Niet vast te stellen of de longembolie of het overlijden van de cliënt, veroorzaakt zijn door de aanvankelijk te hoge dosering psychofarmaca

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Causaliteit    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110764

De uitspraak:

In het geschil tussen

Klaagster en VUmc, gevestigd te Amsterdam (verder te noemen: het ziekenhuis)

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De commissie heeft geen zitting gehouden, omdat partijen te kennen hebben gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de handelwijze van het ziekenhuis bij de behandeling van [patiënt].

Standpunt van de cliënt

De klacht is door klaagster slechts zeer summier, in het klachtenformulier, aan de commissie uiteengezet. De commissie interpreteert de klacht voor zover nodig aan de hand van de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van klaagster kennelijk op het volgende neer.

Klaagster is de zuster van wijlen [patiënt] (hierna te noemen: de patiënt). De patiënt is tientallen jaren bekend geweest met een bipolaire stoornis. Ter behandeling hiervan is hij behandeld met lithium, onder controle van de huisarts. De behandeling met lithium is afgebouwd met als doel deze te vervangen door behandeling met Depakine. De patiënt is in dit proces manisch-psychotisch ontregeld. Aanvullende behandeling met Olanzapine en Bezondiazepine is ingezet om de patiënt te stabiliseren. Op 26 september 2015 is de patiënt opgenomen in het VUmc in verband met pneumonie. Volgens klaagster heeft het ziekenhuis vervolgens medisch onjuist gehandeld, waardoor de patiënt is overleden. De onjuiste behandeling bestaat erin dat te hoge doses medicatie (psychofarmaca) zijn toegediend. Er is niet goed gecommuniceerd tussen de verschillende hulpverleners en de familie. Het ziekenhuis heeft onvoldoende gedaan met de door de patiënt en de familie gegeven signalen. De reactie van de raad van bestuur van het ziekenhuis naar aanleiding van de uitspraak van de klachtencommissie van het ziekenhuis is onvoldoende. De foute behandeling heeft grote schade teweeggebracht. Het verlies van de familie is groot, door het gemis van de patiënt, zowel in emotioneel als financieel opzicht (verlies van inkomen). Daarnaast is het vertrouwen van de familie in het ziekenhuis geschaad. De geleden schade wordt door klaagster gesteld op een bedrag van € 15.000,–. Verder stelt klaagster in het klachtenformulier dat zij (en de overige familieleden) door de klachtencommissie in het gelijk zijn gesteld en dat het enige punt dat niet behandeld is, de medicamenteuze behandeling en het gevolg daarvan betreft.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van het ziekenhuis, voor zover thans van belang, op het volgende neer.

Het ziekenhuis komt tot de conclusie met de gegrond geoordeelde klachtaspecten door de klachtencommissie dat het bij de behandeling tijdens de opname van de patiënt in het ziekenhuis voor de familie heeft ontbroken aan duidelijkheid wie de verantwoordelijkheid droeg voor de psychiatrische zorg, dat het heeft ontbroken aan duidelijkheid omtrent wie de hoofdbehandelaar was en daarmee het aanspreekpunt en dat de familie zich niet gehoord heeft gevoeld en de door hen genoemde signalen niet (snel genoeg) werden opgepakt. Dit heeft ervoor gezorgd dat de familie het vertrouwen in het ziekenhuis kwijtraakte en dat de familie van mening is dat hierdoor de patiënt niet de juiste zorg heeft gehad en is overleden. Het ziekenhuis realiseert zich dat het overlijden van een naaste op zichzelf al voldoende verdriet in zich draagt, maar dat het door de ervaringen ter zake van het hiervoor geschetste voor de familie extra zwaar is. Het ziekenhuis heeft hiervoor zijn oprechte excuses aangeboden.

