Omdat de cliënt haar schadeclaim niet eerst aan de zorgaanbieder heeft voorgelegd, kan de commissie deze klacht niet behandelen

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 121668

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klacht van cliënte dat zij onkundig en onprofessioneel is behandeld is door de zorgaanbieder gegrond verklaard. Cliënte mist echter een deugdelijke oplossing voor de behandeling van haar eetstoornis. Omdat cliënte geen vertrouwen meer heeft in de zorgaanbieder, ziet zij die oplossing in de vorm van een schadevergoeding. De commissie stelt vast dat zij de financiële claim niet eerst aan de zorgaanbieder heeft voorgelegd, wat wettelijk wel vereist is. Een reden om hier een uitzondering op te maken is de commissie niet gebleken, zodat zij beslist dat de klacht met betrekking tot de schadevergoeding niet behandeld kan worden.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], en GGNet, gevestigd te Warnsveld, (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De mondelinge behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019 te Eindhoven. 

Bij deze behandeling zijn verschenen:
– cliënte, vergezeld van haar moeder,
– de zorgaanbieder, vertegenwoordigd door [naam manager], [naam psycholoog in opleiding tot gz-psycholoog, [naam jurist] en [naam gz psycholoog/regiebehandelaar]. 

Onderwerp van het geschil
Cliënte beklaagt zich over de wijze waarop zij door (medewerkers van) de zorgaanbieder is behandeld en over het feit dat de zorgaanbieder – hoewel deze haar klacht gegrond heeft bevonden – haar daarvoor geen oplossing heeft geboden. 

Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt dit standpunt – zakelijk weergegeven – op het volgende neer.

In zijn algemeenheid luidt het standpunt van cliënte dat zij door (medewerkers van) de zorgaanbieder onkundig en onprofessioneel is behandeld. Meer concreet stelt cliënte daartoe het volgende. De zorgaanbieder is met de behandeling van cliënte doorgegaan, terwijl binnen het behandelteam al geruime tijd duidelijk was dat die behandeling niet het gewenste resultaat had. Cliënte is door de zorgaanbieder niet op de hoogte gesteld van belangrijke bevindingen. De manier van communiceren en behandelen door de zorgaanbieder gebeurde op een onprofessionele en onkundige manier. 

Als gevolg hiervan is cliënte emotioneel en fysiek geschaad door verkeerde adviezen. Cliënte is niet tevreden over de maatregelen die de zorgaanbieder heeft getroffen naar aanleiding van de uitspraak van de klachtencommissie. Die maatregelen hebben pas effect in de toekomst, maar niet nu voor cliënte. 

Cliënte stelt dat haar klacht niet is opgelost met alleen maar een gegrondverklaring door de zorgaanbieder. Cliënte verlangt dat er een deugdelijke oplossing komt voor haar eetstoornis, maar zij weet niet wat de oplossing kan zijn omdat de zorgaanbieder haar fysiek en emotioneel heeft geschaad. Haar vertrouwen in de zorgaanbieder is niet meer aanwezig. Een nieuwe behandeling bij de zorgaanbieder zal volgens haar geen enkel nut hebben. Vandaar dat zij nu een vergoeding wil voor de geleden schade. Daarom heeft cliënte een klacht bij de commissie ingediend. Met een schadevergoeding is de eetstoornis van cliënte niet opgelost of behandeld, maar met een financiële vergoeding kan cliënte in dit proces wel nieuwe stappen ondernemen door naar een andere oplossing te zoeken. 

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt dit standpunt – zakelijk weergegeven – op het volgende neer.

De zorgaanbieder verzoekt de commissie eerst een uitspraak te doen over haar bevoegdheid en de ontvankelijkheid van cliënte in haar klacht. 

