Nu partijen schikking hebben getroffen bij de deken, staat het cliënte niet vrij om klacht bij de commissie in te dienen. Cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 57769

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van [de advocaat], althans haar vervangers, ter zake van de echtscheiding van de cliënte en de vordering van de cliënte tot terugbetaling van het door het kantoor in rekening gebrachte bedrag voor de in het kader van de dienstverlening geconcipieerde dagvaarding.   Standpunt van de cliënte   Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt haar klacht op het volgende neer.   De advocaat is bij de belangenbehartiging van de cliënte tijdens de zwangerschap van de advocaat vervangen geweest door [haar kantoorgenoten], die de dagvaarding hebben opgesteld. De cliënte is daar € 1.336,– voor in rekening is gebracht, welk bedrag zij heeft betaald. De cliënte heeft zich uit ontevredenheid over het verloop en de duur van de afhandeling van de echtscheiding tot een andere advocaat gewend en een klacht ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten in [het arrondissement]. De cliënte heeft niets gehad aan de door de vervangers van de advocaat opgestelde dagvaarding. De Deken heeft haar weliswaar geadviseerd geen vordering in te stellen om het voor de dagvaarding betaalde bedrag terug te eisen, omdat haar nieuwe advocaat het concept nog zou kunnen gebruiken, maar de opvolgend advocaat vond de kwaliteit van het concept zozeer beneden peil dat hij deze niet heeft willen gebruiken.   De cliënte ziet als oplossing van het geschil dat zij het bedrag van € 1.336,– terugkrijgt. Zij verzoekt de commissie op grond van het voorgaande haar ten laste van de advocaat een vergoeding ter grootte van het bedrag van € 1.336,– toe te kennen.   Standpunt van de advocaat   Voor het standpunt van het kantoor verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer van het kantoor tegen de klacht van de cliënte op het volgende neer.   Het stond de opvolgend advocaat natuurlijk vrij de dagvaarding, die is opgesteld door de advocaat, die overigens geen binding meer heeft met het kantoor, niet als concept te gebruiken. Het komt het kantoor echter ongeloofwaardig voor dat de opvolgend advocaat het concept niet heeft kunnen gebruiken en zou hebben geoordeeld dat de kwaliteit ervan slecht zou zijn.   Nadat de cliënte bij de Deken van de Orde van Advocaten een klacht had ingediend, is er een schikking tot stand gekomen waarna er een verrekening heeft plaatsgevonden. Uit de reactie van de cliënte blijkt dat zij met de schikking akkoord is gegaan. Nadat de schikking tot stand was gekomen heeft de cliënte de Deken hierover geïnformeerd en haar klacht ingetrokken.   De cliënte dient in haar klacht dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard, danwel dient de klacht te worden afgewezen.   Beoordeling van het geschil   Het kantoor heeft bij zijn brief aan de commissie van 28 oktober 2011 gesteld dat er voor de commissie geen taak is, nu de cliënte meermalen heeft aangegeven dat de zaak met een schikking is gesloten. Het kantoor heeft vervolgens bij zijn brief van 7 december 2011 aan de commissie meegedeeld dat het bij zijn standpunt blijft dat de klacht is afgewikkeld en dat de cliënte niet ontvankelijk moet worden verklaard, danwel de klacht van de cliënte moet worden afgewezen. Voor zover het kantoor met zijn brief van 28 oktober 2011 heeft willen stellen dat de commissie niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen, gaat de commissie er dan ook vanuit dat het kantoor deze stelling niet langer handhaaft, nu het kantoor daarna heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de cliënte danwel tot afwijzing van de klacht, nog daargelaten dat blijkens de brief van 31 augustus 2011 aan de cliënte, het kantoor erkent dat het ten tijde van dat de zaak van de cliënte bij het kantoor in behandeling was, bij de commissie was aangesloten.   Overigens heeft het kantoor jegens de commissie geen conclusie verbonden aan de stelling dat er in de onderhavige zaak voor de commissie geen taak is.   Alvorens de commissie toekomt aan de beoordeling van de klacht van de cliënte over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat en haar vordering tot terugbetaling van het daarvoor in rekening gebrachte bedrag, dient de vraag te worden beantwoord of de cliënte in haar klacht kan worden ontvangen.   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie ten aanzien van de ontvankelijkheid het volgende.   Bij de stukken bevindt zich de brief van de Deken aan de cliënte d.d. 3 juni 2009. Met deze brief heeft de Deken de cliënte bevestigd dat de advocaat zich bereid heeft verklaard de openstaande declaratie ad € 757,63 te crediteren en de borg ad € 1.000,– aan de cliënte terug te storten en dat daarmee is voldaan aan de op 19 mei 2009 met de cliënte besproken voorwaarden waaronder dat de cliënte de klacht tegen de advocaat zou intrekken.   Naar het oordeel van de commissie is dan ook tussen de advocaat en de cliënte een schikking tot stand gekomen, waarbij de advocaat zich heeft verplicht een aan de cliënte in rekening gebracht bedrag van € 757,63 te crediteren en haar het bedrag van de borg ad € 1.000,– te retourneren en heeft de cliënte zich daarbij verplicht haar bij de Deken tegen de advocaat ingediende klacht in te trekken, nadat de advocaat aan haar verplichtingen zou hebben voldaan.   Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie niet gebleken dat de advocaat niet daadwerkelijk is overgegaan tot creditering van het bedrag van € 757,63 en tot terugstorting van de borg ad € 1.000,–, zodat de commissie er van uit kan gaan dat overeenkomstig hetgeen de Deken aan de cliënte heeft bevestigd, aan de voorwaarden waaronder de cliënte de klacht tegen de advocaat in zou trekken, is voldaan.   Naar het oordeel van de commissie is in de tussen de advocaat en de cliënte overeengekomen schikking geen voorbehoud opgenomen, inhoudende dat de cliënte, nadat aan de voorwaarden waaronder de cliënte de klacht tegen de advocaat in zou trekken zou zijn voldaan, alsnog haar klacht bij de commissie zou kunnen indienen. Een dergelijk voorbehoud is niet gesteld en de commissie heeft daar evenmin aanknopingspunten voor kunnen vinden.   Aangezien de cliënte de klacht tegen de advocaat heeft ingetrokken nadat deze aan de overeengekomen voorwaarden had voldaan en een voorbehoud ontbreekt, staat het de cliënte niet vrij haar klacht tegen de advocaat alsnog aan de commissie voor te leggen. De cliënte kan dan ook niet in haar klacht worden ontvangen.   De commissie komt nu niet toe aan de beoordeling van de klacht van de cliënte over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat en de vordering tot terugbetaling van het daarvoor in rekening gebrachte bedrag.   Nu de cliënte in haar klacht niet ontvankelijk zal worden verklaard is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat het klachtengeld voor rekening van de cliënte komt. De cliënte heeft het klachtengeld reeds eerder aan de commissie voldaan, zodat de commissie daarover niet meer behoeft te beslissen.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Verklaart de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht op 4 januari 2012.