Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
190696/191666
De uitspraak:
Waar gaat het geschil over?
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer adequaat heeft gehandeld nadat zich twee bijtincidenten hebben voorgedaan tijdens de opvang van het kind van de consument. Volgens de consument was sprake van te weinig toezicht en veel personeelswisselingen. De consument wenst een schadevergoeding vanwege nalatigheid en tekortschietend toezicht door de ondernemer. De ondernemer is van mening op veilige wijze kinderopvang te hebben geboden en dat adequaat, proactief en zorgvuldig is gehandeld als gevolg van de bijtincidenten. De vraag die in dit geschil centraal staat is of de ondernemer als gevolg van de bijtincidenten verwijtbaar heeft gehandeld. Bijtgedrag onder peuters is niet per se verwijtbaar aan de ondernemer, ook niet als het niet is waargenomen. Het enkele feit dat er gebeten is, hoe vervelend dat ook is, maakt niet dat de ondernemer is tekortgeschoten in toezicht of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld. De commissie kan op basis van de beschikbare informatie niet tot de conclusie komen dat de ondernemer verwijtbaar heeft gehandeld in de nasleep van de bijtincidenten. De ondernemer heeft de beide incidenten conform de richtlijn van de ondernemer gemeld. Daarnaast heeft de ondernemer zich coulant getoond door geen opzegtermijn te hanteren en de resterende maandkosten van de niet-genoten opvangdagen na de opzegging van de overeenkomst terug te storten. De commissie merkt daarnaast nog op dat de garantie van vast personeel in de kinderopvang in deze tijd van krapte op de arbeidsmarkt niet altijd kan worden gegeven. De commissie komt tot de conclusie dat de ondernemer na de bijtincidenten adequaat heeft gehandeld. De klacht is dan ook ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer adequaat heeft gehandeld nadat zich twee bijtincidenten hebben voorgedaan tijdens de opvang van het kind van de consument.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Het kind van de consument is in september 2022 twee keer gebeten door een ander kind op de opvang. Al na het eerste bijtincident kreeg de consument het gevoel dat de ondernemer onvoldoende heeft ondernomen naar aanleiding van het incident. Het was verder voor de consument onduidelijk of de ouders van het kind dat zijn kind had gebeten, door de ondernemer waren geïnformeerd.
Volgens de consument was sprake van te weinig toezicht en veel personeelswisselingen. Ook andere zaken waren volgens de consument niet op orde, zoals de informatie over de dag, de luiers die de consument mee had gegeven en wat het kind van de consument wel en niet mocht eten. Volgens de consument heeft de vestigingsmanager gezegd dat meerdere zaken niet zouden kloppen in de organisatie en dat de buitenruimte nodig onder handen genomen moest worden.
De consument moest zelf met een plan van aanpak komen om de situatie ten aanzien van de bijtincidenten op te lossen. De consument wilde graag vaste leidsters en een pedagogisch expert die de opvang goed zou begeleiden. Volgens de consument mocht hij, indien zijn kind weer bij de ondernemer opgevangen zou worden, niet met de leidsters over de bijtincidenten praten. Omdat de consument geen vertrouwen had in het plan van aanpak van de ondernemer, heeft hij op 2 oktober 2022 de opvangovereenkomst opgezegd.
De ondernemer heeft daarnaast volgens de consument op geen enkele wijze oprechte interesse en zorg getoond voor zijn kind. Ter zitting heeft de consument medegedeeld dat zijn kind nog steeds gevolgen ondervindt van de bijtincidenten. Zo slaapt zij slechter en vertoont zij angstig gedrag. Ook heeft de ondernemer onvoldoende gevolg gegeven aan de signalen van de consument. Wisselen van opvangvestiging was volgens de ondernemer geen oplossing.
Samengevat klaagt de consument over nalatigheid in het toezicht, de kwaliteit van dienstverlening en het ontbreken van een proactieve houding met betrekking tot de bijtincidenten. De consument wenst alle kosten terug vanaf het moment dat zijn kind naar de peutergroep is gegaan (periode juli tot en met half september). Ter zitting heeft de consument toegelicht dat zijn kind in de maand augustus vaak thuis is gebleven, waardoor tegoed is opgebouwd maar dit tegoed heeft de consument niet kunnen inzetten. Daarnaast heeft de consument in de tweede helft van september als gevolg van de incidenten geen opvang gehad, daardoor veel thuis moeten werken en ook een gedragstherapeut moeten inzetten voor zijn kind. Ter compensatie van deze kosten wenst de consument de opvangkosten van de periode juli tot en met half september terug.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer erkent dat het kind van de consument in korte tijd tweemaal is gebeten door een ander kind, maar stelt zich ook op het standpunt dat bijtgedrag bij kinderen van deze leeftijd niet ongewoon is. De ondernemer betwist ten aanzien van de bijtincidenten nalatig gehandeld te hebben. Weliswaar is het eerste incident niet opgemerkt door de ondernemer, maar dat kwam doordat geen fysieke reactie bij het kind van de consument is waargenomen (bijvoorbeeld huilen). Het tweede bijtincident vond plaats toen de moeder van het kind ook aanwezig was bij de ondernemer. Ten aanzien van dit incident was, in tegenstelling tot het eerste bijtincident, bekend welk kind het kind van de consument heeft gebeten en zijn de desbetreffende ouders diezelfde dag daarover ingelicht.
