Medewerker ondernemer maakt pleziertocht met boot van consument.

De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA Voorwaarden Bemiddeling Vaartuigen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 78820

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de bemiddeling bij de verkoop van de boot van de consument. De opdracht dateert van 24 mei 2013.

De consument heeft de klacht op 23 juni 2013 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 9 juni 2013 is door een medewerker van de ondernemer aan de ondernemer gemeld dat er een potentiële koper is voor de boot, waarvan de consument mede-eigenaar is. Daarbij werd de verkoopprijs € 13.000,–, waarvan € 1.000,– bemiddelingskosten voor de ondernemer. Er is daarbij een voorbehoud gemaakt van proefvaart en inspectie van de onderzijde van de boot, die op 10, 11 of 12 juni 2013 zou plaatvinden.
Op 12 juni 2013 heeft de consument nog niets gehoord en neemt contact op met de medewerker van de ondernemer. Die laat weten dat de inspectie en proefvaart naar tevredenheid van de potentiële koper is verlopen en dat die middag de koopprijs wordt voldaan en het vaartuig wordt geleverd. Tot haar grote verbazing vernam de consument van de medewerker verder dat de medewerker de dag ervoor een korte vaartocht heeft gemaakt met de boot. Later zag de consument op facebookpagina van de medewerker dat de vaartocht had plaatsgevonden met partner en hond. Foto’s van het gezelschap in zwemkleding getuigden van deze vaartocht. De consument heeft hiervoor geen toestemming gegeven, terwijl zij toen nog wel (mede)eigenaar van de boot was.
De consument heeft op 13 juni 2013 telefonisch contact gehad met de ondernemer. De ondernemer heeft toen zijn verontwaardiging kenbaar gemaakt en heeft toegezegd de helft van de bemiddelingskosten te laten vervallen. Twee andere personen waren bij het gesprek aanwezig. De consument heeft aangegeven dat bedrag per bankrekening te willen ontvangen en afgesproken is dat na aftrek van de resterende € 500,– bemiddelingskosten er een bedrag van € 12.500,– zou worden overgemaakt.
Op 14 juni 2103 heeft de consument deze afspraak per e-mail aan de ondernemer bevestigd.
De ondernemer heeft niet gereageerd, maar op 18 juni 2013 een bedrag van 12.000,– overgemaakt. De ondernemer heeft daarna laten weten geen enkele reden te zien om een schadevergoeding te betalen.

De foto’s op de facebookpagina zijn verwijderd. De consument heeft daarvan echter prints, die aan de commissie zijn overgelegd.

Herhaaldelijk heeft de ondernemer verzocht het bedrag in contant geld te mogen betalen. De ondernemer wilde het zelfs komen brengen, omdat de koper er op zou staan contant te betalen. De consument heeft herhaaldelijk per e-mail, telefonisch en in gesprek aangegeven dat zij alleen een overschrijving per bank wilde.

Ter zitting heeft de consument  nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De toezegging door de ondernemer is gedaan in het bijzijn van [naam consument] en [naam gemachtigde], aanwezig ter zitting.
Toen de ondernemer de toezegging niet gestand deed, heeft de consument per e-mail en per sms de ondernemer aan de afspraak herinnerd. De e-mail van de ondernemer van 19 juni 2013 is een antwoord daarop. De consument toont de commissie het sms-bericht van 19 juni 2013.

De consument heeft de koper van de boot ontmoet. Deze heeft verteld dat hij op 10 juni 2013 akkoord was en dat bleek dat de medewerker de dag erna vrij was. Hij heeft toen tegen de medewerker gezegd: ‘Neem je de boot toch mee. Zie het maar als een uitgebreide proefvaart.’
De partner van de consument toont de foto’s van de facebookpagina op zijn telefoon aan de commissie.

