Medisch beroepsgeheim niet geschonden en cliënt is niet van noodzakelijke medische zorg onthouden

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen / Beroepsgeheim / geheimhoudingsplicht    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 3292/9756

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt klaagt dat de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder zijn klacht niet heeft behandeld. Ook stelt hij dat de zorgaanbieder zijn medisch beroepsgeheim heeft geschonden door informatie met de politie te delen. Daarnaast stelt hij dat hem noodzakelijke medische zorg is onthouden toen hij op de gesloten afdeling opgenomen wilde worden. De zorgaanbieder vindt dat de klacht, over gebeurtenissen van meer dan twee jaar geleden, te laat is ingediend. Daarnaast is er geen bewijs voor het schenden van het medisch beroepsgeheim. De politie heeft gevraagd of de cliënt als gevaarlijk beschouwd moet worden. Hier heeft de zorgaanbieder in algemene termen op gereageerd. Ook was het volgens de psychiater niet noodzakelijk om de cliënt op een gesloten afdeling op te nemen.  Volgens de commissie heeft de klachtenfunctionaris de klacht onterecht niet in behandeling genomen. Dit klachtonderdeel is gegrond. De overige twee klachtonderdelen zijn ongegrond. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt namelijk dat niet de zorgaanbieder, maar de cliënt zelf over zijn droom heeft verklaard. Van schending van het medisch beroepsgeheim is geen sprake. Daarnaast is het niet gebleken dat de zorgaanbieder de cliënt noodzakelijke medische zorg heeft onthouden.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
Cliënt

en

Altrecht, gevestigd te Utrecht (hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 23 oktober 2020 te Utrecht.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

De cliënt werd ter zitting bijgestaan door [naam] (advocaat).

De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam] (psychiater) en door [naam] (advocaat) namens [vertegenwoordiger zorgaanbieder].

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan zorgaanbieder.

Cliënt beklaagt zich over het niet behandelen van zijn klacht en het schenden van het medisch beroepsgeheim door de zorgaanbieder.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klacht 1.

De cliënt heeft een klacht ingediend bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. Gelijktijdig met deze klacht heeft cliënt een verzoek om schadevergoeding ingediend. De klacht is afgewezen omdat de klacht betrekking had op gebeurtenissen die langer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden. Volgens cliënt blijkt echter uit de ‘Klachtenregeling Wkkgz Altrecht’ (hierna: klachtenregeling) dat een klacht binnen vijf jaar kan worden ingediend als de klacht in combinatie met een verzoek om schadevergoeding wordt ingediend. Aangezien dat in dit geval is gebeurd, meent cliënt dat zijn klacht ten onrechte niet in behandeling is genomen. Cliënt verzoekt de commissie om zijn klacht alsnog inhoudelijk te beoordelen.

Klacht 2.

De cliënt heeft op vrijdag 26 juni 2015 een gesprek gehad met een wijkagent op het politiebureau. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de wijkagent op maandag 29 juni 2015 telefonisch contact gehad met de behandelaar van cliënt. Volgens cliënt heeft zijn behandelaar tijdens dat gesprek het medisch beroepsgeheim geschonden door informatie over hem te geven. Zo heeft de behandelaar informatie gedeeld over een droom van cliënt omtrent een aanslag op de Tour de France en heeft zij die droom ten onrechte uitgelegd als een bedreiging in plaats van als een waarschuwing. Omdat cliënt hierna is opgepakt door de politie en hij een strafproces heeft moeten doorlopen, heeft hij veel schade geleden.

Klacht 3.

De cliënt voelde zich heel erg slecht nadat hij was opgepakt door de politie en ook gedurende zijn strafproces. Cliënt wenste op die momenten in een gesloten afdeling opgenomen te worden. Doordat zijn psychiater daar meerdere keren niet de noodzaak van in zag, heeft zij hem noodzakelijke medische zorg onthouden. In die slechte periodes heeft cliënt meerdere keren schade geleden.

De cliënt vordert een schadevergoeding van € 23.261,85.

Ter zitting heeft cliënt zijn standpunt nader toegelicht.

Standpunt van zorgaanbieder
Voor het standpunt van zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klacht 1.

De klachtenfunctionaris was niet-ontvankelijk om de klacht van cliënt te behandelen, omdat de klacht betrekking heeft op gebeurtenissen die langer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden. De zorgaanbieder verwijst hiervoor naar artikel 8 van de klachtenregeling van de zorgaanbieder. De klachtenfunctionaris heeft cliënt geadviseerd om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder omdat een schadeclaim binnen een termijn van vijf jaar kan worden ingediend. De cliënt wilde dit niet doen.
De zorgaanbieder is van mening dat deze klacht dan ook niet gegrond is.

Klacht 2.

