Misleiding omtrent intrekkingskosten door makelaar

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Dienstverlening / Kosten    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 193227/206701

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In deze zaak trok een consument aanvankelijk per e-mail de opdracht aan de makelaar in, maar heroverwoog dit nadat de makelaar hem confronteerde met vermeende intrekkingskosten van € 749,-. Hoewel de bemiddelingsovereenkomst toen werd voortgezet, trok de consument de opdracht later opnieuw in vanwege ontevredenheid over de dienstverlening, waarbij hij vervolgens een andere makelaar inschakelde. De makelaar eiste nadien alsnog de overeengekomen vergoeding van € 1.999,- op. De commissie erkent dat de initiële mededeling van de makelaar, betreffende intrekkingskosten, onjuist was. De consument deed terecht een beroep op artikel 6:230o BW, waarin het recht op ontbinding binnen 14 dagen is vastgelegd. De commissie oordeelt dat de wettelijk voorgeschreven consumentenbescherming, zoals opgenomen in artikel 6:230o BW, betekent dat de consument ook de werkzaamheden na de eerste intrekking niet hoeft te vergoeden. Hij werd immers misleid door de makelaar betreffende de intrekkingskosten, die in strijd waren met de wet. Om die reden is de opdracht voortgezet. Het toekennen van loon voor de verrichte werkzaamheden zou in strijd zijn met de wettelijke bescherming van consumenten bij op afstand gesloten overeenkomsten. Daarom is de consument geen courtage verschuldigd. De klacht wordt gegrond verklaard.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Op 9 juni 2022 is tussen partijen een opdracht tot bemiddeling tot stand gekomen met betrekking tot de
verkoop van de woning van de consument. De consument heeft per e-mail van 21 juni 2022 de opdracht
ingetrokken. De consument is op deze intrekking teruggekomen nadat de makelaar hem mededeelde dat
hij € 750,– aan intrekkingskosten zou zijn verschuldigd. De bemiddelingsovereenkomst is toen uitgevoerd,
maar de consument heeft de opdracht enige tijd later opnieuw ingetrokken, omdat hij ontevreden was over
de kwaliteit van de dienstverlening. Daarna heeft de consument een andere makelaar ingeschakeld. In de
opdracht is in artikel 2 vermeld dat, kort gezegd, nadat de woning op Funda is gepubliceerd de consument
bij intrekking recht heeft op een vergoeding van € 1.999,–. Na de tweede intrekking maakt de makelaar
daarop aanspraak. De consument wil het bedrag van € 1.999,– (factuur van 18 oktober 2022) niet betalen.
Dit bedrag heeft hij in depot bij de commissie gestort. Ook wil hij € 10.000,– schadevergoeding, omdat
vanwege de nalatigheid van de makelaar zijn woning voor een te lage koopprijs is verkocht.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het
standpunt op het volgende neer.

De opdracht tot bemiddeling is digitaal tot stand gekomen. De consument stelt binnen de bedenktijd,
althans in elk geval toen de makelaar nog geen werkzaamheden had verricht, de opdracht te hebben
ingetrokken, namelijk op 21 juni 2022. Dat bleek volgens de makelaar alleen mogelijk te zijn als hij € 750,–
aan intrekkingskosten zou betalen. Dat schrok de consument af, zodat hij toch door is gegaan met de
makelaar. Uiteindelijk heeft de consument besloten de opdracht in te trekken. Hij was ontevreden over de
kwaliteit van dienstverlening. Verder stelt de consument dat de eerste intrekking ten onrechte is geweigerd
door de makelaar zodat hij niets is verschuldigd.

Standpunt van de makelaar
Voor het standpunt van de makelaar verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.

