Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: kosten/ beëindiging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
204283/210375
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Dit geschil vloeit voort uit een overeenkomst tussen consument en ondernemer. Hierbij zou consument een opleiding volgen bij ondernemer. Consument heeft de opleiding voordat zij er aan begon, geannuleerd en wil een deel van het betaalde bedrag terugkrijgen. De commissie oordeelt dat ondernemer niet genoeg onderbouwd heeft waarom de onderwijsuren volledig betaald moeten worden als de opleiding al geannuleerd is. Ondernemer moet een deel van de betaalde kosten terugbetalen aan consument. De commissie verklaard de klacht ten dele gegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2023 te Den Haag.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 6 november 2021 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verzorgen van de opleiding Branding & Business tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 9.650,–.
De opleiding is voor aanvang door de consument geannuleerd.
Het geschil betreft de vraag welke kosten de ondernemer aan de consument in rekening mag brengen na annulering.
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft de opleiding kort voor aanvang geannuleerd. De ondernemer brengt aan de consument vanwege de annulering 20% van het totale opleidingsbedrag in rekening, zijnde € 1.930,–. De consument heeft het in rekening gebrachte bedrag onder protest betaald.
Vervolgens heeft zij om specificatie van de door de ondernemer gemaakte kosten gevraagd.
De aanbieder beschouwt als kosten voordat de opleiding begon (tussen 1 mei en 12 augustus 2022) een bedrag van € 9.485,–:
(a) 204 uren onderwijs en coördinatie (€ 7.140,–),
(b) 4 administratie-uren (€ 100,–), en
(c) gerelateerde kosten zoals aangegane verplichtingen (€ 2.245,–).
Omdat dit bedrag hoger is dan de in rekening gebrachte 20% meent de ondernemer het maximum percentage annuleringskosten te kunnen verhalen.
Volgens de consument zijn de specifiek voor haar gemaakte kosten ongeveer € 280,–. De ondernemer is het daar niet mee eens, maar biedt als schikking een korting van 10% (= € 193,–) op de annuleringskosten aan.
De consument verlangt vaststelling dat de in rekening te brengen annuleringskosten € 280,– zijn, waarbij € 1.650,–, het verschil tussen dat bedrag en hetgeen betaald is, terugbetaald moet worden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft een uitgebreide onderbouwing van de gemaakte kosten gegeven.
Als iemand zich 32 dagen voor aanvang van zijn beroepsgerichte jaaropleiding terugtrekt, moet er rekening mee gehouden worden dat er kosten en uren zijn gemaakt bij het voorbereiden van zijn of haar opleiding. Elk lesuur is gepland, lokalen zijn gehuurd, docenten en gastdocenten staan geboekt, materialen zijn ontwikkeld en afgedrukt. Studentenadministratie, persoonlijke dossiers, financiële administratie, alles is aangemaakt.
De ondernemer baseert zich op de toepasselijke algemene voorwaarden, die in gezamenlijk overleg tussen de branche en consumentenorganisaties zijn opgesteld.
De ondernemer hoopt dat op grond van bovenstaande deze klacht niet verder in behandeling wordt genomen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer heeft gevraagd het geschil niet verder in behandeling te nemen. Voor het geval de ondernemer hiermee ook heeft willen betogen dat de klacht van de consument niet ter beoordeling van de commissie staat en de consument niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden of de commissie onbevoegd zou zijn, verwijst de commissie naar artikel 3 van het reglement van de commissie. Dat artikel luidt:
“De commissie heeft tot taak geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voorzover de geschillen zijn ontstaan op of na 1 april 2007 en betrekking hebben op door de ondernemer te leveren of geleverde diensten en/of zaken. (…)”
De consument baseert haar klacht op de afwikkeling van een overeenkomst uit 2021. Daarmee kan de consument het geschil aanmelden en is de commissie bevoegd erover te oordelen, de commissie dient zich te buigen over de inhoud van het geschil.
Voor wat betreft de door de ondernemer geclaimde (op)startkosten, stelt de commissie voorop dat de
consument – kort gezegd – voor de door de ondernemer voor een studiejaar aangegane overeenkomst loon verschuldigd is, waarbij de ondernemer bij een voortijdig einde van de overeenkomst recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen loon(deel) voor al verrichte werkzaamheden. Algemeen uitgangspunt is verder dat de consument de overeenkomst op ieder moment mag opzeggen, maar dat de consument dan in beginsel de niet in het loon begrepen kosten dient te vergoeden.
De consument ontkent ook niet kosten verschuldigd te zijn. Partijen verschillen met name van mening over de vraag welke kosten de ondernemer aan de consument in rekening mag brengen.
De ondernemer stelt recht te hebben op de – ongeacht de omstandigheden – in de algemene voorwaarden gefixeerde (op)startkosten. De ondernemer begroot de onderwijs/coördinatie-uren op 204 uur, waarvoor de kosten dan € 7.140,– zijn, de administratieve uren op 4 uur, waarvoor de kosten € 100,– zijn en de gerelateerde kosten op € 2.245,–. De ondernemer stelt met het maximaal in rekening te brengen bedrag ad € 1.930,– dus al behoorlijk gedupeerd te zijn.
Volgens de consument kan de ondernemer slechts € 105,– voor onderwijs/coördinatie, € 100,– voor
administratieve uren en € 75,– voor gerelateerde kosten in rekening brengen, totaal € 280,–.
De commissie merkt op dat de ondernemer onvoldoende onderbouwd heeft waarom de onderwijs/coördinatie-uren volledig in rekening gebracht kunnen worden. De opleidingsgroep kan, voor zover de commissie heeft kunnen vaststellen, uit maximaal 60 studenten bestaan. Daarom zou van de betreffende kosten aan de consument hooguit 1/60e deel in rekening gebracht mogen worden, € 119,–.
Voor de commissie is wel aannemelijk dat de door de ondernemer gespecificeerde administratieve uren voor de consument zijn gemaakt.
Ten aanzien van de gerelateerde kosten is de commissie van oordeel dat in de specificatie van de ondernemer onvoldoende duidelijk wordt gemaakt waarom een aandeel voor aangegane verplichtingen met docenten, mentoren en masters is opgenomen, die verplichtingen kunnen immers geacht worden te zijn opgenomen in de onderwijs/coördinatie-uren. Ten aanzien van de gerelateerde kosten resteert daarom € 735,–.
De commissie is daarom van oordeel dat de ondernemer, naar redelijkheid vastgesteld, recht heeft op (€ 119,– + € 100,– + € 735,– =) € 945,–.
Dat betekent dat de ondernemer aan de consument te veel in rekening heeft gebracht en dat de consument te weinig wilde betalen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
De ondernemer dient van het ontvangen bedrag € 985,– aan de consument terug te betalen.
Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, dient de ondernemer de helft van het klachtengeld aan de consument te vergoeden.
De door de ondernemer aan de commissie te betalen bijdrage in de kosten van behandeling zal worden gematigd met 50%.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument € 985,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 53,75 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. De behandelingskosten worden gematigd met 50%.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit
mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, C. Broers en drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden,
op 9 augustus 2023.