De consument verlangt betaling door de ondernemer van de toegezegde € 500,–.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Het is juist dat de medewerker van de ondernemer een test heeft gemaakt met de boot en dat dit in opdracht is gegaan van de potentiële koper. Artikel 7 van de bemiddelingsovereenkomst maakt dat de bemiddelaar gemachtigd is om buiten aanwezigheid van de opdrachtgever en ook zonder voorafgaande toestemming van de opdrachtgever een proefvaart te maken wanneer gewenst. Er is dus op zichzelf geen enkele sprake van enige onrechtmatigheid op welke grond dan ook. Kennelijk heeft de medewerker ook een plezierige tocht gemaakt na de op verzoek van de potentiële koper plaatsgevonden hebbende proefvaart. Dat levert in juridische zin nog geen tekortkoming en/of onrechtmatigheid op.

De consument betwist dat op enig moment uitdrukkelijk zou zijn toegezegd dat er € 500,– korting op de bemiddelingscourtage wordt verleend.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer stelt zich op het standpunt dat uit artikel 7 van de bemiddelingsovereenkomst volgt dat de ondernemer als bemiddelaar gemachtigd is om buiten aanwezigheid van de opdrachtgever (in casu de consument) en ook zonder voorafgaande toestemming van de opdrachtgever een proefvaart te maken wanneer dat gewenst is. Waar de ondernemer zich hier op beroept, had het op zijn weg gelegen om de bemiddelingsovereenkomst in de procedure bij de commissie over te leggen, hetgeen niet gebeurd is. 

Doch gesteld al dat de overeenkomst tussen partijen de door de ondernemer genoemde bepaling zou bevatten, dan zou het verweer van de ondernemer alleen opgaan indien er sprake zou zijn geweest van een proefvaart door de betreffende medewerker van de ondernemer. Het is de commissie echter genoegzaam duidelijk geworden dat van een (nadere) proefvaart geen sprake is geweest. Althans, uit de foto’s die de medewerker van de ondernemer zelf op Facebook heeft gezet en die de consument heeft overgelegd en ter zitting heeft getoond, blijkt zonder meer dat de boot in hoofdzaak is gebruikt om ‘een dagje mee te varen’, zoals de betreffende medewerker dat zelf op de facebookpagina heeft genoemd. Voor een proefvaart zou de aanwezigheid van een vrouwspersoon, die kennelijk geen medewerker is van de ondernemer, in ieder geval niet nodig zijn. Evenmin de aanwezigheid van een hond. Omdat de consument op dat moment nog (mede)eigenaar was van de boot, had de betreffende medewerker toestemming moeten hebben van de consument om de boot op deze wijze te gebruiken. Onbetwist is dat deze toestemming er niet was.
Van de ondernemer, die nota bene optrad als bemiddelaar namens de consument en daarvoor ook door de consument werd betaald, had verwacht mogen worden dat hij zorgvuldig met het eigendom van de consument zou zijn omgegaan. Van die vereiste zorgvuldigheid is niet gebleken. Voor zover de betreffende medewerker buiten medeweten van de ondernemer zou hebben gehandeld, kan dat de ondernemer niet vrijpleiten, nu de ondernemer aansprakelijk is voor het doen en laten van zijn personeel. Dat de koper van de boot er mogelijk wel mee akkoord was, hetgeen de consument overigens heeft beaamd, kan hieraan verder niet afdoen, nu deze nog geen zeggenschap over de boot had.

De ondernemer betwist verder dat hij uitdrukkelijk zou hebben toegezegd dat hij ter compensatie € 500,– korting zou geven. Tegenover deze ontkenning staat de verklaring van de consument omtrent het telefoongesprek dat zij, in het bijzijn van twee personen, met de ondernemer heeft gevoerd en waarin volgens de consument de ondernemer de compensatie van € 500,– heeft toegezegd. Verder heeft de consument ter zitting het sms-bericht getoond dat zij op 19 juni 2013 aan de ondernemer heeft gestuurd om hem aan de toezegging te herinneren. Voor zover de toezegging niet “uitdrukkelijk” is gedaan, was er kennelijk voldoende aanleiding voor de consument om aan te nemen dat de toezegging er wel was. Hoe dat verder ook zij, de commissie acht een bedrag van € 500,– sowieso een passende vergoeding voor het onzorgvuldig handelen door de ondernemer.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 500,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,10 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 13 januari 2014.