De werkzaamheden zijn naar behoren uitgevoerd en de intrekkingskosten zijn overeengekomen in de
opdracht. Daarom moeten de intrekkingskosten worden betaald.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument verwijst naar artikel 6:230o van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Daarin is vermeld dat
binnen 14 dagen de consument de overeenkomst kan ontbinden. Dat heeft de consument op 21 juni 2022
per e-mail op ondubbelzinnige wijze (lid 3 van voormeld artikel) gedaan met als reden dat de fotograaf die
de foto’s voor de presentatie op Funda zou maken ziek bleek en hij, zo begrijpt de commissie, het allemaal
niet vond opschieten. Toen heeft de makelaar te kennen gegeven dat aan de consument € 749,– in
rekening zou worden gebracht waarbij hij een beroep heeft gedaan op het volgende beding in de opdracht:
“In het geval dat de opdracht wordt ingetrokken vóór publicatie op Funda heeft [makelaar] recht op een
vergoeding van €749,-.” De commissie concludeert dat dit niet mogelijk is: de consument trekt de opdracht
op ondubbelzinnige wijze in binnen de wettelijke termijn en dus heeft de makelaar geen recht op dit bedrag.
De makelaar wijst er nog op dat de consument in de opdracht expliciet heeft ingestemd af te zien van de
bedenktijd en de makelaar verzoekt direct met zijn werkzaamheden te beginnen. De consument heeft het
daartoe bestemde vakje aangevinkt en daarna zijn handtekening gezet. Dit argument gaat echter niet op
want dit is niet een van de toegestane uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 6:230p BW. De voor deze
zaak relevante uitzondering ziet erop dat van de intrekkingstermijn kan worden afgezien als de makelaar
zijn werkzaamheden voltooit binnen de ontbindingstermijn en duidelijk is dat dit niet het geval is. In dit
verband is relevant dat de makelaar niet uitlegt aan de hand van een chronologisch overzicht wat er wel is
gebeurd (de consument stelt uitsluitend dat een telefoongesprek is gevoerd) terwijl duidelijk is dat de
consument het te traag vond gaan (hij moest te lang wachten op de foto’s omdat de fotograaf ziek werd).
De consument is teruggekomen op de intrekking nadat hij begreep dat hij € 749,– aan intrekkingskosten
zou moeten betalen. Daarna hebben partijen de samenwerking gecontinueerd en heeft de consument
uiteindelijk de opdracht definitief ingetrokken, omdat hij ontevreden was over de kwaliteit van
dienstverlening. De commissie is van oordeel dat de door de Europese wetgever voorgeschreven
consumentenbescherming, die onder andere is geïncorporeerd in voormeld wetsartikel, inhoudt dat de
consument ook de werkzaamheden van na de eerste intrekking niet hoeft te betalen. De consument is
immers op het verkeerde been gezet door de mededeling van de makelaar dat hij € 749,– bij intrekking was
verschuldigd, terwijl dit in strijd was met de wet. Enkel en alleen om die reden is de opdracht voortgezet.

Toewijzing van loon over de door de makelaar verrichte werkzaamheden zou in strijd zijn met de
bescherming die de wet aan consumenten die overeenkomsten op afstand aangaan beoogt te geven.

Daarom is de consument in het geheel geen courtage verschuldigd aan de consument.

Omdat de consument blijkens het vragenformulier bereid is € 500,– te betalen voor de werkzaamheden van
de makelaar zal de commissie dit bedrag aan de makelaar toewijzen.

De commissie ziet geen aanleiding om de door de consument verzochte schadevergoeding toe te kennen.
De consument stelt dat door de vertraging een lagere koopsom is gerealiseerd, maar dat is onvoldoende
toegelicht door de consument en dus niet komen vast te staan. Zo ontbreken de koopovereenkomst en de
transportakte van de woning zodat de makelaar zich daartegen onvoldoende kan verweren en de
commissie de argumenten van de consument dus niet kan toetsen.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing
De klacht is gegrond. Het door de consument verlangde wordt deels toegewezen. De gevorderde
schadevergoeding wordt afgewezen.

Van het in depot gestorte bedrag van € 1.999,– moet € 500,–, aan de makelaar worden uitbetaald en de
rest aan de consument worden terugbetaald. De makelaar moet het door de consument betaalde bedrag
van € 77,50 aan behandelingskosten aan de consument vergoeden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, bestaande uit de heer mr. A.J.J. van Rijen,
voorzitter, de heer mr. J.J. Hendrikse, mevrouw drs. W. Nienhuis, leden, op 20 juni 2023.