
Commissie: Energie
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN05-1817
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of meeliftbedragen door de ondernemer kunnen worden geïnd.
De consument heeft een bedrag van € 62,55 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
De consument heeft in juli 2005 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik ben het er niet mee eens dat meeliftbedragen – afvalstoffenheffing, ingezetenenomslag en verontreinigingsheffing – via de ondernemer worden geïnd. Tegen bijvoorbeeld de OZB kan ik bezwaar maken, en pas daarna behoef ik te betalen, hier moet ik vooraf betalen en dan moet ik maar zien wanneer ik het terug krijg. Ik ben overigens best bereid die belastingen te betalen, maar aan de gemeente.
Volgens mij brengt de ondernemer meer in rekening dan zij moet afdragen.
Het feit dat de ondernemer optreedt als incasseerder, leidt tot vaagheid en belangenverstrengeling.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Op uw vraag of wij feitelijk ook bezwaren hebben tegen de in rekening gebrachte bedragen kan ik bevestigend antwoorden. Ik begrijp dat het standpunt van de commissie is, dat zij daar inhoudelijk niet over kan oordelen.
De ondernemer brengt ook bij niet betaling van meeliftbedragen incassokosten in rekening.
De consument verlangt dat het systeem van meeliftbedragen wordt beëindigd.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Wij hebben van de betreffende instanties geen bericht ontvangen dat deze bedragen moeten worden beëindigd. Overigens is volgens ons uw commissie niet bevoegd.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het in geschil zijnde bedrag van € 62,55 betreft enkel hoofdsommen; er zijn geen aanmaningskosten in rekening gebracht, althans worden die thans niet als verschuldigd aangemerkt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Zoals de commissie reeds meermalen heeft beslist, is zij niet bevoegd om inhoudelijk over de verschuldigdheid van meeliftbedragen te oordelen. Dit is ook niet aan de orde; het gaat nu om het enkele feit òf de ondernemer de bedragen mag innen voor de gemeente.
De commissie ontleent haar bevoegdheid aan de algemene voorwaarden, behorend bij de overeenkomst tussen partijen. Die overeenkomst ziet slechts op de levering van energie en bijkomende diensten.
Voor de vraag of terecht de meeliftbedragen door de ondernemer worden geïnd: in het algemeen staat het een schuldeiser vrij om aan de schuldenaar betalingsinstructies te geven, waaronder de instructie dat aan een derde bevrijdend kan en moet worden betaald; de schuldenaar behoudt dan altijd tegenover die derde de verweermiddelen welke hij ook tegenover de schuldeiser heeft. Doch overigens zou de commissie niet hebben te oordelen over het uitbesteden van de incasso door de gemeente (of vergelijkbare overheidsinstanties) aan een derde.
De omstandigheid echter dat die incasso-opdracht is gegeven aan een (van oudsher) nutsbedrijf, juist vanwege de relatie welke deze reeds heeft met diens afnemers, maakt dat de vraag of de ondernemer in die bijzondere relatie tevens kan optreden als incassobedrijf voor derden, binnen het kader van de contractuele relatie valt, en daarover heeft de commissie wel te oordelen.
Wat hiervoor in algemene zin werd opgemerkt, geldt ook voor de onderhavige incasso-opdracht. Niet valt in te zien waarom dit niet toegestaan zou zijn.
Daarbij geldt evenwel, dat indien een afnemer weigert de meeliftbedragen te voldoen, aan de schuldeiser (of de incasserende instantie of ondernemer) slechts de wegen open staan zoals die aan elke schuldeiser open staan, en dat dus de ondernemer niet de machtsmiddelen die haar ten dienste staan (in het bijzonder afsluiting) om betaling van de door haar geleverde diensten af te dwingen, aan mag wenden ten behoeve van het innen van meeliftbedragen; in het verlengde daarvan mag de ondernemer evenmin bedragen, waarvan duidelijk is dat die in de visie van de consument enkel strekken ter betaling van de geleverde energie en bijkomende diensten, aanwenden ter betaling van meeliftbedragen om vervolgens te constateren dat de energieleveringen niet (geheel) zijn betaald, en dáár dan vervolgens de haar ten dienste staande machtsmiddelen voor aan te wenden, en indien en voor zover zij incassokosten in rekening brengt, dienen die ook anders benaderd te worden dan de incassokosten voor haar eigen product, in die zin dat gecumuleerde incassokosten in verband met de meeliftbedragen evenmin aanleiding mogen vormen tot het aanwenden van de specifieke aan de ondernemer ten dienste staande machtsmiddelen.
De commissie ziet zich thans, in verband met het depot, gesteld voor de volgende situatie.
De commissie is niet bevoegd inhoudelijk te beslissen over de vraag of meeliftbedragen al dan niet verschuldigd zijn. Tot op blijk van het tegendeel heeft zij de verschuldigdheid ervan als gegeven te accepteren. Dat betekent, dat nu de meeliftbedragen gedeponeerd zijn, deze als – vooralsnog – wel verschuldigd zijn aan de ondernemer doorgestort dienen te worden. Overigens laat dat het recht van de consument om bij de bevoegde instanties bezwaar te maken, onverlet. Achteraf gezien ware het beter geweest dat deze bedragen niet waren gedeponeerd. Nu dit wel is geschied, hoezeer ook op aandringen van de commissie, althans de haar ten dienste staande organisatie (overigens is dat depot niet door de consument ter discussie gesteld) is er geen ruimte voor terugbetaling van dit, vooralsnog, wel verschuldigd te achten bedrag.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag € 62,55 als volgt verrekend.
Het depotbedrag wordt uitbetaald aan de ondernemer.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 3 januari 2006.