Commissie: Kinderopvang
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
166610/170238
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft een valincident van de dochter van consument op de opvanglocatie waarna de plaatsingsovereenkomst door de consument is opgezegd, omdat hij gelet op handelen van de ondernemer geen vertrouwen meer in de ondernemer heeft.
De ondernemer beroept zich erop dat de consument de klacht niet eerst bij de ondernemer heeft ingediend en daarom op grond van het reglement van de Geschillencommissie niet ontvangen moet worden in zijn klacht.
De commissie constateert dat de consument gelijktijdig zowel een klacht heeft ingediend bij de ondernemer als bij de Geschillencommissie. De ondernemer heeft aangegeven dat de klacht intern nog niet is behandeld. Dat is niet weersproken door de consument. De commissie is daarom van oordeel dat de consument eerst de interne klachtenprocedure van de ondernemer had moeten doorlopen voordat hij een klacht bij de Geschillencommissie kon indienen. Nu de ondernemer een beroep doet op de niet-ontvankelijkheid zal de commissie de consument niet ontvangen in zijn klacht.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een incident op de opvanglocatie waarna de plaatsingsovereenkomst door de consument is opgezegd.
Standpunt van consument
Voor het standpunt van consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument voert aan dat het kind op 28 maart 2022 toen het kind werd opgehaald door de moeder aangetroffen werd met een bult op zijn voorhoofd, een beschadigde neus en een schaafwond op zijn lip. Het kind zou volgens de ondernemer gevallen zijn over een opstapje bij de deur en op betonnen stoeptegels terecht zijn gekomen. Bij het kind zijn verder geen verwondingen aangetroffen op bijvoorbeeld handen en knieën, hetgeen erop wijst dat het kind vol op zijn gezicht is gevallen. Er is door de ondernemer niet onmiddellijk contact gezocht met de consument. De consument is diezelfde dag in gesprek gegaan met de pedagogisch medewerkers ter plaatse en uit dat gesprek volgt dat geen contact opgenomen is met een arts en het incident evenmin is gemeld bij de leidinggevende van de ondernemer. Uit dat gesprek blijkt ook dat het kind na het incident is gaan slapen, hetgeen een risico op een hersenbloeding geeft.
De consument voert verder aan dat de ondernemer op grond van artikel 1.49 van de Wet Kinderopvang een veilige en gezonde omgeving moet bieden aan de kinderen die opgevangen worden.
De consument heeft gelet op het voorgaande geen vertrouwen meer in de ondernemer en heeft de plaatsingsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd.
De consument stelt de ondernemer aansprakelijk voor de schade die geleden is en de nog te lijden schade als gevolg van het incident en de daarmee verband houdende kosten.
De consument verzoekt financiële compensatie voor de fysieke en mentale schade aan het kind, voor de nazorg die de consument heeft moeten leveren en in verband met het opzeggen van de plaatsingsovereenkomst. De consument verzoekt tevens dat de ondernemer alle voorzorgsmaatregelen treft om een gebeurtenis als hier aan de orde te voorkomen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer beroept zich primair op artikel 6 van het Reglement van de Geschillencommissie Kinderopvang aangezien de consument de klacht niet eerst bij de ondernemer heeft ingediend. Voorts wijst de ondernemer in dit kader op artikel 20 lid 2 van de Algemene voorwaarden behorende bij de plaatsingsovereenkomst. De ondernemer verzoekt de commissie de consument niet te ontvangen in de klacht.
De ondernemer stelt dat de consument ook op grond van artikel 5 onder a niet ontvangen kan worden in de klacht, aangezien de consument verzoekt om financiële compensatie voor letselschade.
De ondernemer voert aan dat op 28 maart 2022 een vervelende situatie heeft voorgedaan. Een van de pedagogisch medewerkers liep naar binnen om een doekje te pakken en is vergeten de deur af te sluiten. Het kind is vervolgens naar buiten gegaan. Wat er vervolgens exact is gebeurd is niet duidelijk. Desbetreffende medewerker hoorde het kind huilen. Zij trof het kind op de grond aan met een schaafwond op zijn neus en lip. Het kind is mee naar binnen genomen en verzorgd door andere medewerkers van de ondernemer. Deze medewerkers beschikken over een EHBO-diploma en hebben de inschatting gemaakt dat het kind in orde was.
De volgende dag heeft de leidinggevende van het kinderdagverblijf contact opgenomen met de consument en geïnformeerd naar het kind. Het zou naar omstandigheden goed gaan. De leidinggevende heeft nogmaals excuses aangeboden. Op 29 maart 2022 is de interne klacht ingediend door de consument waarop de ondernemer dezelfde dag nog heeft gereageerd.
De ondernemer betreurt dat het kind zonder toezicht de deur uit heeft kunnen lopen en ten val is gekomen. De medewerkers dienen alert te zijn, maar het blijft mensenwerk en ongevallen kunnen gebeuren. Dit is echter geen excuus om de consument niet direct in te lichten en de leidinggevende niet te informeren. Dit is ook niet in overeenstemming met de standaard werkwijze van de ondernemer.
De ondernemer is van oordeel dat het verzoek tot financiële compensatie voor de nazorg dient te worden afgewezen, omdat enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De ondernemer heeft te kennen gegeven dat de plek waar het kind naar buiten is gegaan is onderzocht, de GGD de locatie in orde heeft bevonden, de protocollen nogmaals onder de aandacht van de medewerkers zijn gebracht. De ondernemer heeft bovendien van de medewerkers die betrokken waren bij het incident afscheid genomen. De ondernemer is er gelet op het voorgaande van overtuigd dat een dergelijk incident niet meer zal plaatsvinden.
De ondernemer heeft begrip voor het feit dat de consument aangaf onvoldoende vertrouwen in de ondernemer te hebben en heeft het verzoek tot onmiddellijke beëindiging van de plaatsingsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn ingewilligd.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
In artikel 20 van de Algemene Voorwaarden, behorende bij de opvangovereenkomst staat het volgende:
- Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de Ouder zijn klacht eerst bij de Ondernemer heeft ingediend.
- Leidt de klacht niet tot een oplossing dan moet het geschil binnen 12 maanden na de datum waarop de Ouder de klacht bij de Ondernemer indiende, schriftelijk of in een andere door de Geschillencommissie te bepalen vorm bij deze commissie aanhangig worden gemaakt.
De commissie constateert dat de consument gelijktijdig zowel een klacht heeft ingediend bij de ondernemer als bij de Geschillencommissie. De ondernemer heeft gesteld dat de klacht intern nog niet is behandeld, hetgeen door de consument niet is weersproken. De commissie is derhalve van oordeel dat de consument eerst de interne klachtenprocedure moet doorlopen alvorens een klacht bij de Geschillencommissie wordt ingediend. Nu de ondernemer een beroep doet op de niet-ontvankelijkheid zal de commissie de consument niet ontvangen in zijn klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de consument niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, (plaatsvervangend) secretaris, op 20 oktober 2022.