
Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Vertraging
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
121336
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft vergoeding van vertragingsschade.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik was op weg naar een tentamen. De trein reed goed op tijd, maar in Tilburg strandde de trein; er was een storing tussen Tilburg en Breda. Er werd geen vervangend vervoer aangeboden dus ik moest een taxi regelen. Ik verlang vergoeding van de taxikosten ten bedrage van € 74,32.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Aansprakelijkheid van [ondernemer] voor de gevolgen van vertraging is zowel letterlijk als contractueel uitgesloten. De wet bepaalt in artikel 8:108 BW dat [ondernemer] niet aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door vertragingen en dat staat ook in de toepasselijke vervoervoorwaarden. Een uitzondering zou zijn als [ondernemer] de schade opzettelijk heeft veroorzaakt of bewust roekeloos heeft gehandeld, maar dat is hier niet aan de orde. Ook van een juridisch afdwingbare toezegging is geen sprake. Er is voor gekozen om geen vervangend vervoer in te zetten, omdat het incident van korte duur was en er nog beperkt treinverkeer mogelijk was. De consument heeft zelf de keuze gemaakt om met een taxi van Tilburg naar Breda te reizen zij zal dan ook zelf de kosten hiervan niet te dragen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie onderschrijft in grote lijnen het standpunt van de ondernemer. Hoewel het begrijpelijk is dat de consument de keus heeft gemaakt voor het nemen van een taxi, deze keus moet voor haar rekening blijven. Vertragingsschade komt immers niet in aanmerking voor vergoeding door de ondernemer. Omdat, naar onweersproken gebleken is, het incident van korte duur was, heeft de consument bij de keus van vertrek met de mogelijkheid daarvan geen of onvoldoende rekening gehouden, hetgeen zij niet met succes aan de ondernemer kan tegenwerpen. De klacht treft geen doel.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit de heer mr. D.J. Buijs, voorzitter, de heer mr. D. van Setten en de heer mr. M.A. Keulen, leden, op 31 januari 2018.