Bij deze aspecten die tot verbetermaatregelen hebben geleid en waarmee in de toekomst hopelijk voorkomen wordt dat patiënten en hun familie zich verloren voelen in hun zorg om de ziekte van de patiënt en zich niet gehoord voelen, is in de ziektegeschiedenis van de patiënt uitgebreid onderzoek gedaan naar de oorzaak van het fatale beloop en/of onzorgvuldig handelen hieraan mede debet is geweest. Het ziekenhuis is van mening dat het geschil zeer complex is, zowel wat betreft de ziektegeschiedenis als wat betreft de communicatie en de klachtenafhandeling. De neurologische klachten van de patiënt zijn relatief laat in het klinische beloop herkend. Het ziekenhuis heeft erkend dat de veronderstelling die de familie daaromtrent had, juist was, en dat een eerder volgen van deze veronderstelling mogelijk tot een eerdere verklaring van de neurologische klachten zou hebben kunnen leiden.

Volgens het ziekenhuis ligt nu aan de commissie voor dat de nabestaanden het ziekenhuis verwijten dat de patiënt is overleden aan het psychofarmacagebruik, dus aan depakine-encephalopathie. De patiënt was hiervan evenwel juist herstellende. De doodsoorzaak passend bij het klinisch beeld en de bevindingen van de onafhankelijk patholoog-anatoom is een recidief longembolie. De eerste doorgemaakte longembolie is door het ziekenhuis volgens de geldende richtlijnen behandeld. De anti-stolling was op de ochtend van het recidief adequaat. Onder adequate stolling, ook bij een hematologische maligniteit, is een recidief longembolie zeer zeldzaam, echter helaas wel mogelijk. De zienswijze van het ziekenhuis is dat het medisch handelen niet heeft geleid tot de dood van de patiënt. Het ziekenhuis betwist dat sprake is van verwijtbaar onzorgvuldig handelen jegens de patiënt en concludeert tot afwijzing van de klacht.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

Voor zover de klacht betrekking heeft op de bejegening en de communicatie door het ziekenhuis van de patiënt en de familie, zal de commissie klaagster hierin niet-ontvankelijk verklaren. Op deze punten is de zaak door de klachtencommissie van het ziekenhuis reeds afgedaan en alle klachten dienaangaande zijn gegrond verklaard. Bovendien heeft het ziekenhuis de gemaakt fouten erkend en heeft hiervoor zijn excuses aangeboden. De aanbevelingen van de klachtencommissie zijn voorts door het VUmc overgenomen en in het beleid geïmplementeerd. Zonder toelichting van klaagster, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom hierover nog een oordeel van de geschillencommissie wordt verlangd.

Voor zover wordt geklaagd over de reactie van het ziekenhuis op de uitspraak van de klachtencommissie, zal de klacht ongegrond worden verklaard, omdat dit deel van de klacht in het geheel niet is toegelicht.

De commissie dient verder de vraag te beantwoorden of verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de behandeling van de patiënt, die tot zijn dood hebben geleid, zoals voorgelegd door klaagster.
 
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. Daarbij geldt in het geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.

In retrospectie is waarschijnlijk inderdaad een te hoge dosering Depakine (valproïnezuur) toegediend die heeft geleid tot een encefalopathie. Dit heeft geleid tot neurologische klachten. Toen dit is geconstateerd is de dosering aangepast. Na het overlijden is de patiënt geobduceerd door een onafhankelijk patholoog in het AMC op verzoek van de familie. Deze omschrijft duidelijk de oorzaak van overlijden. De patholoog heeft een andere conclusie van overlijden dan de familie stelt. Hij concludeert dat de patiënt is overleden aan de gevolgen van een complex longbeeld met recidiverende longembolieën, longinfarcering en pneumonie met tevens systemische amyloïdose ten gevolge van plasmaceldyscrasie. Mede gelet op de conclusie van deze patholoog is niet aannemelijk dat de aanvankelijk te hoge dosering psychofarmaca in (oorzakelijk) verband staat met de longembolie of het overlijden van de patiënt. Reeds hierom dient dit laatste deel van de klacht ongegrond te worden verklaard.

Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

Beslissing

De commissie:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de bejegening en de communicatie door het ziekenhuis van de patiënt en de familie;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

wijst de door klaagster verlangde financiële vergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie op 21 augustus 2017.