen. Verder hebben wij een elektrisch tappunt moeten aanschaffen ten bedrage van € 300,–, alsmede een elektrische kookvoorziening van € 350,–. Daarnaast is ook een aquarium stukgegaan, hetgeen een kostenpost heeft opgeleverd van € 160,–. Dat alles nog afgezien van de extra elektriciteitskosten die wij hebben moeten maken. Mijn materiële schade bedraagt dus sowieso het bedrag van € 4.200,–. De gevorderde € 50,– per dag voor de periode van de gasafsluiting vind ik een redelijk bedrag aan immateriële schadevergoeding. Ik kom niet in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand omdat mijn inkomen net boven de inkomensgrens ligt zodat dat betekent dat ik rechtshulp zelf zou moeten financieren, hetgeen mij teveel kosten zou opleveren. Ik vind de ondernemer enorm arrogant. De ondernemer heeft in de afgelopen jaren niet willen bewegen en wil dat nu nog niet. Verder wens ik dat het door mij gestorte depotbedrag van € 1.139,85 zo spoedig mogelijk wordt teruggestort.   De consument verlangt dat wordt vastgesteld dat de ondernemer fout heeft gehandeld en dat hem een redelijke vergoeding wordt toegekend.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Na uitgebreid onderzoek van het dossier is de ondernemer tot de conclusie gekomen dat de berekeningen van de consument met betrekking tot het betwiste bedrag en de cumulatief opgevoerde kosten correct zijn. De ondernemer biedt zijn verontschuldigingen aan voor de gang van zaken die bepaald geen schoonheidsprijs verdient en zal het gehele saldo van € 1.139,85 buiten invordering stellen. Tevens zal de ondernemer voor de periode van afsluiting de maximale vergoeding van € 1.400,– aan de consument toekennen, één en ander ingevolge artikel 17 lid 4 van de algemene voorwaarden [naam ondernemer] 2006. De ondernemer zal zo spoedig mogelijk tot heraansluiting overgaan. Ook zal de ondernemer het klachtengeld van de consument vergoeden. Voor de door de consument gevorderde vergoeding van een bedrag van € 27.000,– bestaat geen grond. Het bedrag is ook niet gespecificeerd dan wel onderbouwd en bovendien valt dat bedrag boven de competentie van de commissie zodat de consument in zijn verzoek tot die vergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het heeft de consument verder vrijgestaan om het geschil aan de rechter voor te leggen en daarmee eventuele (gevolg)schade te beperken. Door dit na te laten dient zulks voor rekening en risico van de consument te komen. De ondernemer meent naar redelijkheid en billijkheid voldoende tegemoet te zijn gekomen aan de klachten van de consument.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Met de erkenning door de ondernemer dat de berekeningen van de consument met betrekking tot het betwiste bedrag en de cumulatief opgevoerde kosten correct zijn met als conclusie dat het gehele uitstaande saldo van € 1.139,85 buiten invordering wordt gesteld, staat vast dat de ondernemer volstrekt ten onrechte tot de gasafsluiting van de consument per 15 juli 2008 is overgegaan en daarna nog gedurende een periode van ruim anderhalf jaar ten onrechte is blijven volharden in zijn onjuiste standpunt (met als gevolg dat de consument geconfronteerd is geweest met een gasafsluiting van ruim anderhalf jaar). In dat kader merkt de commissie nog het volgende op.   Voor wat betreft de gemeentelijke lasten die volgens de consument in 2002 ten onrechte bij hem in rekening zijn gebracht, moet het ervoor worden gehouden dat de gemeente de wederpartij van de consument is. De ondernemer incasseerde slechts als vertegenwoordiger van de gemeente. Zoals de commissie al vaker heeft beslist, is zij niet bevoegd om inhoudelijk over de verschuldigdheid van zogenaamde meeliftbedragen te oordelen. De rechtsverhouding van de consument met de gemeente en/of de verschuldigdheid van bedragen aan de gemeente staan op grond van het reglement van de commissie (waarbij het alleen gaat over geschillen ter zake gas, water en elektriciteit) niet ter beoordeling van de commissie. In deze zaak ging het er echter om of de ondernemer als incasserende instantie voor een derde het machtsmiddel van afsluiting ten dienste staat om betaling van een meeliftbedrag af te dwingen. Dat is niet het geval. Een vaste lijn in de uitspraken van de commissie is dat de ondernemer niet gerechtigd is om de door de consument betaalde bedragen waarvan duidelijk is dat die in de visie van de consument enkel strekken ter betaling van geleverde energie aan te wenden ter betaling van meeliftbedragen om vervolgens te constateren dat de energieleveringen niet geheel zijn betaald en daar vervolgens de hem ten dienste staande machtsmiddelen (waaronder gasafsluiting) voor aan te wenden. Gecumuleerde incassokosten in verband met de meeliftbedragen mogen evenmin aanleiding vormen tot het aanwenden van de specifieke aan de ondernemer ten dienste staande machtsmiddelen. Wat er al van zij, duidelijk is dat de ondernemer volstrekt onrechtmatig en onzorgvuldig heeft gehandeld jegens de consument met als resultaat dat de consument ruim anderhalf jaar verstoken is geweest van gas.   