Minderjarige dochter van de consument boekte een vakantie, overeenkomst is door commissie vernietigd

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Minderjarige / Overeenkomst / Vernietiging    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 195697/197625

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De minderjarige dochter van de consument heeft zonder toestemming een vakantie geboekt bij de ondernemer. Dat heeft zij gedaan op haar eigen naam, maar met de geboortedatum van de consument. De consument verlangt vernietiging van de overeenkomst. De ondernemer is het niet eens met het standpunt van de consument, omdat de consument volgens de ondernemer niet binnen een redelijke termijn (8 maanden) contact heeft opgenomen over deze kwestie. De commissie is van oordeel dat het boeken van een vakantie door een minderjarige niet gezien kan worden als een rechtshandeling die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Verder staat vast dat de consument geen toestemming aan haar dochter heeft gegeven om de vakantie te boeken. In dit geval kon de consument niet eerder ingrijpen dan zij heeft gedaan, omdat haar dochter haar niet eerder op de hoogte heeft gesteld van deze kwestie. De klacht van de consument is dan ook gegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wijze van bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (hierna te noemen: de commissie) te laten beslissen.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De mondelinge behandeling van het geschil door de commissie heeft plaatsgevonden op 17 april 2023 door middel van een onlineverbinding. De consument was daarbij aanwezig. De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt tijdens de (digitale) mondelinge behandeling toe te lichten.

De consument heeft een bedrag van € 369,80 bij de commissie in depot gestort.

Onderwerp van het geschil
Het geschil gaat over een op 21 maart 2022 gemaakte reservering op naam van [DOCHTER], dochter van de consument. Daarbij is op Vakantiepark [LOCATIE] van de ondernemer voor twee personen een [ACCOMMODATIE] geboekt van 1 augustus 2022 tot 5 augustus 2022 voor een bedrag van € 369,80.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In het vragenformulier aan de commissie heeft de consument het volgende naar voren gebracht.

“Mijn 16 jarige dochter heeft zonder toestemming per ongeluk een vakantie geboekt bij een [ONDERNEMER] vakantie park op haar eigen naam maar met mijn geboorte datum (17-12-1977). Ik heb een nietigverklaring gestuurd maar hun gaan daar niet mee akkoord en dreigen met aangifte van identiteitsfraude als er niet betaald word.”

De consument wil dat de ondernemer het bedrag kwijtscheldt omdat haar dochter minderjarig was en geen toestemming had voor het aangaan van de overeenkomst.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer in zijn verweerschrift van 6 februari 2023 luidt in hoofdzaak als volgt.

“• 21 maart 2022 om 17:51 is een reservering geplaatst door:
[NAAM DOCHTER]
[ADRES]
[POSTCODE EN PLAATS]
Geboortedatum [GEBOORTEDATUM MOEDER]
Emailadres: [MAILADRES]
Telefoonnummer: [TELEFOONNUMMER]

Geboekt is een [NAAM ACCOMMODATIE] voor 2 personen van 1 tot 5 augustus 2022 in Vakantiepark [LOCATIE] voor een bedrag van €. 369,80
Dezelfde datum om 17:57 uur is naar bovenstaand emailadres de boekingsbevestiging gestuurd,
welke is geopend en gelezen.

Op 2 augustus 2022 heeft het Park een “No Show” melding aan het hoofdkantoor gezonden.
Vanaf 12 april 2022 is er 15 maal per mail contact gezocht met mevrouw [DOCHTER] vanuit de afdeling Debiteuren, daarnaast heeft de afdeling Reserveren ook nog 4 mails verstuurd met aanreisinformatie.
14 November 2022 om 17:33 uur is er vanuit [DE CONSUMENT] gereageerd dat zij niets van deze reservering af weet, en aangegeven dat er mogelijk identiteitsfraude heeft plaatsgevonden. Er is [DE CONSUMENT] geadviseerd om hiervan aangifte te doen bij de Politie en een kopie van de aangifte aan de [ONDERNEMER] te sturen, na ontvangst van de aangifte zou de boeking dan kosteloos door ons geannuleerd worden. Echter is de boeking tot stand gekomen door ingave van een foutieve geboortedatum, iemand die minderjarig is kan in ons boekingssysteem geen boeking maken door de ingebouwde leeftijdbegrenzer.