Hoewel ook de ondernemer te maken heeft met personeelswisselingen, voert de ondernemer aan altijd te hebben gewaarborgd dat een vaste pedagogisch medewerker op de opvanggroep aanwezig is. Dit was ten tijde van beide bijtincidenten ook het geval. Ook is de ondernemer van mening wel degelijk interesse te hebben getoond. Naar aanleiding van beide incidenten is meermaals (zowel in persoon als telefonisch) contact opgenomen met de consument en de moeder van zijn kind.
Dat andere zaken niet op orde zouden zijn geweest, betwist de ondernemer en dit heeft de vestigingsmanager ook nooit beweerd of willen beweren. Wel onderkent de ondernemer dat de informatieverstrekking richting de consument ten aanzien van de overdracht van de dreumesgroep naar de peutergroep beter had gekund.
De ondernemer betwist dat de consument zelf een plan van aanpak moest aanleveren. Omdat de consument meerdere vragen had, is de consument verzocht deze vragen op papier aan te leveren. Het plan van aanpak is pas na ontvangst van deze vragen aan de consument verstuurd. Het inzetten van een pedagogisch expert heeft de ondernemer niet nodig geacht, omdat deze slechts wordt ingezet indien sprake is van een kind dat frequent bijt, wat in deze niet het geval was. De ondernemer heeft er verder voor gekozen om niet tegemoet te komen aan de wens van de consument om nog apart met de pedagogisch medewerkers in gesprek te gaan over de incidenten. Volgens de ondernemer is de vestigingsmanager namelijk verantwoordelijk voor het team.
De ondernemer is van mening op veilige wijze kinderopvang te hebben geboden en dat adequaat, proactief en zorgvuldig is gehandeld als gevolg van de bijtincidenten. De ondernemer is het oneens met de wens van de consument om de opvangkosten voor de maanden juli tot en met half september terug te krijgen. De consument heeft in die periode immers op gebruikelijke wijze gebruik gemaakt van de opvang. Bovendien is de ondernemer de consument tegemoet gekomen door het direct stopzetten van het opvangcontract zonder opzegtermijn te hanteren. Daarbij zijn de dagen dat het kind van de consument niet gekomen is naar aanleiding van de incidenten ook gecompenseerd aan de consument.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat twee bijtincidenten hebben plaatsgevonden ten tijde dat het kind van de consument opvang genoot bij de ondernemer. De materiële wens van de consument tot schadevergoeding die uit deze incidenten volgt staat echter wel ter discussie. De consument wenst een schadevergoeding vanwege nalatigheid en tekortschietend toezicht door de ondernemer. De ondernemer is van mening adequaat te hebben gehandeld.
Ter zitting heeft de consument nog nieuwe klachtonderdelen aangedragen, zoals het niet bekend zijn van de ondernemer met de specifieke (medische) behoeften van zijn kind. Deze klachtonderdelen zijn echter geen onderdeel van de oorspronkelijke klacht zoals door de consument ingediend op het vragenformulier en worden daarom niet meegenomen in de beoordeling door de commissie.
De commissie begrijpt dat de consument is geschrokken van de bijtincidenten, maar merkt wel op dat het ontstaan van letsel als gevolg van interacties tussen kinderen (zeker op de leeftijd van het kind van de consument) zowel in de thuissituatie als in de opvangsituatie niet altijd kan worden vermeden. De vraag die in dit geschil centraal staat is of de ondernemer als gevolg van de bijtincidenten verwijtbaar heeft gehandeld.
Naar het oordeel van de commissie is dit niet het geval. Allereerst is bijtgedrag onder peuters niet per se verwijtbaar aan de ondernemer. Dat is niet anders nu het eerste incident niet is waargenomen. Het enkele feit dat er gebeten is, hoe vervelend dat ook is, maakt niet dat de ondernemer is tekortgeschoten in toezicht of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld De consument heeft de verwijtbaarheid van het handelen in het licht van de gemotiveerde betwisting van de ondernemer in dat opzicht onvoldoende gemotiveerd. Hoewel onduidelijkheid bestaat over het bestaan van een protocol van de ondernemer ten aanzien van bijtincidenten, kan de commissie op basis van de beschikbare informatie evenmin tot de conclusie komen dat de ondernemer verwijtbaar heeft gehandeld in de nasleep van de bijtincidenten. Ook is uit de overgelegde tijdlijn gebleken dat de ondernemer de beide incidenten conform de richtlijn van de ondernemer heeft gemeld. Daarnaast heeft de ondernemer zich coulant getoond door geen opzegtermijn te hanteren en de resterende maandkosten van de niet-genoten opvangdagen na de opzegging van de overeenkomst terug te storten. De commissie merkt in zijn algemeenheid nog op dat de garantie van vast personeel op de kinderopvang in deze tijd van krapte op de arbeidsmarkt niet altijd kan worden gegeven.
Al het bovenstaande overwegend, concludeert de commissie dat de ondernemer na de bijtincidenten adequaat heeft gehandeld. De klacht is ongegrond en daarmee komt de commissie niet toe aan de vordering tot schadevergoeding van de consument.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 10 februari 2023.