Bij de aanvankelijke vorderingen van de consument tot onmiddellijke heraansluiting en intrekking van alle vorderingen door de ondernemer heeft hij geen belang meer, nu daaraan door de ondernemer is voldaan. Per 3 maart 2010 is de consument namelijk weer door de ondernemer aangesloten op gas en de ondernemer heeft verder aangegeven het bedrag van € 1.139,85 buiten invordering te stellen. Aldus resteert nog de door de consument gewenste immateriële en materiële schadevergoeding. De door de consument verzochte immateriële schadevergoeding van € 27.000,– zal worden afgewezen. Nog afgezien van het feit dat dat bedrag ruimschoots de ontvankelijkheidscompetentie van de commissie van € 5.000,– te boven gaat (zie artikel 5 lid 1 sub d van het reglement Geschillencommissie Energie en Water) heeft de consument die gevorderde schadevergoeding op geen enkele wijze concreet gespecificeerd en onderbouwd, laat staan dat de consument heeft aangegeven dat die schadevergoeding past in het stelsel van de wet (ex artikel 6:106 BW) en daardoor voor vergoeding in aanmerking dient te komen. De door de consument verzochte materiële schadevergoeding voor een bedrag van € 4.200,– komt wel voor toewijzing in aanmerking. Het is zonder meer aannemelijk dat de consument voor de periode dat hij ten onrechte is afgesloten van gaslevering door de ondernemer extra kosten heeft moeten maken, bestaande uit de door hem aangegeven kosten voor de sportschool (voor hem en zijn partner van € 3.400,– voor het douchen), voor het laten vervaardigen en de aanschaf van een elektrisch tappunt voor warmwater van € 300,–, alsmede voor een elektrische kookvoorziening voor een bedrag van € 350,–, alsmede voor een stukgegaan aquarium ten bedrage van € 160,–, derhalve in totaal afgerond € 4.200,–. Van de zijde van de ondernemer is die materiële schade ook niet betwist, waarbij heeft te gelden dat de ondernemer ook niet ter zitting is verschenen om één en ander gemotiveerd te weerleggen. De commissie acht het redelijk en billijk om uit te gaan van de door de consument geleden materiële schade van € 4.200,–. De ondernemer beroept zich in dat kader op een limitering van zijn aansprakelijkheid tot een bedrag van € 1.400,– ingevolge artikel 17 lid 4 van de toepasselijke algemene voorwaarden [naam ondernemer] 2006. Evenals de consument meent de commissie dat die in artikel 17 lid 4 neergelegde limitering van aansprakelijkheid tot het maximale bedrag van € 1.400,– niet van toepassing is op de consument. Meer in het bijzonder omdat de consument en tevens contractant het gas uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden van de leverancier afneemt. In het artikellid waarop de ondernemer doelt is juist vermeld dat het gaat om een contractant die elektrische energie en/of gas niet uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden van de leverancier afneemt een limitering geldt van € 1.400,–. Aldus is dit artikellid en de daarin genoemde limitering van aansprakelijkheid niet van toepassing op de consument. Overigens heeft de ondernemer noch in zijn schriftelijke verweer noch ter zitting (door niet te verschijnen) verder gemotiveerd waarom die limitering van aansprakelijkheid wel zou gelden voor de consument. Overigens zou in het licht van de gestelde omstandigheden en meer in het bijzonder het volstrekt ten onrechte voor een periode van ruim anderhalf jaar afsluiten van de consument van gaslevering een beroep op een dergelijke limitering voor een bedrag van slechts € 1.400,– naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De klacht is gegrond.   De ondernemer betaalt aan de consument een schadevergoeding van € 4.200,–. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien de betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Het depotbedrag van € 1.139,85 wordt terugbetaald aan de consument.   De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 17 september 2010.