Commissie: Energie
Categorie: Installatie
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
93287
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een vordering ad € 108,72 van de ondernemer op de consument inzake de eindafrekening d.d. 21 oktober 2014 wegens de levering van energie (gas en elektriciteit).
De consument stelt dat de klacht in oktober 2014 is ontstaan en dat hij de klacht nog in dezelfde maand schriftelijk aan de ondernemer heeft voorgelegd.
De consument heeft een bedrag ad € 100,– niet betaald en bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument werd geconfronteerd met de eindafrekening over 2014, waarbij volgens de consument een te hoog energieverbruik bij hem in rekening wordt gebracht. Over de periode vanaf 26 maart 2014 tot 9 oktober 20124 zou de consument evenveel energie hebben verbruikt als in het voorgaande hele jaar. Dat kan volgens de consument niet kloppen.
De consument verlangt een eerlijke eindafrekening.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer heeft op verzoek van de consument per 9 oktober 2014 de energieleveringscontracten met de consument beëindigd. De ondernemer heeft hierbij de per 17 september 2014 door de consument doorgegeven meterstanden gehanteerd.
De ondernemer heeft uitgebreid aan de consument toegelicht hoe de nota tot stand is gekomen. De consument is niet tevreden met de uitleg en heeft zich tot de commissie gewend.
Ter zitting is door de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het is juist dat de ondernemer bij e-mail d.d. 18 maart 2015 aan de consument het aanbod heeft gedaan dat het depotbedrag ad € 100,– aan de ondernemer wordt betaald, waarbij de ondernemer bereid was om de incassokosten ad € 40,– te laten vervallen en het door de consument betaalde klachtengeld ad € 27,50 aan hem te vergoeden. De consument heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
De consument heeft wel betalingen verricht en thans stat nog alleen open het bedrag ad € 108,74 van de eindafrekening. De ondernemer vordert betaling van het volledige bedrag, ook al is het depotbedrag € 100,–.
De ondernemer heeft er alles aan gedaan om de consument een duidelijke uitleg te geven waarom hij dit bedrag verschuldigd is. De consument woonde zelf niet in het pand, maar volgens de consument is het pand verbouwd, de inboedel op straat gezet, terwijl een nicht de meterstand heeft opgenomen. De consument zelf had dan ook gen inzicht in het verbruik van energie.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
De consument beklaagt zich er over dat hem bij de eindafrekening van 21 oktober 2014 een te hoog verbruik aan energie door de ondernemer in rekening werd gebracht.
Op de rechtsverhouding tussen partijen zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers, hierna aan te duiden als: AV.
Op grond van artikel 10 leden 1 en 2 van de AV worden de meetinrichting en de meetgegevens geacht juist te zijn wanneer de meetinrichting en de meting voldoen aan de bij of krachtens de wet daaraan gesteld eisen. Ingeval van twijfel over de juistheid van meetinrichting kan elk der partijen de netbeheerder verzoeken de meetinrichting op basis van kosten van ongelijk door een voor partijen aanvaardbare deskundige te laten onderzoeken.
Uit de hierboven geciteerde bepaling volgt dat de in de eindafrekening gehanteerde meterstanden in beginsel geacht worden voor partijen bindend te zijn. De consument heeft niet om meterijking op kosten van ongelijk verzocht. Niet aannemelijk is geworden dat de meter ondeugdelijk zou hebben gefunctioneerd.
De commissie heeft mede aan de hand van het door de ondernemer aan het dossier toegevoegde verbruiksoverzicht geconstateerd dat de meterstanden gas en elektriciteit op 13 maart 2013 door de meteropnemer werden opgenomen en de meterstand per 9 oktober 2014 door de consument zelf is doorgegeven.
De consument heeft gesteld dat de meterstanden per 25 maart 2013 door een nicht van hem werden opgenomen. De meterstanden werden echter niet door de consument of de nicht aan de ondernemer doorgegeven, zodat de ondernemer deze meterstand heeft geschat. Onder meer de door de nicht opgenomen meterstanden per 25 maart 2013 gaven bij de consument aanleiding om vraagtekens te zetten bij de hoogte van het verbruik, maar dit verandert niets aan het feit dat de meterstanden per 13 maart 2013 opgenomen en per 9 oktober 2014 doorgegeven werden, zodat het daaruit resulterende verbruik in de tussenliggende periode door de consument genuttigd moet zijn.
Daarmee staat het geregistreerde verbruik vast en dient de consument dit verbruik te vergoeden.
Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat de consument niet zelf in de woning verbleef en daardoor mogelijk onvoldoende zicht heeft gehad op wat er tijdens zijn afwezigheid gebeurde. Ook dit zou een hoger verbruik kunnen verklaren.
Slotsom is dat de commissie er van uit gaat dat het geregistreerde verbruik van energie door de consument genoten is en niet is gebleken dat de consument daarvoor ten onrechte bedragen door de ondernemer in rekening werden gebracht.
De commissie is mede gelet op de zeer uitvoerige correspondentie tussen partijen, die zich in het dossier bevindt van oordeel dat de ondernemer moeite heeft gedaan de vragen van de consument te beantwoorden en het bij de consument in rekening gebrachte verbruik toe te lichten.
De commissie acht de klacht derhalve niet gegrond. De commissie zal bepalen dat het depotbedrag aan de ondernemer dient te worden betaald, terwijl het resterend bedrag ad € 8,72 binnen na te melden termijn door de consument aan de ondernemer moet worden betaald.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Wijst het door de consument verlangde af.
Het depotbedrag ad € 100,– dient aan de ondernemer te worden betaald.
De consument dient het resterend bedrag ad € 8,72 binnen twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies aan de ondernemer te betalen.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, op 13 januari 2015.