
Commissie: Voertuigen
Categorie: Informatie
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE02-0438
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 12 januari 2002 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe auto, merk VW, type Golf Hatchback 1.9 TDI tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 24.600,= all in. De levering vond plaats op of omstreeks 21 maart 2002.
De consument heeft op 21 mei 2002 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
De consument heeft een bedrag van € 559,78 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij aankoop van de auto heeft de consument een VW Golf, bouwjaar 1994, ingeruild. Bij gelegenheid van het verkoopgesprek heeft de verkoper duidelijk een diesellucht kunnen waarnemen. De in te ruilen auto stonk naar diesel. De consument heeft hem nog gevraagd of hij verkouden was, maar de verkoper merkte op dat dat niet het geval was. Op 18 maart 2002 is de in te ruilen auto afgeleverd bij de ondernemer voor het overzetten van de carkit. Op 21 maart 2002 is de nieuwe auto opgehaald. Toen is de consument geconfronteerd met een rekening voor de reparatie van de in te ruilen Golf. Deze was door de ondernemer opgehaald in verband met startproblemen en is door de ondernemer hersteld voor een bedrag van € 559,78. Ten onrechte brengt de ondernemer dit bedrag in rekening, want de auto is in dezelfde staat aangeleverd als waarin de ondernemer deze heeft geïnspecteerd bij het verkoopgesprek. Ook toen lekte de brandstofpomp al en dat had de verkoper kunnen ruiken.
Het BOVAG-bemiddelingsbureau heeft in deze bemiddeld en heeft onder verwijzing naar artikel 5 van de BOVAG-voorwaarden de ondernemer in het gelijk gesteld. De consument is van mening dat dat niet terecht is.
De consument verlangt creditering van het in rekening gebrachte bedrag voor wat betreft de reparatie van de brandstofpomp. Hij is bereid de starthulp voor eigen rekening te houden.
Standpunt van de ondernemer
Van de ondernemer is geen schriftelijke reactie binnengekomen. De commissie begrijpt de stukken (met name de brief van de ondernemer aan de consument van 29 mei 2002) aldus, dat de ondernemer zich refereert aan het oordeel van het bemiddelingsbureau en dat oordeel als zijn standpunt overneemt. Dit komt er op neer dat hij verwijst naar het bepaalde in artikel 5 van de toepasselijke BOVAG-voorwaarden. Feitelijke levering van de in te ruilen auto had vóór 18 maart 2002 nog niet plaatsgevonden. Tot die datum is de in te ruilen auto voor rekening en risico van de consument gebleven. Bij gelegenheid van het verkoopgesprek is de consument met een rijdende auto naar de ondernemer gekomen. Toen de auto feitelijk geleverd moest worden, wilde deze niet meer starten en moest de auto door de ondernemer opgehaald worden. Dus verkeerde de auto niet meer in dezelfde staat als tijdens het verkoopgesprek. De kosten van herstel komen op grond van artikel 5 BOVAG-voorwaarden voor rekening van de consument.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Nu de consument door ondertekening van het klachtformulier te kennen heeft gegeven zich gebonden te achten aan een uitspraak van de commissie en zijdens de ondernemer, aangesloten bij de BOVAG, niet te kennen is gegeven dat hij bezwaar maakt tegen behandeling van de klacht door de commissie, acht de commissie zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
De commissie verzoekt het secretariaat van de Stichting Geschillencommissies voor Consumenten-zaken om een dag en uur te bepalen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak en partijen daartoe op te roepen.
Beslissing
De commissie verklaart zich bevoegd tot kennisneming van het geschil.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Auto op 27 januari 2003.
Onderwerp van het geschil en de standpunten van partijen
Verwezen zij naar hetgeen dienaangaande is opgemerkt in de beslissing betreffende de bevoegdheid d.d. 27 januari 2003.
De consument heeft ter zitting van 3 april 2003 nog het navolgende opgemerkt.
De garage betwist de feitelijke gang van zaken niet. De auto is niet ingeleverd met andere gebreken dan die die bij de bezichtiging door de verkoper al aanwezig waren. De vraag is inderdaad of ik de verkoper niet op het bestaande mankement had moeten wijzen. Ik vind van niet, omdat hij de deskundige is. Hij is om de auto heen gelopen, heeft ook de schade voor aan de grill gezien en het had mijns inziens op zijn weg gelegen om nader te informeren naar de toestand van de auto en desnoods een proefrit te maken.
De ondernemer is niet op de zitting van 3 april 2003 verschenen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Met de ondernemer en het bemiddelingsbureau van de BOVAG is de commissie van oordeel dat de consument de auto niet heeft ingeleverd in dezelfde toestand als waarin deze ten tijde van het verkoopgesprek verkeerde. Tussen partijen staat vast dat de consument bij die gelegenheid met de eigen auto naar de ondernemer is gereden en dat die auto op dat moment nog startte. Dat was bij inlevering van die auto niet meer het geval.
Daarenboven geldt dat van de verkoper van een zaak, zoals de consument is bij inruil van een auto, verlangd mag worden dat hij de inkopende ondernemer op de hoogte brengt van die feiten met betrekking tot de auto die hem bekend zijn, die voor de inkopende ondernemer niet op eenvoudige wijze vallen vast te stellen en waarvan hem, de consument, bekend is, althans moet zijn dat zij mogelijk een relevante invloed kunnen hebben op de waarde van de auto. Indien, zoals in het geval van de auto van de consument, iets mis is met het brandstofsysteem, kan de inruilende consument niet volstaan met een opmerking tegen de verkoper dat hij zijn neus moet gebruiken, maar dient hij hem ten minste mede te delen dat hem, de consument, bekend is dat brandstofsysteem een probleem geeft, zodat de inkopende ondernemer er op wordt geattendeerd dat zich een probleem voordoet. Naar het oordeel van de commissie heeft de consument dat in onvoldoende mate gedaan.
Op grond van het voorgaande komt de commissie derhalve tot het oordeel dat de klacht niet gegrond kan worden bevonden. Mitsdien wordt beslist als na te melden.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Auto op 3 april 2003.