De zorgaanbieder heeft zich geconformeerd aan de (gedeeltelijke) gegrondverklaring van de klachten door de klachtencommissie en hij heeft dit aan cliënte meegedeeld bij brief van zijn geneeskundig bestuurder van 26 november 2018 met als bijlage de brief van de directeur divisie specialismen van 22 november 2018. Cliënte heeft vervolgens op geen enkele wijze aan de zorgaanbieder laten weten dat zij niet tevreden was met de uitspraak van de klachtencommissie en/of de schriftelijk reactie daarop door de directie van de zorgaanbieder. Cliënte heeft alle ruimte gehad om dit wel te doen en is daartoe zelfs in de betreffende brief expliciet uitgenodigd. Dit heeft zij nagelaten. Cliënte heeft op geen enkele wijze aan de zorgaanbieder laten weten dat zij méér wilde dan gelijk krijgen en dat zij van mening is dat de zorgaanbieder aansprakelijk is voor schade die zij zou hebben geleden. Door niet te reageren en door geen claim in te dienen, kan niet gesteld worden dat de klachten van cliënte in onvoldoende mate door de zorgaanbieder zijn opgelost. Daarmee vervalt het recht om de klacht aan de commissie voor te leggen. Of anders geformuleerd: de commissie is niet bevoegd de zaak te behandelen. 

Naar de mening van de zorgaanbieder kan cliënte bovendien niet-ontvankelijk worden verklaard in haar klachten. Cliënte heeft namelijk geen redelijk belang bij een uitspraak van de commissie. De ingediende klachten richten zich op het onderdeel dat door de klachtencommissie van de zorgaanbieder als ‘gegrond’ is beoordeeld. Zoals gezegd heeft de directie van de zorgaanbieder zich aan de uitspraak van de klachtencommissie geconformeerd. Een voor cliënte positief oordeel van de commissie voegt hier de facto niets aan toe. Het geschil dat er lag is feitelijk afgerond met de voor cliënte gunstige uitspraak van de klachtencommissie. Zonder inhoudelijk geschil is er voor de commissie ook geen grond om te oordelen over een schadevergoeding. 

Voor wat betreft het inhoudelijk verweer op de klacht volstaat de commissie – om het kort te houden – met een verwijzing naar het verweerschrift van de zorgaanbieder van 25 februari 2019.

Primair is de zorgaanbieder van mening dat hij niet onzorgvuldig of onrechtmatig heeft gehandeld, zodat er geen gronden zijn voor toekenning van een schadevergoeding. Het is in het algemeen niet zo dat als een medische behandeling (in de ogen van de patiënt) niet het gewenste effect heeft, de zorgaanbieder hierdoor schadeplichtig wordt. In de gezondheidzorg geldt in beginsel geen resultaatsverplichting. Subsidiair bestrijdt de zorgaanbieder de opgevoerde en niet voldoende onderbouwde schade in aard en omvang.  

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen door hen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, het volgende overwogen.

Het bevoegdheidsverweer van de zorgaanbieder 

De zorgaanbieder beroept zich erop dat de commissie niet bevoegd is het geschil tussen partijen te behandelen. Artikel 4 van het reglement van de commissie bepaalt dat de commissie bevoegd is een aanhangig gemaakt geschil te behandelen, indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. Uit het feit dat de zorgaanbieder (via de Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg Nederland) bij de commissie is aangesloten volgt dat de zorgaanbieder ermee akkoord gaat dat dit geschil door de commissie wordt beslecht. Cliënte heeft het geschil op 24 december 2018 bij de commissie aanhangig gemaakt door indiening van het klachtenformulier. Op grond van een en ander stelt de commissie vast dat beide partijen zich ermee akkoord hebben verklaard – en dus met elkaar zijn overeengekomen – dat dit geschil door de commissie wordt behandeld. De argumenten die de zorgaanbieder heeft aangevoerd voor zijn stelling dat de commissie onbevoegd is, kunnen daarvoor dan ook niet redengevend zijn. De commissie acht zich bevoegd het geschil te behandelen. 

Voor zover de zorgaanbieder heeft bedoeld te stellen dat de commissie onbevoegd is omdat het geschil door cliënte niet aan de commissie kan worden voorgelegd nu er geen sprake van is dat de klacht door de zorgaanbieder in onvoldoende mate is opgelost, overweegt de commissie het volgende.

Cliënte heeft schriftelijk op voornoemd standpunt van de zorgaanbieder gereageerd en gesteld dat de zorgaanbieder ten onrechte stelt dat haar klacht is opgelost omdat deze door hem gegrond is verklaard. In de visie van cliënte heeft de zorgaanbieder haar klacht onvoldoende opgelost. Weliswaar is de klacht gegrond verklaard, maar uiteindelijk is er voor cliënte geen gunstige oplossing gekomen. De zorgaanbieder heeft cliënte geen oplossing aangeboden noch een voorstel daartoe gedaan. 