Op 29 juni 2016 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen de wijkagent en de behandelaar. De wijkagent heeft aan de behandelaar gevraagd of cliënt als gevaarlijk beschouwd moest worden. De behandelaar weet niet meer hoe dit gesprek precies is verlopen maar het uitgangspunt is dat altijd zo min mogelijk informatie aan derden wordt verstrekt, ook aan de politie. Het is waarschijnlijk dat de behandelaar in algemene termen heeft uitgelegd dat van geen enkele patiënt kan worden gegarandeerd dat deze geen incident veroorzaakt. Van het schenden van het medisch beroepsgeheim is geen bewijs geleverd.

Klacht 3.

Het behandelbeleid bij cliënt is dat hij niet voortdurend op een klinisch gesloten afdeling wordt opgenomen. Door middel van vaste begeleiding wordt geprobeerd om hem te ondersteunen en zijn emoties te reguleren. In elk afzonderlijk geval wordt beoordeeld of cliënt toerekeningsvatbaar is. Ter voorkoming van het uit de hand lopen van de door de cliënt ervaren spanning heeft hij ruime mogelijkheden gekregen voor een inloopcontact om boosheid te kunnen spuien. Er wordt regelmatig een huisbezoek afgelegd. In de periode 1 januari 2015 tot 31 december 2015 waren er ongeveer 880 contacten met het FACT-team en de crisisdienst. De cliënt is in deze periode 67 nachten opgenomen geweest.

Tijdens de periodes die cliënt heeft genoemd, was het volgens de psychiater niet noodzakelijk om hem op te nemen op een gesloten afdeling.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder zijn standpunt nader toegelicht.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Ontvankelijkheid

De commissie dient ten aanzien van deze klacht primair te beoordelen of de cliënt in zijn klacht kan worden ontvangen, nu de zorgaanbieder in haar verweer een beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan onder verwijzing naar artikel 8 van zijn klachtenregeling. De zorgaanbieder heeft daarbij aangegeven dat cliënt ingevolge artikel 9 van zijn klachtenregeling binnen vijf jaar zelf een schadeclaim bij de raad van het bestuur had kunnen indienen, maar hiervan heeft afgezien.
Artikel 8, derde lid van deze klachtenregeling bepaalt dat de klachtenfunctionaris en de klachtencommissie niet-ontvankelijk zijn indien de klacht betrekking heeft op een gebeurtenis die langer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden.

De commissie stelt vast dat de gebeurtenis waarop cliënt doelt meer dan twee jaar voor het indienen van de klacht heeft plaatsgevonden. Gezien het bepaalde in artikel 8 zou cliënt niet-ontvankelijk zijn in zijn klacht.

Echter ingevolge artikel 9, eerste lid van de klachtenregeling van de zorgaanbieder wordt de klacht door de klachtenfunctionaris in behandeling genomen als de klacht (mede) strekt tot vergoeding van geleden schade en de klacht is ingediend binnen de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar.

De commissie leidt uit artikel 9 af dat klachten wél moeten worden behandeld als ze in combinatie met een verzoek om schadevergoeding worden ingediend, mits deze binnen vijf jaar is ingediend. De gemachtigde van de zorgaanbieder heeft dit op de zitting bevestigd.

Vaststaat dat cliënt zijn klacht buiten de termijn van twee jaar heeft ingediend maar binnen de termijn van vijf jaar. Tevens staat vast dat cliënt gelijktijdig met zijn klacht een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De commissie is dan ook van oordeel dat artikel 9, eerste lid, van de klachtenregeling op de klacht van cliënt van toepassing is. Dat betekent dat cliënt wél ontvankelijk was in zijn klacht en dat de klachtenfunctionaris ten onrechte de klacht van cliënt niet in behandeling heeft genomen. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de klachtenregeling had de klachtenfunctionaris het verzoek tot schadevergoeding door moeten geleiden naar de Raad van Bestuur. Dit is ten onrechte niet gebeurd. Deze klacht van cliënt is dan ook gegrond.

De commissie acht het niet redelijk om cliënt nu alsnog te verwijzen naar de klachtenfunctionaris/Raad van Bestuur en meent dat het nalaten van de klachtenfunctionaris in het voordeel van cliënt moet worden uitgelegd. De commissie verklaart cliënt in zijn klacht ontvankelijk.

Inhoudelijk

De overeenkomst die de cliënt en de zorgaanbieder met elkaar hebben gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de zorgovereenkomst die cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
In artikel 7:457 van het BW is een geheimhoudingsplicht in het kader van de geneeskundige behandelingsovereenkomst omschreven. Dit artikel bepaalt dat de hulpverlener ervoor zorgdraagt dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en een cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Cliënt heeft gesteld dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst met de cliënt en heeft de zorgaanbieder aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade.

