Notaris heeft duidelijk aangegeven wat gevolgen zijn bij niet opmaken testament

De Geschillencommissie




Commissie: Notariaat    Categorie: Kwaliteit dienstverlening    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 9409/19662

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte heeft samen met haar partner in 2007 een samenlevingscontract afgesloten. In 2018 is haar partner overleden. De cliënte kan geen aanspraak maken op zijn gelden, omdat zij geen erfgenaam blijkt te zijn. De cliënte vindt dat de notaris bij het overeenkomen van het samenlevingscontract niet duidelijk heeft verteld wat de gevolgen waren voor het niet laten opstellen van een testament, anders had haar partner dit wel gedaan. De notaris stelt dat het opmaken van een testament wel degelijk met partijen besproken is, aangezien de cliënte naar aanleiding hiervan heeft besloten om een testament op te maken en haar partner heeft besloten om dit niet te doen, omdat hij geen vermogen had. Volgens de commissie is door de cliënte onvoldoende betwist dat het niet opmaken van een testament wel degelijk door de notaris met partijen is besproken. Het standpunt van de cliënte dat de notaris niet duidelijk heeft verteld wat de gevolgen waren bij het wel of niet opmaken van een testament faalt. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de notaris.

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Samen met haar partner heeft de cliënte in 2007 een samenlevingscontract afgesloten. De cliënte heeft voor zichzelf een testament laten opmaken, vanwege een bedrag dat zij ontving uit haar echtscheiding. Haar partner heeft geen testament laten opstellen omdat hij op dat moment alleen inkomsten uit salaris had en geen spaargeld of iets dergelijks. Dit was veroorzaakt door zijn ex-echtgenote, die schulden had gemaakt en al zijn geld had opgemaakt. Vorig jaar, in oktober 2018, heeft de partner van de cliënte een hartstilstand gekregen. Hij is op 5 november 2018 overleden. Toen bleek dat cliënte geen aanspraak kon maken op zijn uitvaartpolis, aanvullende pensioenverzekering en teruggave inkomsten belasting, omdat zij geen erfgenaam bleek te zijn. De uitvaartpolis is inmiddels geregeld. De cliënte is van mening dat de notaris tekort is geschoten in zijn informatieplicht, onderzoeksplicht en dat hij geen wilscontrole heeft gedaan. Hij heeft in 2007 absoluut niet duidelijk verteld wat de gevolgen waren, anders had de partner van cliënte zeker wel een testament laten maken.

De cliënte vordert schade die zij beperkt tot een bedrag van € 10.000,–. Deze bestaat uit het gemis van lijfrente ad € 7.415,68 en een IB teruggave van € 4.551,–. Bij brief van 5 maart jl. heeft de gemachtigde namens de cliënte te kennen gegeven dat zij IB teruggave ten bedrage van € 317,– ontvangt in plaats van genoemde € 4.551,–.

Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 9 januari 2007 hebben de partner van cliënte en cliënte een samenlevingsovereenkomst ondertekend. In deze samenlevingsovereenkomst is wel degelijk rekening gehouden met een overlijden van één van de partners, onder andere in de vorm van een verblijvingsbeding bij overlijden van één van de partners. Op grond van de samenlevingsovereenkomst verblijven immers alle gemeenschappelijke goederen aan cliënte. Daarnaast heeft de samenlevingsovereenkomst cliënte recht gegeven op het nabestaanden pensioen. Het is dan ook niet zo dat de samenlevingsovereenkomst niet zo veel voorstelt, zoals cliënte aangeeft. Nog los van het feit dat de in de samenlevingsovereenkomst opgenomen bepalingen nadrukkelijk vooraf zijn besproken en deze bij het passeren van de akte zijn toegelicht. De conclusie van cliënte dat de samenlevingsovereenkomst niet zo veel voorstelt kan de notaris dan ook niet delen, nog los van het feit dat cliënten hun wensen zelf aan de notaris hebben opgegeven en de notaris deze voor hen in de samenlevingsovereenkomst heeft opgenomen.

Met de cliënte en haar partner zijn drie besprekingen gevoerd. Tijdens de eerste bespreking is er op gewezen dat het niet opmaken van een testament tot gevolg kan hebben dat de kinderen met betrekking tot het verblijvingsbeding een beroep op hun legitieme portie kunnen doen. Uit een dossier notitie blijkt dat partijen het geen probleem vonden dat er dan een deel naar de kinderen van de overleden partner zou gaan.

De notaris heeft destijds naar de omvang en samenstelling van het vermogen van cliënten gevraagd. Zoals cliënte aangeeft was het vermogen van de partner van cliënte zo goed als nihil. De partner van cliënte heeft daarom aangegeven geen behoefte te hebben aan een testament en een voldoende voorziening voor cliënte te treffen in de vorm van de samenlevingsovereenkomst.

Dat het belang van een testament uitgebreid aan de orde is geweest blijkt ook uit het feit dat de cliënte tijdens de tweede bespreking alsnog besloten heeft om een testament op te maken. Tijdens de bespreking met beide partijen is uitgebreid aan de orde geweest dat privé bezittingen naar de kinderen zouden gaan als er geen testament wordt opgemaakt.
Ook de begunstiging bij verzekeringen is bij de bespreking uitgebreid aan de orde geweest.
Noch de partner van cliënte, noch cliënte hebben destijds aangegeven dat een er een bankspaarrekening was die in termijnen zou uitkeren of dat er een begrafenispolis was afgesloten.