Voor zover van belang voor dit geschil bepaalt artikel 21, eerste lid, onder b, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder te noemen: Wkkgz) dat een geschil met een zorgaanbieder schriftelijk ter beslechting aan de geschilleninstantie kan worden voorgelegd door een cliënt (…), indien de mededeling, bedoeld in artikel 17, eerste lid, (dit is de schriftelijke mededeling van de zorgaanbieder waarin met redenen omkleed is aangegeven tot welk oordeel het onderzoek van de klacht heeft geleid, welke beslissingen de zorgaanbieder over en naar aanleiding van de klacht heeft genomen en binnen welke termijn maatregelen waartoe is besloten, zullen zijn gerealiseerd) diens klacht naar zijn oordeel in onvoldoende mate wegneemt. 

In genoemd artikellid heeft de wetgever met de woorden “naar zijn oordeel” de gang naar een geschilleninstantie afhankelijk gesteld van een subjectief criterium. Het gaat hier om het oordeel van de cliënt en het is dus de cliënt die bepaalt of de zorgaanbieder de klacht (on)voldoende heeft weten weg te nemen. Zoals uit het hiervoor weergegeven standpunt van cliënte blijkt, is met de gegrondverklaring van de klacht de onvrede bij haar gebleven, omdat de zorgaanbieder niet tevens een oplossing c.q. een schadevergoeding heeft aangeboden. 

Daarom staat voor cliënte de weg naar de commissie open. Met een beroep op de afwezigheid van een redelijk belang, dat een objectief criterium is, kan de zorgaanbieder die weg dan ook niet (trachten te) blokkeren. De commissie acht zich bevoegd over het aan haar voorgelegde geschil te oordelen. 

De verdere beoordeling

De commissie zal geen oordeel geven over de klacht van cliënte voor zover deze inhoudt dat zij door de (medewerkers van de) zorgaanbieder onkundig en onprofessioneel is behandeld. Deze klacht is namelijk door de zorgaanbieder gegrond verklaard. Daardoor is cliënte wat de behandeling betreft in het gelijk gesteld en bestaat daarover tussen partijen niet langer een geschil. Over het aspect van de klacht dat de gegrondverklaring door de zorgaanbieder een oplossing, dan wel de schadevergoeding ontbeert, oordeelt de commissie als volgt.  

In de visie van cliënte had de zorgaanbieder naast een gegrondverklaring van haar klacht ook een deugdelijke oplossing moeten bieden voor de behandeling van haar eetstoornis, hetgeen de zorgaanbieder volgens cliënte niet heeft gedaan. Omdat cliënte haar vertrouwen in de zorgaanbieder heeft verloren en zij van mening is dat daarom een nieuwe behandeling bij de zorgaanbieder geen enkel nut zal hebben, wil zij die oplossing vertaald zien in een schadevergoeding. 

Vast staat dat cliënte haar schadeclaim rechtstreeks bij de commissie heeft ingediend en niet eerst bij de zorgaanbieder. De Wkkgz heeft als uitgangspunt dat een cliënt zich met een klacht over een zorgaanbieder eerst tot die zorgaanbieder moet wenden, opdat de klacht zoveel mogelijk wordt opgelost op het laagst mogelijke niveau. De cliënt heeft in beginsel dus geen rechtstreekse toegang tot de commissie. Een uitzondering op dit uitgangspunt doet zich voor indien van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij zich onder de gegeven omstandigheden met zijn klacht eerst tot de zorgaanbieder wendt. Cliënte heeft geen feiten of omstandigheden gesteld en de commissie zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan van cliënte redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat zij zich met haar schadeclaim niet eerst tot de zorgaanbieder heeft kunnen wenden. 

Op grond van het feit dat cliënte haar schadeclaim niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend en niet gebleken is dat daarvoor voor haar een uitzondering gold, dient cliënte niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar klacht met betrekking tot de schadevergoeding.  

Beslissing
De commissie verklaart cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht met betrekking tot de schadevergoeding.

Aldus beslist op 29 maart 2019 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. D.J.L. Jonker en mevrouw S.R. de Moor-Bullinga, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.