Er is bewust voor gekozen om de geboortedatum te veranderen waardoor een boeking gemaakt kon worden.
Op 28 november 2022 heeft mevrouw [CONSUMENT] telefonisch contact opgenomen, dat haar dochter ten tijde van de boeking nog minderjarig was en dat zij op grond van artikel 3:32 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek het recht heeft om de overeenkomst te ontbinden als er geen ouderlijke toestemming is gegeven. De visie van de [ONDERNEMER] is wanneer binnen redelijke termijn door moeder contact was opgenomen met de organisatie er zeker een mogelijkheid was geweest voor een annulering van de boeking tegen een betaling van de administratiekosten, echter is de eerste reactie vanuit moeder 8 maanden na de boekingsdatum en ruim 20 mails verder. Op verzoek kunnen wij u graag alle mails toe laten komen.”

Bij een eerdere e-mail heeft de ondernemer de consument al het volgende laten weten: “Wij zullen de rekening dan ook niet kwijtschelden. Er kan een betalingsregeling worden getroffen van 4 termijnen ingaand per 15-12-22. Mocht u hiervan gebruik willen maken dan vernemen wij dit graag.”

Beoordeling van het geschil
1. Omdat [DOCHTER] ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst minderjarig was en het aangaan van de overeenkomst niet een rechtshandeling betrof ten aanzien waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van 16 jaar oud (de leeftijd van [DOCHTER] in maart 2022) die zelfstandig verrichten, behoefde zij op grond van het bepaalde in artikel 1:234 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) toestemming van haar wettelijk vertegenwoordiger (haar moeder) voor het aangaan van de overeenkomst en is de overeenkomst op grond van artikel 3:32 lid 2 BW vernietigbaar als die toestemming ontbreekt. Nu de ondernemer niet heeft betwist dat de toestemming van de moeder voor de door de dochter geboekte overeenkomst ontbrak, is de conclusie dat moeder de overeenkomst bij brief van 18 november 2022 terecht heeft vernietigd.

2. Misschien zou onder omstandigheden aan moeder verweten kunnen worden onjuist gebruik gemaakt te hebben van het recht de vernietiging in te roepen, maar daarvan is in dit geval naar het oordeel van de commissie geen sprake. Moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken aangevoerd dat alle correspondentie vanuit de ondernemer met dochter via het eigen e-mailadres van dochter liep. De ondernemer heeft nooit brieven gestuurd aan het adres van haar dochter, ook niet na de No-Show in augustus 2022. Waren er wel brieven op haar adres binnen gekomen, dan was moeder er wellicht eerder achter gekomen dat er iets speelde. Nu heeft haar dochter haar pas medio november 2022 van de kwestie op de hoogte gebracht, omdat de mailtjes van de ondernemer maar bleven komen. Al die eerdere mailtjes van de ondernemer heeft de dochter verwijderd, omdat de dochter naar eigen zeggen dacht dat het spam was, aldus moeder.

Met het bovenstaande kan niet geoordeeld worden dat moeder redelijkerwijs eerder dan medio november 2022 op de hoogte had kunnen zijn van de overeenkomst die haar dochter zonder haar toestemming met de ondernemer had gesloten. De conclusie is dan ook dat moeder niet eerder had kunnen/moeten ingrijpen dan zij gedaan heeft.

3. Met de terechte vernietiging van de overeenkomst door de moeder, wordt de overeenkomst geacht nooit te hebben bestaan. De voor de overeenkomst door de ondernemer in rekening gebrachte prijs van € 389,60 hoeft dan ook niet betaald te worden en de klacht is in zoverre gegrond. Dit brengt tevens met zich mee dat de ondernemer het klachtengeld van € 52,50 aan de consument moet vergoeden en dat hij behandelingskosten aan de commissie verschuldigd is.

4. Daaraan voegt de commissie nog het volgende toe. Het bovenstaande neemt niet weg dat [DOCHTER] zelf jegens de ondernemer misschien wel aansprakelijk kan zijn uit hoofde van een onrechtmatige daad. Maar of dat het geval is en zo ja welk schadebedrag dan door haar betaald zou moeten worden, is een zaak die de ondernemer desgewenst aan de kantonrechter kan voorleggen.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 aan de consument te vergoeden in verband met het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Het door de consument gestorte depotbedrag van € 369,80 kan aan de consument terugbetaald worden, omdat zij dat uit de nietige overeenkomst voortvloeiende bedrag niet hoeft te betalen aan de ondernemer.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, mr. M. de Rooij-Slager en drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 17 april 2023.