
Commissie: Elektro
Categorie: Ondeugdelijke levering / (non-)conformiteit / Ontbinding overeenkomst
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
30758/35530
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft 4 jaar geleden een televisie gekocht voor de aankoopprijs van €2.400,–. Na inlevering ter reparatie blijkt dat dit niet meer mogelijk is, omdat de te repareren onderdelen niet meer leverbaar zijn. De televisie zou volgens de consument een levensduur hebben tussen de 8 en 10 jaar en wil hierom ontbinding van de koopovereenkomst met een vergoeding van de restwaarde á €1.355,56. De ondernemer sluit zich aan bij de richtlijn van de brancheorganisatie Techniek Nederland en op grond van de tabel van Techniek Nederland is restwaarde van een televisie met een aanschafwaarde vanaf €1000,– na 6 jaar slechts €833,33. Partijen zijn het eens dat de koopovereenkomst ontbonden moet worden. De commissie oordeelt dat de klacht gegrond is. De koopovereenkomst wordt ontbonden en de ondernemer moet €1.175,– betalen aan de consument als restwaarde. De berekening van de ondernemer qua restbedrag was correct, echter had de televisie gerepareerd kunnen worden als de specifieke onderdelen leverbaar waren.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 29 maart 2016 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een Tv-toestel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 2.400,–.
De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 31 maart 2016.
De consument heeft op 5 maart 2020 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De televisie is net nog geen 4 jaar oud (47 maanden). De restwaarde heeft de consument bepaald op 47 maanden/108 maanden x € 2.400,– = € 1355,56. Dit op basis van de richtlijn van de consumentenbond en diverse verzekeraars voor de levensduur van de televisie van tussen 8 en 10 jaar. De consument heeft dus 9 jaar aangehouden.
De ondernemer heeft de consument bericht dat uit het door hen uitgevoerde technische onderzoek is gebleken dat de televisie van de consument niet meer te herstellen is. Aangezien de consument geen schuld treft biedt de ondernemer de consument aan de koop te ontbinden. De geboden restwaarde ad € 833,33 is echter door de ondernemer onredelijk bezwarend bepaald op 6 jaren, terwijl zowel de Consumentenbond als verzekeraars 8 tot 10 jaar hanteren als afschrijvingslijsten voor een kwaliteitsproduct als de Sony LCD televisie van de consument met een aankoopwaarde van € 2.400,–.
De consument verlangt ontbinding van de koopovereenkomst met vergoeding aan de consument van de restwaarde ad € 1.355,56. Dit is berekend op basis van een gebruiksduur van 47 maanden ten opzichte van een levensduur van 108 maanden (9 jaren).
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft op 25 maart 2016 een televisie aangeschaft bij de ondernemer voor € 2.400,-. De televisie is op 31 maart 2016 geleverd. Op 25 maart 2020 heeft de consument de televisie bij de ondernemer ingeleverd ter reparatie. Het onafhankelijke reparatiebedrijf [naam reparatiebedrijf], geautoriseerd voor Sony producten, heeft de televisie vervolgens onderzocht. Uit de technische analyse blijkt dat herstel van de televisie niet mogelijk is. Daarop heeft de ondernemer de consument aangeboden om de koop te ontbinden tegen de restwaarde van de televisie. De restwaarde bedraagt naar zeggen van de ondernemer € 833,33.
Bij de berekening van de restwaarde van een product met een gemiddelde gebruiksduurverwachting van twee jaar of meer sluit de ondernemer aan bij de richtlijn van de brancheorganisatie Techniek Nederland (voorheen UNETO-VNI), die is opgesteld in afstemming met de ACM. Op grond van de ‘UNETO-VNI Tabel met gemiddelde gebruikersduurverwachtingen’ bedraagt de verwachte levensduur van een televisie met een aanschafwaarde vanaf € 1.000,– 72 maanden/6 jaren. De ondernemer heeft op 1 april 2020 de wijze van berekening van de restwaarde toegelicht. De vermelde restwaarde van € 833,33 komt met deze wijze van berekening overeen.
De consument stelt dat de Consumentenbond en verzekeraars een andere levensduur voor dergelijke televisies hanteren. Dit standpunt is niet onderbouwd door enige vorm van bewijs. Bovendien heeft de consument niet beargumenteerd en onderbouwd aangetoond waarom hantering van een andere levensduur passender is dan de richtlijn van de brancheorganisatie Techniek Nederland. De ondernemer bestrijdt dit standpunt dan ook en stelt dat zij juist heeft gehandeld door de richtlijn van de brancheorganisatie Techniek Nederland te hanteren. Op basis van het bovenstaande komt de ondernemer nogmaals tot de conclusie dat zij aan haar verplichtingen ten opzicht van de consument heeft voldaan.