Uit artikel 9 van de samenlevingsovereenkomst blijkt wel degelijk dat er aandacht is besteed aan het aspect van de levensverzekering. Cliënten hebben voor het passeren van de akte een concept van de akte ontvangen, maar hebben de notaris niet medegedeeld dat een levensverzekering of begrafenispolis was afgesloten en kennelijk ook geen actie ondernomen op dat aspect. Kennelijk heeft dit cliënten geen aanleiding gegeven zich de bankspaarrekening en uitvaartpolis te herinneren. Bij het passeren van de samenlevingsovereenkomst heeft de notaris de bepalingen daarvan toegelicht, ook het aspect van de levensverzekering.

Met betrekking tot de kosten van de begrafenis geeft cliënte aan dat zij de kosten van de begrafenis heeft voldaan en dat de uitvaartpolis aan de kinderen zou worden uitgekeerd. Dat mag voor wat betreft de uitkering zo zijn, maar cliënte wist dat zij geen erfgename was en als opdrachtgeefster aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart zou zijn. De uitvaart onderneming zal cliënte daarop hebben gewezen.

Van de aangifte inkomstenbelasting is de notaris niet op de hoogte en daarover kan hij geen uitspraken doen. Kennelijk is er sprake van een teruggave voor de inkomstenbelasting die wellicht aan de erfgenamen toekomt. De notaris heeft daar geen inzicht in, ook niet of deze toekomt aan de erfgenamen.

Doorgaans adviseert het kantoor van de notaris cliënten bij een wijziging van hun persoonlijke omstandigheden een gratis aanvullend adviesgesprek aan te vragen alsmede een keer per vijf jaar een afspraak te maken om hun persoonlijke situatie te bekijken en te beoordelen of het wenselijk is de bestaande akten aan te passen of aanvullende akten op te maken. Cliënte geeft zelf al aan dat het twaalf jaar geleden is dat zij contact met de notaris heeft gehad.

De notaris heeft partijen er destijds op gewezen dat alle goederen en schulden die niet onder het verblijvingsbeding vallen aan de erfgenamen toekomen en niet aan de partner van de overleden persoon. Kennelijk was dat voor de partner van cliënte niet voldoende reden om zekerheidshalve toch een testament op te stellen. Het gedurende twaalf jaar geen aandacht besteden aan de bankspaarrekening of uitvaartpolis kan de notaris niet aangerekend worden. Daarom is ook altijd zijn advies om met enige regelmaat een afspraak voor een updategesprek te maken.

De notaris begrijpt dat een en ander mede door het onverwachte overlijden van de partner van cliënte buitengewoon vervelend is, maar is van mening dat een en ander niet aan hem kan worden toegerekend nu hij aan al zijn verplichtingen heeft voldaan.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen geldende opdracht waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
Het in deze van belang zijnde betoog van de cliënte dat de notaris bij het opmaken en passeren van een samenlevingscontract in 2007 absoluut niet duidelijk heeft verteld wat de gevolgen waren omdat haar partner in dat geval zeker wel een testament had laten maken, faalt.

Immers, uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en ingebracht stelt de commissie als niet dan wel onvoldoende weersproken vast dat het al dan niet opmaken van een testament wel degelijk door de notaris met partijen is besproken nu de cliënte naar aanleiding van de tweede bespreking met partijen heeft besloten een testament op te maken en – zoals de cliënte ook zelf stelt – haar partner dat niet heeft gedaan omdat bij hem nihil vermogen aanwezig was.

Daarnaast heeft de cliënte haar klacht, gelet op de weerspreking daarvan door de notaris, onvoldoende onderbouwd. Immers, de notaris heeft bij zijn verweer ook uitdrukkelijk aangegeven dat tijdens de eerste bespreking er op is gewezen dat het niet opmaken van een testament tot gevolg kan hebben dat de kinderen met betrekking tot het verblijvingsbeding een beroep op hun legitieme portie kunnen doen. Uit zijn dossier notitie blijkt voorts dat partijen het geen probleem vonden dat er dan een deel naar de kinderen van de overleden partner zou gaan.

In zaken als deze is de notaris, naast zijn informatieplicht, onderzoeksplicht en het toepassen van wilscontrole, mede afhankelijk van de informatie die partijen hem desgevraagd verstrekken.
Daarover heeft de notaris bij verweer gemotiveerd aangegeven dat bij de bespreking van artikel 9 van het samenlevingscontract inzake levensverzekeringen, deze materie ter sprake is gekomen en de cliënte en haar partner hem niet hebben medegedeeld dat een levensverzekering of begrafenispolis was afgesloten alsmede in dit verband kennelijk ook later geen actie hebben ondernomen. Daarbij doelend op het advies bij een wijziging van hun persoonlijke omstandigheden een gratis aanvullend adviesgesprek aan te vragen en het advies eens per vijf jaar een afspraak met de notaris te maken teneinde hun persoonlijke situatie te bekijken en te beoordelen of het wenselijk is de bestaande akten aan te passen dan wel aanvullende akten op te maken.

De slotsom moet dan ook zijn dat niet is komen vast te staan dat de notaris in deze niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.

Van schade door toedoen van de notaris is niet gebleken.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Hetgeen partijen voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist

Beslissing
Verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de cliënte gevraagde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. R.J. Holtman, mevrouw mr. J.M. Hoekstra, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C.C.J. Laenen, secretaris, op 4 mei 2020.