Niet-weersproken vordering wordt toegewezen

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Betaling    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Verstek   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 140766/141849

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De advocaat heeft een zaak aanhangig gemaakt tegen de ondernemer, omdat de ondernemer de declaratie van de advocaat niet heeft voldaan. De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen bij de commissie. Nu de vordering niet is weersproken en deze niet ongegrond of overmatig overkomt, wordt de vordering toegewezen.

De uitspraak

Ondergetekende:
de heer mr. J. van der Groen te Wassenaar, die in het onderhavige geschil als arbiter optreedt, heeft het volgende vonnis gewezen.

Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiter berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de algemene voorwaarden behorend bij de opdrachtbevestiging d.d. 3 september 2021, waarbij is bepaald dat alle geschillen naar aanleiding van de totstandkoming en/of de uitvoering van de dienstverlening van verzoekster, inclusief alle declaratiegeschillen, worden beslecht door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).

Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voor zover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door verzoekster aan de verweerster verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur zakelijk (hierna: de commissie).

De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement zal de voorzitter van de commissie beslissen als goede persoon naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van verzoekster hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Als plaats van arbitrage is ’s-Gravenhage vastgesteld.

Verloop van de procedure
Op 2 december 2021 heeft verzoekster door middel van een verzoekschrift tot arbitrage een geschil aanhangig gemaakt tegen verweerster, welk verzoekschrift de commissie op 3 december 2021 heeft ontvangen.

Verzoekster heeft onder meer een afschrift overgelegd van haar declaratie van 15 oktober 2021 die verweerster – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – onbetaald heeft gelaten, reden waarom verzoekster op grond van de in de opdrachtbevestiging opgenomen klachten- en geschillenregeling Advocatuur deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie.

Verzoekster verzoekt de commissie verweerster te veroordelen aan haar te betalen een bedrag groot € 2.312,61.

De commissie heeft verweerster op 18 januari 2021 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat verzoekster bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is verweerster bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van verzoekster. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien verweerster geen schriftelijk verweer voeren, de commissie een verstekvonnis zal uitspreken.

[Postbedrijf] heeft de commissie bericht dat het aangetekend schrijven op 26 januari 2022 bij verweerster is bezorgd.

De aan verweerster gegeven termijn waarbinnen zij verweer kon voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen. Evenmin heeft verweerster binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van het Reglement te bekorten.

Verweerster heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld het standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen op 18 januari 2022 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan.

Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door de heer mr. D.C.J. Frijlink fungerend als secretaris, overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan.

Beoordeling van het geschil
De voorzitter is van oordeel dat de niet-weersproken vordering, die hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, toewijsbaar is, zodat verweerster wordt veroordeeld aan verzoekster een bedrag van € 2.312,61 te betalen.

Wat betreft de proceskosten (arbitragekosten) overweegt de voorzitter dat verweerster op grond van artikel 36 van het reglement als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, die worden begroot op € 90,75 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter.

Gelet op de beslissing wordt verzoekster geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerster te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat verzoekster ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten.

Beslissing
De voorzitter:

  • wijst de vordering van [eiseres], toe en veroordeelt [verweerder] aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 2.312,61;
  • veroordeelt [verweerder] tot betaling van de kosten van deze arbitrage aan [eiseres], welke worden begroot op € 90,75.