Klacht 2. Schending geheimhoudingsplicht

De commissie heeft het proces-verbaal van de wijkagent bestudeerd. In het proces-verbaal wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verklaringen van cliënt op 25 juni 2015 en het telefonisch gesprek met de behandelaar op 29 juni 2015. Volgens het proces-verbaal heeft cliënt op 25 juni 2015 over meerdere dingen verteld, waaronder zijn droom dat hij de Tour de France ging boycotten. De commissie stelt vast dat het gaat om een ambtsedig opgesteld proces-verbaal en dat in de regel van de juistheid daarvan dient te worden uitgegaan. De commissie is van oordeel dat uit het proces-verbaal duidelijk blijkt dat cliënt op 25 juni 2015 zelf over zijn droom heeft verklaard. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de behandelaar op 29 juni 2015 informatie heeft verstrekt over zijn droom. Van een schending van het medisch beroepsgeheim ten aanzien van het informeren over die droom is dan ook geen sprake.

Het door cliënt overgelegde mutatierapport van de politie maakt dit niet anders. In het mutatieformulier staat dat de behandelaar de 29e of de 30e terug zou bellen met de bevindingen van de psychiater. Uit het woordje ‘bevindingen’ leidt cliënt af dat de behandelaar medische informatie over cliënt zou gaan geven, maar de commissie acht deze conclusie niet onderbouwd. Uit het proces-verbaal en uit het mutatierapport blijkt dat de behandelaar op 29 juni 2015 gezegd zou hebben dat ‘hij best tot het doen van gekke dingen in staat was en inderdaad zijn dreiging tot daden om zou kunnen zetten’. Het is goed mogelijk dat de behandelaar zoiets in algemene bewoordingen heeft gezegd, zoals de zorgaanbieder ook heeft aangevoerd. De commissie acht de uitlating, zoals omschreven in het proces-verbaal en mutatierapport, in ieder geval onvoldoende om te concluderen dat het medisch beroepsgeheim is geschonden. Verder heeft cliënt een transcriptie van een geluidsfragment overgelegd van een gesprek met zijn huidige psychiater. De commissie stelt vast dat uit deze transcriptie niet blijkt wat de behandelaar op 29 juni 2015 tegen de politie zou hebben gezegd. Deze transcriptie bewijst dan ook niet dat zijn behandelaar op 29 juni 2015 het medisch beroepsgeheim heeft geschonden. Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.

Klacht 3. Onthouden medische zorg

De commissie begrijpt dat cliënt graag in een beschutte woongemeenschap wil wonen. Het landelijke beleid is echter in de afgelopen jaren gewijzigd, in die zin dat mensen met een psychiatrische beperking moeten worden geïntegreerd in de samenleving. Dit heeft ook voor cliënt ertoe geleid dat hij niet meer op zijn verzoek en zonder indicatie kan worden opgenomen in een inrichting.

De commissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder cliënt noodzakelijke medische zorg heeft onthouden. Uit het dossier blijkt dat er in het jaar 2015 ongeveer 880 contactmomenten tussen cliënt en de zorgaanbieder zijn geweest en dat hij in totaal 67 nachten opgenomen is geweest. Dit is bovengemiddeld veel. In de periode nadat cliënt is opgepakt en in de periode van het strafproces is er ook veel contact met cliënt geweest. Gedurende die periodes blijkt cliënt bij heftige emoties, conform zijn behandelplan, meermaals te zijn gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid en is het meermaals gelukt om cliënt te kalmeren. In de gevallen dat dit niet leek te lukken, heeft hij de nacht doorgebracht bij de zorgaanbieder of is hij in ieder geval gewezen op de mogelijkheid van inloop en de BOR-regeling. Daar heeft hij in die periodes soms ook gebruik van gemaakt. Niet is gebleken dat de zorgaanbieder cliënt, in de door hem genoemde periodes, in plaats daarvan noodzakelijkerwijs had moeten laten opnemen op een gesloten afdeling. Van het onthouden van noodzakelijke medische zorg is de commissie dan ook niet gebleken.

De commissie is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde situatie. Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.

Schade

De commissie heeft in het vorenstaande geoordeeld dat er geen sprake is van een tekortkoming in de zorgverlening aan cliënt door de zorgaanbieder. Reeds hierom dient zijn verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat klachtonderdeel 1 gegrond is, dat klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn en dat de vordering wordt afgewezen.

Nu de klacht van de cliënt gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, zal de commissie – overeenkomstig het reglement van de commissie – de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50 dat cliënt aan de commissie heeft voldaan voor de behandeling van dit geschil.

De commissie zal aldus beslissen.

Beslissing
De commissie:

• verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;
• verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;
• verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond;
• wijst het door cliënt verzochte af;
• bepaalt dat de zorgaanbieder, overeenkomstig het reglement van de commissie, een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw M. Berkelouw (psychiatrisch verpleegkundige), de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 23 oktober 2020.