Commissie: Makelaardij
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
67239
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de beëindiging van de overeenkomst tot bemiddeling bij verkoop.
De consument wenst dat de commissie beslist dat de ondernemer de dienstverlening hervat of dat de overeenkomst eindigt en zij niets verschuldigd is aan de ondernemer.
Door de consument is een bedrag van € 1.303,05 onbetaald gelaten en bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik heb de vraagprijs sinds het begin van de opdracht die ik op 28 mei 2009 gaf, al twee keer verlaagd; van € 449.000,– naar € 439.000,– en naar € 419.000,–. De ondernemer wil dat wij opnieuw verlagen maar dat is onverantwoord gelet op de hoogte van de hypotheek.
De ondernemer ziet daarin een belemmering voor het verder kunnen uitvoeren van de opdracht en geeft de opdracht daarom terug. Wij zijn van mening dat dit niet redelijk is.
De ondernemer zou de opdracht gewoon verder moeten uitvoeren.
Omdat deze gang van zaken de verhouding heeft geschaad willen wij nu dat de overeenkomst eindigt maar zonder dat de ondernemer aanspraak heeft op vergoeding.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De woning kan niet de prijs opbrengen die de consument wil ontvangen. Een bod van € 390.000,– is in april 2011 afgewezen en na een meer recent bod van € 350.000,– wenste de consument niet verder te onderhandelen.
De consument wil minimaal de vraagprijs ontvangen. Dat zal in redelijkheid niet lukken en daarom geven we de opdracht terug. In de overeenkomst is geregeld dat wij dan aanspraak hebben op het in rekening gebrachte bedrag.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter zitting is door de consument meegedeeld dat de WOZ waarde van de woning is vastgesteld op
€ 404.000,–.
Verder heeft de consument aangevoerd dat de hoogte van de hypotheek het probleem was om mee te gaan in het voorstel van de ondernemer om de vraagprijs opnieuw te verlagen. Er zou dan te weinig opbrengst zijn om de hypotheekschuld volledig af te lossen en de restschuld zou tegen hoge rente gefinancierd moeten worden waardoor het gezinsinkomen, dat van één baan moest komen, te zeer onder druk zou komen te staan. Inmiddels hebben beide partners weer een baan maar niettemin is besloten voorlopig toch in de woning te blijven in afwachting van betere marktomstandigheden.
De commissie stelt vast dat in de overeenkomst is bepaald:
Ook het NVM-lid kan de overeenkomst beëindigen. De opdrachtgever zal bovengenoemde kosten verschuldigd zijn aan het NVM-lid. Het NVM-lid kan de overeenkomst opzeggen indien in redelijkheid niet van hem kan worden verwacht dat hij de overeenkomst gestand doet. Daarbij kan ondermeer, derhalve niet uitsluitend, gedacht worden aan de situatie dat tussen het NVM-lid en de opdrachtgever een onoverkomelijk verschil van mening ontstaat over een reëel vraagprijs voor de woning, of de situatie dat de woning na meer dan zes maanden onverkoopbaar blijkt met een bepaalde vraagprijs en de opdrachtgever niet bereid is de vraagprijs marktconform te wijzigen.
De commissie stelt vast dat door de consument in wezen niet bestreden wordt dat de vraagprijs, gelet op de marktomstandigheden, neerwaartse bijstellening behoeft. Het gaat er de consument meer om te bewaken dat de opbrengst voldoende zal zijn om geen problematische restschuld te laten ontstaan na verkoop.
Hoezeer die houding ook begrijpelijk is, voor de beoordeling van de hier voorliggen de situatie is die maar van zeer beperkte invloed.
Hier gaat het immers om de vraag of de woning redelijkerwijs verkoopbaar moet worden geacht te zijn tegen de thans gehanteerde vraagprijs en het antwoord op die vraag luidt naar het oordeel van de commissie ontkennend. De ondernemer heeft, met de uitleg over de plaatsgevonden bezichtigingen en ontvangen biedingen, voldoende aangetoond dat tegen de thans gehanteerde vraagprijs, een succesvolle uitvoering van de opdracht – resulterend in verkoop tegen die prijs – redelijkerwijs niet mogelijk is.
De klacht is daarom ongegrond en het in depot gestorte bedrag zal aan de ondernemer worden voldaan.
Beslissing
De commissie wijst het door de consument verlangde af en bepaalt dat het in depot gestorte bedrag van € 1.303,05 aan de ondernemer wordt overgemaakt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 6 juli 2012.