Navordering als gevolg van achteraf onjuist gebleken standen wordt beperkt tot drie jaar, ongeacht de omstandigheid dat de ondernemer mogelijk wel heeft getracht de meterstanden op te nemen

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Jaarafrekening    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 60243

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door de ondernemer op de aanvullende nota van 16 juni 2011 in rekening gebrachte bedragen wegens het verbruik van energie. De consument heeft een bedrag van € 233,44 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft op 30 juni 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument maakt bezwaar tegen de op de aanvullende nota van 16 juni 2011 gehanteerde meterstanden. De meterstanden vanaf 2006 tot en met 2010 zijn te hoog geschat. De consument vraagt zich af waarom de meterstanden nooit zijn opgenomen en wat de ondernemer heeft gedaan met de door haar ingestuurde meterstandenkaarten. Op 18 juni 2011 is de meter vervangen. De monteur van de ondernemer heeft de meterstand opgenomen zonder de consument in de gelegenheid te stellen deze te noteren. De nota heeft ten onrechte betrekking op een periode langer dan 3 jaar geleden. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De consument werk overdag en is om die reden dan niet thuis. De consument begrijpt niet waarom de ondernemer met haar geen afspraak heeft gemaakt om de meter op te nemen. Ook begrijpt zij niet waarom de ondernemer haar niet laat weten dat de meterstandenkaart onjuist is ingevuld. De consument verkeert in de veronderstelling dat haar meter op afstand afleesbaar is.   De consument is verhuisd naar het adres [adresgegevens]. Kennelijk heeft zij om die reden het verweer van de ondernemer niet ontvangen.   De consument heeft van de ondernemer een eindnota ontvangen met daarop een zeer gering bij te betalen bedrag. Zij begrijpt niet dat de ondernemer stelt dat er nog een openstaand bedrag is van
€ 362,01.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft vanaf 2003 elk jaar pogingen gedaan om de meterstanden op te nemen. Vanaf 2006 is de ondernemer jaarlijks twee maal aan de deur van de consument geweest. Bij de tweede keer wordt een door de consument in te vullen meterkaart achtergelaten. De kaarten zijn vaak onvolledig ingevuld en te laat door de ondernemer ontvangen. Als gevolg hiervan zijn de jaarnota’s vanaf 2006 gebaseerd op geschatte standen.   Op 8 juni 2011 zijn de warmtemeter en de meter voor warm tapwater vervangen door een nieuwe warmtemeter en een warmtewisselaar. Helaas heeft de monteur verzuimd de monteur te laten tekenen op de werkbon. De meters zijn nog beschikbaar voor nader onderzoek.   Met de op 8 juni 2011 opgenomen meterstanden is het verbruik herleid per 15 februari 2011. De op de aanvullende nota opgenomen geschatte standen zijn aldus gebaseerd op de opgenomen stand per 8 juni 2011. De navordering betreft slechts warm tapwater. Bij de navordering is rekening gehouden met een verjaringstermijn van 5 jaar. De ondernemer is van mening dat zij over deze periode mag terugvorderen nu zij jaarlijks pogingen heeft gedaan om de standen op te nemen, maar daartoe niet in staat is gesteld. Door de te late, onvolledige en onjuiste opgave van de meterstanden voor warm tapwater heeft de ondernemer niet eerder het verbruik kunnen vaststellen. Om die reden dient de [naam methode]-methode buiten toepassing te blijven.   Het openstaande saldo per 30 augustus 2011 bedraagt € 302,44. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De ondernemer heeft zijn best gedaan om de standen te kunnen opnemen. De meteropnemers lopen vaste rondes. Op dit moment bedraagt het openstaande saldo € 362,01. De eindnota kan de ondernemer niet tonen. Uit het overzicht bij het verweerschrift blijkt dat een termijn van € 69,– onbetaald is gelaten. De ondernemer blijft bij het standpunt dat aan haar niet kan worden toegerekend dat er lange tijd geen meteropname heeft plaatsgevonden.   Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen. Het voorliggende geschil betreft de vraag naar de toepasselijkheid van de methode [naam methode] dan wel de toepasselijkheid van de verjaringstermijn van 5 jaar bij de terugvordering wegens niet in rekening gebracht verbruik van warm tapwater.   In deze zaak staat vast dat vanaf 2003 tot 8 juni 2011 de betreffende meter door de ondernemer niet is opgenomen.   De ondernemer stelt jaarlijks meerdere pogingen te hebben gedaan om de meterstand op te kunnen nemen, maar daarin niet te zijn geslaagd. De consument heeft de achtergelaten meterstandenkaarten onvolledig en onjuist ingevuld en vaak te laat ingestuurd.   De consument geeft daartegenover aan dat zij overdag niet thuis is en dat de ondernemer nooit de moeite heeft genomen om met haar een afspraak te maken om de meter op te nemen. Ook heeft de ondernemer nooit gereageerd op de onjuist of onvolledig ingevulde kaarten.   De commissie volgt in deze het standpunt van de consument.   De commissie is van mening dat het risico van het niet regelmatig opnemen van de meterstanden door een meteropnemer niet geheel bij de consument behoort te liggen. Om die reden dient een navordering als gevolg van achteraf onjuist gebleken standen te worden beperkt tot drie jaar. Dit betekent dat de meterstanden tenminste één maal in de drie jaar door de ondernemer moeten worden opgenomen. Tussen geschatte standen en door de consument zelf opgegeven standen wordt niet onderscheiden.   De omstandigheid dat de ondernemer mogelijk wel heeft getracht de meterstanden op te nemen maakt dit niet anders. Te meer niet nu niet is gebleken dat de ondernemer heeft gepoogd om met de consument een afspraak daartoe te maken, noch aannemelijk heeft gemaakt de consument ook buiten de gebruikelijke kantooruren te hebben bezocht.   In dit geschil doet de consument naar het oordeel van de commissie terecht een beroep op de hiervoor in het kort omschreven [naam methode]-methode.   Dit brengt mee dat de consument gehouden is om 3/5 van het bedrag van € 233,44 aan de ondernemer te voldoen.   Dit laat overigens onverlet dat de consument gehouden is de door haar verschuldigde voorschotbedragen en de uit hoofde van de eindnota verschuldigde aan de ondernemer te voldoen.    Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing   De consument betaalt aan de ondernemer een bedrag van € 140,06.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. De ondernemer ontvangt een bedrag van € 140,06 minus € 25,– = € 125,06. De consument ontvangt een bedrag van € 93,38 + € 25,– = € 118,38.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 17 november 2011.