De ondernemer verzoekt de commissie om de klacht af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Partijen zijn het erover eens dat hun koopovereenkomst gedeeltelijk moet worden ontbonden, met ongedaan making van de prestaties waarbij door de ondernemer aan de consument moet worden betaald de restwaarde van dit Tv-toestel in werkende staat.
Alleen is in geschil de bepaling van die restwaarde.
Constante jurisprudentie van deze commissie leert dat die restwaarde zich in beginsel nog steeds correct laat berekenen met behulp van de meergenoemde UNETO-VNI methode en de daarbij gehanteerde uitgangspunten, waaronder die van een te verwachten levensduur van 72 maanden/6 jaren bij een Tv-toestel met een kostprijs van meer dan € 1.000,–.
Vervolgens moet worden vastgesteld dat de ondernemer op basis van die methode en de daaraan ten grondslag gelegde uitgangspunten, de restwaarde van dit TV-toestel correct heeft berekend op € 833,33, welk bedrag reeds voor het aanhangig maken van dit geschil door de ondernemer aan de consument is aangeboden te betalen.
De commissie heeft echter moeten vaststellen dat in casu sprake is van een bijzondere situatie.
Het Tv-toestel (een kostbare Tv van een kwaliteitsmerk, in 2016 aangeschaft voor de prijs van € 2.400,–) kan namelijk in begin 2020 niet worden gerepareerd omdat “onderdelen niet leverbaar” zijn. Zulks blijkt uit hoofde van de door de ondernemer aan de consument verzonden brief van 25 maart 2020. De omstandigheid dat reeds zo snel geen onderdelen meer voorhanden zijn om dit TV-toestel te repareren, dient naar het oordeel van de commissie in dit kader voor rekening en risico van de ondernemer te komen. Toepassing in deze situatie van meergenoemde UNETO-VNI methode leidt tot een onevenredig bezwarende uitkomst voor de consument, in de vorm van een te lage restwaarde.
Van de fabrikant mag verwacht worden dat deze in elk geval tot 5 tot 6 jaren na aanschaf nog componenten leverbaar zou moeten hebben. Juist omdat reparatie niet (meer) mogelijk is binnen die termijn voldoet het TV-toestel niet aan de conformiteitseis.
De commissie oordeelt het in dit specifieke geval, omdat reparatie dus niet mogelijk is, redelijk om bij een TV-toestel van een kwaliteitsmerk als hier aan de orde is, een gebruikslevensduur van 8 jaren te hanteren. Dit met name omdat de consument geen keuze heeft; immers kan hij alleen maar opteren voor ontbinding en niet voor reparatie.
In het hier dus niet aan de orde zijnde geval dat onderdelen wel leverbaar waren geweest en de reparatiekosten voor de consument acceptabel waren, dan had de consument naar verwachting nog zeker vier jaren een goed werkende tv kunnen hebben. Die optie is hier dus niet aan de orde, en wordt de consument in zekere zin onthouden.
De meergenoemde UNETO-VNI methode levert met toepassing van een levensduur van acht jaren de volgende restwaarde op: 47 maanden/96 maanden x € 2.400,– = € 1.175,–.
De commissie acht het aanbod dat de ondernemer heeft gedaan, voordat het geschil bij de commissie aanhangig is gemaakt, dus inadequaat. De consument is terecht niet op dit aanbod ingegaan.
De slotsom luidt dat in na te melden zin moet worden beslist.
De klacht is gegrond.
Beslissing
De commissie:
Ontbindt voormelde koopovereenkomst van partijen gedeeltelijk, en stelt op basis daarvan de volgende ongedaanmakingsverplichtingen vast:
– de ondernemer is gehouden aan de consument te betalen € 1.175,– aan restwaarde;
– de consument is gehouden het TV-toestel ter beschikking van de ondernemer te stellen om door deze afgehaald te kunnen worden;
Voormelde betaling door de ondernemer dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 112,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan het secretariaat van de commissie een bijdrage in de behandelingskosten verschuldigd.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektro, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. P.B. Vos en de heer P.A. Frank, leden, op 4 september 2020.